Haar ogen stonden triest en haar mondhoeken die anders zo vrolijk staan
hingen. Alsof ze al niet zielig genoeg keek, probeerde ze ook nog te huilen. Vochtige
ogen was de beloning, maar een echte traan bleef uit. Daarvoor was haar
tegenslag niet heftig (lees: echt) genoeg.
De moeite om op commando te huilen is een sport geworden in mijn gezin. Dochterlief is zeker niet de enige die het punt van vochtige ogen kan bereiken. Benjamin
weet ook waterige ogen te krijgen als hij maar zijn best doet en wat hulp
krijgt. Zo vraagt hij mij in zijn wijd open gesperde ogen te blazen. Om de
reflex van knipperen tegen te gaan, houdt hij zijn ogen wijd open met zijn
vingers. Ik vind het maar raar.
Marcel, die man van me, staat met stip op de eerste
plaats. Hij krijgt het niet alleen voor elkaar om traanogen te krijgen. Het
lukt hem zelfs een traan uit zijn ooghoek te krijgen die nog over zijn wang rolt
ook!
Terug naar Celine die mijn gevoelige moederhart probeerde te raken. Het
werkte niet. Mijn medelijden bleef uit; ik bleef bij mijn punt!
Het punt was, dat ik geen zin had
om haar ontbijt te maken. Ik wilde deze zondagochtend gewoon even vrij. Wat de
kinderen echter gewend zijn, is dat ik hen voorzie van een speciaal verwen-ontbijt.
Een luxe waar ik even klaar mee was. Die boterham of cracker kon het meiske ook
zelf beleggen. Zoals ze ook de appelsnijder weet te hanteren en drinken kan inschenken.
Voor het gemak zou ze kiezen voor water.
Hoe dan ook nam ik vrij.
Ze verwachtte mijn onwil echter niet en keek intriest. Net op het moment
dat Marcel fris en fruitig binnenstapte. Hij zag haar direct en keek meelijdend.
‘Ze is echt niet zielig hoor.’
‘Hoezo, moet je naar haar kijken.
Ze kijkt zo bedroefd!’
‘Je gelooft het nog ook.’ Onbegrijpend
kijkt mijn man me aan. Ik vertel verder: ‘Ik heb net gezegd dat ik geen zin heb
om haar ontbijt te maken en dat ze het zelf moet regelen...’
‘…en dat vind ik niet lief,
want het is altijd zo lekker,’ klinkt Celine sip.
‘En gemakzuchtig!’, vul ik trefzeker
aan.
‘Ik zou de kindertelefoon
bellen’, zegt meneer quasi serieus. Ik wist dat hij achter me zou staan.
‘Ja, ik denk dat ik dat maar
doe. Maar eerst mijn ontbijt maken.’
Vorige week werd ik door Benjamin aan dit voorval herinnerd. Voor de
derde keer moest ik hem vragen zijn bed af te halen. Wat is dat toch dat ik het
allemaal oeverloos moet herhalen, vooral bij het mannelijke geslacht?
Vervolgens wachtte ik boven op
het beddengoed en riep nog eens waar alles bleef. Ja hoor, daar kwam hij aan met alle
beddengoed. Een grote prop bedwaar vulde zijn handen. Zag ik daar nou zijn
kussen tussen zitten? En het dekbedhoes is wel erg dik.
‘Wat moet dit voorstellen?’, vroeg
ik hem en hield het dekbed met hoes eromheen omhoog. ‘De hoes moet er af.’
‘Ik kan dat niet!’
‘Je kan me wat! Haal het dekbed
er uit!’ Ik werd nu echt bijna boos.
Zuchtend en mopperend ging het
jochie aan de gang.
‘Het is niet eerlijk, dit is kinderarbeid.’
‘Zal ik je het nummer van de
kindertelefoon geven?’ Ik wist dat Marcels opmerking aan Celine me ooit van pas
zou komen.
‘Ja, doe maar.’ Volgens mij
hoorde ik wat bedenkelijkheid in zijn antwoord. Onderwijl had hij wel het
dekbed uit de hoes en hield die omhoog. Ik juichte.
‘Je kan het!’
Benjamin smeet ‘m
in mijn richting en was voor ik er erg in had weer gevlucht. Hij ging
natuurlijk weer verder met het bouwen aan zijn LEGO gun. Ik had hem ook wel erg
gestoord natuurlijk.
Voor ik goed en wel de boel in de wasmachine had zitten, kwam hij echter
weer naar boven stormen. Ik schrok ervan.
‘Als ik dan toch de
kindertelefoon ga bellen moet ik wel een goede reden hebben, vind je niet? Wil
je me hiermee slaan.’
‘Met die zweep?’