Vandaag is de stoet met
rouwauto’s weer voorbij gereden. Ik was er deze keer geen getuige van, maar denk terug aan donderdag. Een wandelvriendin en ik raakten in discussie.
‘Ik vind het sensatiezoekerij. Mensen moeten juist niet aan
de weg gaan staan’, zei ze verbouwereerd.
‘Ik ben juist van plan vanavond aan de weg te gaan staan.’
‘Waarom?’ klonk ze verontwaardigd.
‘Ik zie dit als de enige manier om de laatste eer te bewijzen aan
zoveel mensen die zo plotseling en op zo een akelige manier de dood vonden. Niks
sensatie, maar juist medeleven met de nabestaanden. Ik ga ervan uit dat iedereen
daar zo staat.’
Medeleven betuigen. Bij
het zien van één rouwauto, val ik stil, sta ik stil met een brok in mijn keel,
want anderen hebben iemand verloren. Een dierbare, een familielid, iemand die
niet gemist zou moeten worden.
Deze week was ik getuige van 149 rouwauto’s die langsreden.
Zoveel mensen hebben verdriet en moeten vol ongeloof naar deze beelden kijken,
als ze al kunnen kijken. Ik stond daar uit medeleven, maar dacht ook aan mensen
in mijn nabijheid die niet deze week, maar op andere momenten een dierbare hebben
verloren. Niet alleen deze week, maar elke dag daarvoor, overal zijn mensen in
rouw gedompeld. Ik wil niet aan hen
voorbijgaan, juist nu niet. Mijn gedachten gingen ook naar hen uit.
Zo stond ik langs de A27.
Auto’s, motoren, bestelbussen en vrachtwagens raasden voorbij.
Dan de laatste auto, de laatste vrachtwagen en het geluid verstomt. Op de
andere rijbaan gaan de matrixborden op 70. Remlichten flitsen aan en uit,
sommige bestuurders gaan op de vluchtstrook staan. Dit is zwaar tegen de wens
van Rijkswaterstaat en Politie in. Aan deze kant stappen mensen over de
vangrail de weg op. Onwillekeurig vraag ik me af: hoe dichtbij wil je? Is dit
jouw manier van de laatste eer bewijzen? Is de laatste eer misschien ook te
tonen in respect voor regels die genomen worden en waarschuwingen voor ieders veiligheid?
Zijn dit dan toch sensatiezoekers?
Vanuit de verte doemen alarmlichten
op. Mensen gaan staan, alles wordt stil. Een donkerblauwe auto, daarachter acht
motoragenten, dan volgt de stoet rouwauto’s. Dichterbij, nog dichterbij, weer dichterbij.
Een brok in mijn keel, mijn hand in ontzetting voor mijn mond, betraande ogen.
Zoveel auto’s, zoveel doden.
Nu in het echt is het zo
anders dan op televisie. Die beelden vond ik al schokkend en verdrietig. Blijkbaar
bleef het toch op afstand. Terwijl de auto’s aan me voorbijgaan, zo dichtbij, lijkt de
stoet langer en de lading zwaarder. Het is echt!
De laatste rouwauto, de
laatste politieauto. Even verderop drie auto’s van Rijkswaterstaat en wat later vier politieauto’s met daarachter de gebruikelijke weggebruikers. De stilte, de
leegte is voorbij.
Iedereen die hier was,
gaat weer terug naar huis. Lopend, fietsend of met de auto. Het is druk. Het zal
nog even duren voor iedereen weer goed op weg is. Nog amper dit gedacht hoor ik
een auto toeteren. Ik schrik ervan en kijk op.
Aan de andere kant van de doorgaande weg willen auto’s vanaf de parallelweg
de grote weg op. Dat is vanaf daar niet gemakkelijk. Het is druk en zonder
stoplichten lastig om je de hoofdrijbaan op te wagen. Ik zie een rij auto’s achter
elkaar wachten. Blijkbaar duurt de eerste te lang in de ogen van een ander en ‘TOET!’
Het maakt me boos! Even geleden stonden we hier met honderden te
kijken. We leken één en waren samen stil? Nog geen tien minuten later ‘TOET.’ En
waarom? Omdat de persoon ervoor niet snel genoeg was? Verontwaardigd vraag ik
me af: waarom was die Toeter hier? Voor de sensatie?
Ik kan niet anders dan me
afvragen: wordt het niet tijd dat we elkaar eens met meer respect behandelen? We
eren de doden en dat moeten we blijven doen. Maar misschien is het tijd om ook de
levenden te eren.
World peace is blijkbaar
in ons eigen wereldje al een hele opgave.