zondag 26 oktober 2014

Kindertelefoon

Haar ogen stonden triest en haar mondhoeken die anders zo vrolijk staan hingen. Alsof ze al niet zielig genoeg keek, probeerde ze ook nog te huilen. Vochtige ogen was de beloning, maar een echte traan bleef uit. Daarvoor was haar tegenslag niet heftig (lees: echt) genoeg.

De moeite om op commando te huilen is een sport geworden in mijn gezin. Dochterlief is zeker niet de enige die het punt van vochtige ogen kan bereiken. Benjamin weet ook waterige ogen te krijgen als hij maar zijn best doet en wat hulp krijgt. Zo vraagt hij mij in zijn wijd open gesperde ogen te blazen. Om de reflex van knipperen tegen te gaan, houdt hij zijn ogen wijd open met zijn vingers. Ik vind het maar raar.
    Marcel, die man van me, staat met stip op de eerste plaats. Hij krijgt het niet alleen voor elkaar om traanogen te krijgen. Het lukt hem zelfs een traan uit zijn ooghoek te krijgen die nog over zijn wang rolt ook!

Terug naar Celine die mijn gevoelige moederhart probeerde te raken. Het werkte niet. Mijn medelijden bleef uit; ik bleef bij mijn punt!
    Het punt was, dat ik geen zin had om haar ontbijt te maken. Ik wilde deze zondagochtend gewoon even vrij. Wat de kinderen echter gewend zijn, is dat ik hen voorzie van een speciaal verwen-ontbijt. Een luxe waar ik even klaar mee was. Die boterham of cracker kon het meiske ook zelf beleggen. Zoals ze ook de appelsnijder weet te hanteren en drinken kan inschenken. Voor het gemak zou ze kiezen voor water. 
   Hoe dan ook nam ik vrij.

Ze verwachtte mijn onwil echter niet en keek intriest. Net op het moment dat Marcel fris en fruitig binnenstapte. Hij zag haar direct en keek meelijdend.
    ‘Ze is echt niet zielig hoor.’
    ‘Hoezo, moet je naar haar kijken. Ze kijkt zo bedroefd!’
    ‘Je gelooft het nog ook.’ Onbegrijpend kijkt mijn man me aan. Ik vertel verder: ‘Ik heb net gezegd dat ik geen zin heb om haar ontbijt te maken en dat ze het zelf moet regelen...’
    ‘…en dat vind ik niet lief, want het is altijd zo lekker,’ klinkt Celine sip.
    ‘En gemakzuchtig!’, vul ik trefzeker aan.
    ‘Ik zou de kindertelefoon bellen’, zegt meneer quasi serieus. Ik wist dat hij achter me zou staan.
    ‘Ja, ik denk dat ik dat maar doe. Maar eerst mijn ontbijt maken.’

Vorige week werd ik door Benjamin aan dit voorval herinnerd. Voor de derde keer moest ik hem vragen zijn bed af te halen. Wat is dat toch dat ik het allemaal oeverloos moet herhalen, vooral bij het mannelijke geslacht?
    Vervolgens wachtte ik boven op het beddengoed en riep nog eens waar alles bleef. Ja hoor, daar kwam hij aan met alle beddengoed. Een grote prop bedwaar vulde zijn handen. Zag ik daar nou zijn kussen tussen zitten? En het dekbedhoes is wel erg dik.
    ‘Wat moet dit voorstellen?’, vroeg ik hem en hield het dekbed met hoes eromheen omhoog. ‘De hoes moet er af.’
    ‘Ik kan dat niet!’
    ‘Je kan me wat! Haal het dekbed er uit!’ Ik werd nu echt bijna boos.
    Zuchtend en mopperend ging het jochie aan de gang. 
   ‘Het is niet eerlijk, dit is kinderarbeid.’
    ‘Zal ik je het nummer van de kindertelefoon geven?’ Ik wist dat Marcels opmerking aan Celine me ooit van pas zou komen.
    ‘Ja, doe maar.’ Volgens mij hoorde ik wat bedenkelijkheid in zijn antwoord. Onderwijl had hij wel het dekbed uit de hoes en hield die omhoog. Ik juichte.
    ‘Je kan het!’ 
   Benjamin smeet ‘m in mijn richting en was voor ik er erg in had weer gevlucht. Hij ging natuurlijk weer verder met het bouwen aan zijn LEGO gun. Ik had hem ook wel erg gestoord natuurlijk.

Voor ik goed en wel de boel in de wasmachine had zitten, kwam hij echter weer naar boven stormen. Ik schrok ervan.
    ‘Als ik dan toch de kindertelefoon ga bellen moet ik wel een goede reden hebben, vind je niet? Wil je me hiermee slaan.’
    ‘Met die zweep?’
 

woensdag 22 oktober 2014

After blog



Stond ik daar! Alles klaar om op weg te gaan en voorbereidingen te treffen voor het Sweet Sixteen feestje van dochterlief. Ik moest alleen nog even iets checken op mijn laptoppie. Daar ging het goed mis.

Van de een op de andere seconde, vulde stress mijn huiskamer. Dit kon ik er echt niet bij hebben.
    ‘Ik moet weg, ga nou aan!’, kermde ik tegen het beeldscherm. Die bleef echter zwart. Een beter moment suprême om kapot te gaan, kon mijn laptopje niet bedenken.
    ‘Aaaargggggh! Marcé-hel! Hellup!’

Hiermee ging mijn geweldige idee om een Sweet-Sixteen-live-blog te schrijven in zwart op.Het leek zo'n super leuk plan.
    Natuurlijk kon ik een andere laptop meenemen, maar de plotselinge wisseltruc van Windows 7 naar Windows 8 is niets voor mij. Ik en flexibel?

Erger dan geen blog, was dat op het bureaublad van mijn schijnbaar gestorven computertje, een mapje stond met foto’s van Celine. De hele afgelopen week heb ik uren besteed aan het doorzoeken van zestien jaar foto’s. Zeg maar gerust: duizenden digitale foto’s gezien, want dit mens maakt belachelijk veel foto’s. Het digitale tijdperk hè? Ik was er even minder gelukkig mee.
    Daar ging mijn idee van het fotofilmpje. Ik zou er maar zo een zwartgallig beeld van krijgen, wat totaal niet past bij het kleurrijke leven dat we met Celine hebben.

Gelukkig was daar Marcel. Hij kan toveren, dat bleek nu weer. Hij zorgde ervoor dat de foto’s via het televisiescherm en ons draadloos netwerk op een andere laptop gezet konden worden. Zo klonk mijn: ‘Hoera!’ voor Marcel en vond ik het digitale tijdperk ook weer niet zó heel erg.

Tijd om naar de feestlocatie te sprinten. Tassen vol eten, lekkers en versieringen werden in de auto gedropt en deuren dichtgesmeten. Over een kwartier, om 17.45 uur, zou de eerste gast arriveren. Gelukkig dook Marcel achter het stuur, want om op tijd te zijn, moesten we racen. Weer zo’n specialiteit van hem.

Al snel ontving ik de eerste gasten, terwijl Celine dacht dat iedereen pas vanaf 20.00 uur zou komen. Ze dacht wel meer van haar Sweet Sixteenfeestje te weten. Wat ze niet wist, was mijn wekenlange lidmaatschap in een WhatsAppgroep dat bestond uit veertien meiden en één jongen. Het voelde als een hele eer. Of kon ik beter zeggen: een dagtaak? Het aantal berichten was niet van de lucht. Het hield me van de straat. Ons doel Celine te verrassen.
    Regelmatig ging het in de chat nergens over. Maar gelukkig werden ook belangrijke zaken besproken. Zo hadden we het over een spandoek en wat daar op moest komen. Ook bedachten we tekst op het lied ‘Let it go’ uit de film ‘Frozen’. Wat een moeilijk lied! Natuurlijk werd ook afgesproken wie mee ging helpen met de boel versieren. Terwijl Celine dacht dat opi en omi me zouden helpen. Als grap zou iedereen een winterpeen geven. Dat vindt ze lekker! En paarden gelukkig ook, want hutspot is niet onze favoriet.

Terwijl Celine thuis stuiterend van spanning door het huis ging, ontving ik bekende en onbekende jonge gasten en veranderden we samen de ontmoetingsruimten van de kerk in twee gezellige feestruimten en zetten we de puntjes op de i.
    Al met al vond ik het spannend, want nu kwamen zestien mensen samen. Mensen van school, tienerclub, scouting, buurtvriendinnen en het vriendje zouden elkaar voor het eerst na wekenlang chatten nu live ontmoeten. Ik was benieuwd of dat wel goed kon gaan.
    Ook ik kende lang niet iedereen. Sommigen waren compleet onbekend, waar ik anderen wel eens vluchtig ontmoet had. Weer anderen maakten mijn huis soms kortstondig onveilig en anderen zijn kind aan huis. Nu kwamen ze samen om één meisje dat nog mistte te verrassen. We werkten samen aan versieren van de boel,  oefenden het lied en aten samen.
    Al snel ontdekte ik dat het meisje dat deze mensen samenbracht bijzondere vrienden heeft. Het klopte met elkaar en dat gold voor al die zestien uur dat we samen waren.

Nu is alles opgeruimd en opgeborgen. Zelfs het beeldscherm van mijn laptopje doet het weer.
    Ik kijk vol verwondering terug. De live-blog gemist, maar wat blijft is mooier: mijn verraste verbazing. Het is toch wonderlijk hoe één meiske, mijn meisje, zoveel verschillende mensen bij elkaar kan brengen en er geen onvertogen woord viel. Een feest vol gezelligheid, saamhorigheid en verrassingen met een stralende zestienjarige als middelpunt.

Daar was het om te doen. Missie geslaagd met enorm veel dank aan de geweldige vrienden van Celine. Daarmee de stressvolle start vergeten en een super voldane dochter in huis. Zelfs nog deze blog als toegift.
    Blijft één ding: Wat is het stil op WhatsApp.


zaterdag 11 oktober 2014

Melancholie


Hij heeft zijn portefeuille op schoot liggen. Die moet nodig even opgeruimd worden. Bonnen worden eruit gehaald, geld geteld en verlopen airmiles bonnen komen tevoorschijn. Dat is echt iets voor hem. Als groottanker, geef ik hem die bonnen met het idee: hij maakt met een grotere auto en dan ook grotere benzinetank natuurlijk ook meer kilometers. Dat is automatisch meer extra miles in the air. Maar ja, dan moet ie wel bij het tanken de bonnen inleveren aan de kassa. 
    Laat dat nou net iets teveel gevraagd zijn. Wat bij hem in zijn portefeuille verdwijnt, komt er eigenlijk maar moeilijk weer uit.

Plotseling valt Marcel stil. Een stilte die mij doet opschrikken. Net kletsten we nog lacherig over de verlopen bonnen, nu ineens deze ijzige stilte. What happened?
    Als ik opkijk naar mijn manneke, schenk ik van schrik bijna het water uit de waterkoker over de rand van de beker. Hij heeft een papiertje in zijn hand. Niet dat ik daar van schrik; nee, het is zijn aanblik. Waar komt die melancholische uitdrukking ineens vandaan?
    Met een haast verdrietige blik kijkt hij naar het papiertje tussen zijn duimen en wijsvingers. Dat ik dichterbij kom en thee voor hem neerzet wordt niet opgepakt.
    Dan zie ik dat het een foto is waar hij naar kijkt. Een foto die hem waarschijnlijk herinnert aan momenten uit het verleden.

Het zal wel een foto van onze dochter zijn.  Ik bedoel maar, als het een foto van mij zou zijn, zou hij verliefder kijken. Er zouden hartjes in zijn ogen verschijnen, vergezeld van een big smile. Ja echt, hij is namelijk héél blij met mij. Deze weemoedige blik klopt daar niet bij.
    Zo weet ik dat het een foto van Celine moet zijn. Ze is zomaar ineens gisteren zestien jaar geworden. Waar zijn al die jaren gebleven? Hoewel we er al die tijd bij waren, zijn ze toch door onze handen geglipt. Voor we het weten is ze achttien. Zelfs ik krijg een brok in mijn keel.

Of is het een foto van Benjamin? Ik bedoel maar, hij is ons andere lieverdje. Met zijn  dertien jaar, volgt hij zijn zus in de voetsporen. Dat deed hij al in zijn lengte, want ook hij is mij voorbij gegroeid. Wat een kereltje (nog even) met de daarbij behorende kerel-hobby’s. Geweren maken en levensecht tekenen en natuurlijk computer spelletjes doen. Het is zijn leven. Maar ook specialiseert hij zich in het maken van filmpjes. Dat is dan weer een hobby, waarbij ik niet in paniek uitroep: ‘Help!’

Ondertussen zit hij daar nog, mijn man. Nog steeds down. Waar is mijn anders zo nuchtere, realistische, koelbloedige man? Melancholisme is meer mijn rol. Als hij die rol op zich neemt, moet ik zeker de nuchtere zijn en hem steunen. Ik ga rustig naast hem zitten en kijk mee naar de foto tussen zijn vingers.

    ‘Oh, dat ben ik!’
    ‘Ja, wie dacht je dan?’
    ‘Eén van de kinderen.’
    ‘Nee, moet je zien wat een lekker ding je daar was.’ Ik begin gelijk te glunderen terwijl hij verder praat.
     ‘Ik vind dit echt één van de mooiste foto’s die van jou zijn gemaakt.’ Hij krijgt weer hartoogjes, wat een geluk. 
    Ik neem de foto van hem over en hoop op de achterkant te zien wanneer die is gemaakt. Het staat er niet op, maar het is van een langer verleden.

Ineens kijkt Marcel me indringend aan, geen melancholie te bekennen. Hij lijkt mijn gezicht te inspecteren. Wat wil hij zien? Wil hij geen rimpels ontdekken, geen grijze haren aantreffen, geen bril op mijn neus en geen gehoorapparaat aan mijn oor zien?
    Da’s dan jammer... Ik ben wat jaartjes ouder geworden. Ik wil me er voor verontschuldigen, maar voordat ik ook maar iets kan zeggen zegt hij:
    ‘Heb ik nog garantie?’

zaterdag 4 oktober 2014

Angsthaasje

Laatst noemde iemand me stoer, omdat ik alleen wandel. Ik voelde me best trots. Die persoon moest eens weten. Eigenlijk ben ik een angsthaasje, juist als het gaat om alleen wandelen. Ik kan het maar beter eerlijk bekennen. Het is juist daarin dat ik wat angst heb overwonnen, zeg ik flink!

   Eerder vorig jaar is een knop omgegaan. Ik zag fitness niet meer zitten, maar bewegen moest en werd aangemoedigd door mijn Mensendieck therapeut. Zij ontdekte mijn liefde voor natuur en opperde het idee dat ik een paar keer per week kon gaan wandelen. Natuurlijk zei ik niet dat ik in mijn uppie wandelen eng vind. Wat betekende dat ik haar raad wel op moest volgen.
   Eerst binnen de bebouwde kom. Wat na een paar maanden begon te vervelen. Alle voortuintjes waren inmiddels wel tig keer beoordeeld en de bloemperken kaal geplukt. Nee, niet door mij!
   Het was tijd me buiten de bebouwde kom te wagen. Via een mooi wandelpad vlak buiten de rondweg en lopend over bedrijventerrein kwam ik bij een volgend tunneltje en bevond me weer binnen de rondweg. Het park waar ik in kwam ken ik op mijn duimpje, want het gebruikelijke rondje-er-om-heen ligt hier. Deze route verveelde snel. Terwijl ik al die tijd wist dat een bos om de hoek ligt.

Het was een stoere dag; de dag waarop ik mijn wandelschoenen aandeed en solo naar dat bos ging. Dat was lef, als je bedenkt dat achter elke boom een enge man kan staan of er vanachter ieder bosje een creep op me af kan springen.
   Ik dacht veiliger te zijn op fietspaden en liep zo op verharde wegen door het bos. Altijd was er wel een fietser vlakbij of in de verte. Dit voelde safe. Als een of andere viespeuk achter een boom vandaag zou komen, werd het gezien en ik daarbij gered!
   Tot op dat fietspad de eentonigheid weer zijn intrede deed.

De ultieme overwinning was toen ik de fietspaden afstapte en de wandelpaden betrad. Een wereld ging voor me open. Met de seizoenen mee, kwamen verrassingen op mijn pad in de vorm van velden vol bloemenpracht, vlinders en bijen die voor me uit fladderden en vlogen, een mol die wegschoot voor mijn voeten, elke keer wel een reiger gezien en nooit de reeën gespot. Ik geef niet op, ze moeten ergens zijn.
   Wel stap ik altijd bibberachtig flink door… Tot er een hond aan kwam.

Kijk, dan heb ik het over een angst waar ik niet vanaf durf te komen. Die voor honden. Te vaak ben ik verrast door hun gedrag. Mijn zus werd eens gebeten door een hond, waar even eerder van werd gezegd:
   ‘Hij doet geen vlieg kwaad!’ Een mens dus wel! Rot joekel.
   Een andere keer wilde Benjamin een hond aaien, dat mocht van het baasje. Vervolgens werd zijn hele gezicht afgelebberd. Benjamin schrok zich een drol en bleef vanaf toen verre van honden.
   Niet veel later liep ik met Celine naar school. Ze zou haar nieuwe rok op school showen.  Niet dus! Er kwamen twee puppies op haar af. Ze leken zo schattig; sprongen speels om haar heen tot eentje zonodig haar rok kapot moest bijten. Het kind was compleet overstuur en wilde alleen maar weg. Het baasje was in geen hondenspeelweide te bekennen. Mag ik even boos zijn?

Nu kom ik die onbetrouwbare gevaartes steeds weer tegen en loop er graag voor om. Dat kan echter niet altijd. Dan kijk ik de hond vooral niet aan en ga met een grote boog eromheen, ondertussen mijn adem inhoudend. Ik krijg het er benauwd van.

Maar kom ook al wandelend op goede ideeën: ik MOET een hond! Daarmee zou ik me veel veiliger voelen en in andere bossen durven wandelen. Alleen durf ik niet aan een hond. Bovendien, wil ik al die zorg niet.
   Daarom kan ik natuurlijk doen alsof: ik hang een riem om mijn nek, een hele brede, zodat het lijkt alsof ik een grote hond heb. Dan neem ik ook zo’n ding mee waarmee ik een tennisbal kan wegschieten en een bal. In mijn ander hand een muilkorf. Die hou ik dan lekker opzichtig vast. Geen engerd die mij durft te pakken toch?

Komt er dan toch nog zo’n griezel achter me aan, dan kan ik altijd roepen naar mijn hond. Ik weet zijn naam al:
   ‘Terminator!’