‘Geloof jij het als ik op het dak
heb gewerkt?’, vroeg ik Celine bij thuiskomst.
‘Ja
hoor, als jij het zegt.’
Er
klonk geen enkele verrassing in haar stem. Alsof ik elke dag op grote hoogte
zit. Ik verwachtte eigenlijk: ‘Mama! Echt? Jij op het dak? Wauw!’
Ook
Benjamin leek alles behalve verbaasd bij het beeld van mij zo hoog boven de
grond. Hij keek me niet eens aan. En ik maar denken dat het spectaculair was, dat
ik mijn grenzen had verlegd.
Ik
vestigde mijn hoop vervolgens op Marcel. Hij zou het toch zeker een hele
prestatie vinden en super trots op me zijn?
Ik zou hem vertellen dat ik met onze
achterbuurvrouw als getuige echt tussen de dakpannen stond. Nee, niet op het
schuine dak. Ik heb het over het platte dak van onze schuur. Het schuine dak
van ons huis is mij te stijl en duizelingwekkend hoog. Met mijn evenwichtsprobleem
not done. Niet dat het platte dak my piece of cake was. Ik bleef vooral
ver bij de rand vandaan, tenzij daar waar ik me vast kon houden aan de
regenpijp. Dat was precies waar ik moest zijn.
Zie me staan, oog in oog met de
vieze drab onder mijn voeten. Dood, verrot blad vermengd met modder en drijvende
duivenuitwerpselen verwelkomden me. Jakkes! Waar was Marcel nu? Juist nu ik hem
het hardst nodig had hè? Stond ik hier, op het punt mannenwerk te doen. Nee, nu
niet zeuren over emancipatie en dat vrouwen dit ook moeten kunnen. Ik kan me
geen vriendin voorstellen die dit klusje wel even doet. Alle voorgaande keren liet
ik Marcel dit werkje met liefde doen. Mannenwerk, dat is dit.
Alleen
zuchtte het dak nu onder de leed van verstopping. De regenpijp liep niet door en
het moest NU opgelost worden. De komende
dagen zou het alleen nog maar meer regenen en Marcel was op zijn werk. Zo sprak
ik mezelf toe: ‘Meid, kan ik dit zelf? Yes
I can!’
Maar hoe kwam ik daar? Marcel zou
met een keukentrapje vanaf het terras zo op het dak klimmen. Mis ik toch zijn lengte
en spierbundels. Tja, je kan niet alles hebben, zullen ze daarboven hebben
gedacht! Aangezien ik van het kleinere en helaas ook slappere ben, moest ik de
weg via Benjamins slaapkamerraam nemen.
Met
regenlaarzen aan zette ik de eerste stap op de vensterbank. Vervolgens door het
geopende raam op het keukentrapje en daar stond ik: op het dak. Schroevendraaier,
schep, trekker, afvalzak, bezem en weet ik wat nog meer, lagen binnen
handbereik op de vensterbank. Genoeg om de boel op te ruimen. Hoewel ik net zo
lief de stofzuiger, stofdoek en een dweil erbij had willen hebben. Ik hou er
wel van om de boel eens goed te doen. Maar ja, het regende.
Als snel zat ik te pulken, pieren en
friemelen bij de regenpijp. Het duurde niet lang of het water kletterde en

Hoe is het mogelijk dat Marcel jaren
geleden hier stond alsof er geen enkel gevaar was. Hij verraste Benjamin en
zijn vriendjes tijdens een watergevecht. Opgegaan in hun eigen waterworld hadden ze niet door dat meneer
op het dak was geklommen met in zijn hand de tuinslang. Totaal onverwacht
werden ze bekogeld met een plons water, waar de ME van kan leren. De schrik zat
er goed in.
Een
andere keer moest Benjamins zelfgemaakte boog getest worden. Niets leuker om
dat vanaf deze hoogte te doen. Daar stonden de mannekes… vogel in het vizier… pijl
strak getrokken. Net toen ik via de achterdeur de tuin in stapte vloog de pijl
in mijn eierkoek.
Ook
bij het bouwen van een kabelbaan bleek de aanpandige schuur handig. Vanuit Benjamins
kamer zou de kabel (touw) leiden naar de krulwilg. Gebroederlijk maakten de kerels
een systeem waarmee een lego-poppetje niet alleen naar beneden kon glijden maar
ook weer teruggehaald kon worden. Ik was opgelucht, want ik dacht dat Benjamin
zelf via die kabelbaan naar beneden zou gaan en dacht alleen maar aan een
vriend die zijn rug gebroken heeft door zo’n attractie. Ik bedoel actie.
Nu wacht ik op de dag dat de mannen willen
testen of ze vanaf ons dakje al plassend het dak van de buren kunnen raken. Ik
vraag me af wat hen tegenhoudt? Als zelfs ik op dit dak durf…