In de
zomerperiode is het toch ietsjes te veel geworden. Op zich verwachtte ik dat
het niet zo moeilijk zou zijn om er vanaf te komen: gewoon minder snoepen. Maar
dat blijkt niet genoeg. De maaltijden moeten zuiniger; de tussendoortjes
slanker! Met wat meer discipline krijg ik die kilootjes wel klein.
Vergeet ik
toch die lekkerbek waarmee ik dit huis deel. Met hem naast me is het
makkelijker gezegd dan gedaan. Met zijn 1.88 m tegen 63 kilo mag, nee moet, hij
juist extra eten en dus gaat er vooral ’s avonds heel wat extra’s dat bekkie
in. Drop, chips en koek worden zonder problemen verorberd, nou ja, soms gevolgd
door misselijkheid, maar altijd met de woorden: “Ik moet er nog van groeien.”
In de
breedte ja!
Hoewel
Marcel en ik elkaar behoorlijk aanvullen in verschillende dingen, is dit een
zware tegenstrijdigheid!
Of toch
niet? Ik draag de kilo’s die Marcel mist en hij heeft de lengte waar ik wat van
zou willen hebben? Hm, dat we elkaar ook hierin aanvullen heb ik eigenlijk
nooit zo gezien! Heb ik hier dan vrede mee?
Nee! Je zou
toch elke avond los kunnen gaan… Dat wil ik ook kunnen/mogen/willen!
Met de
gedachte dat mijn manneke ook vanavond weer van alles naar achteren gaat
werken, vraag ik hem om niet te gaan snoepen. Ik heb zo’n snoepzin, verleid me
dan niet?!
Solidariteit
is wat ik vraag. Dat is toch niet teveel gevraagd?
Zie mij een
poosje later achter mijn laptop; geconcentreerd bezig met wat dan ook en zie in
mijn ooghoek hoe Marcel van de bank opstaat. Ik schenk er weinig aandacht aan,
ben me er amper van bewust. Hij loopt richting snoepkast, buigt zich door de
knieën en werpt een blik in de kast. Ineens zie ik hoe sluiperig hij zich
gedraagt. Alsof hij niet gezien mag worden, maar toch wél gezien wil worden.
Ken je dat?
Gluiperig, maar zó opvallend dat je moet kijken?
Hij krijgt
inmiddels mijn volle aandacht en kijkt terug alsof ik hem heb betrapt. Dat
verandert snel in een big smile, terwijl hij zich ongemerkt probeert te
verplaatsten naar de andere kast waar de bakjes staan.
Hij
verzucht: “Jammer!”
“Jammer dat
ik doorheb dat jij weer los gaat in een schranspartij?” vraag ik.
“Nee,” zegt
hij, “jammer dat je me ziet!”
”Oh, dus,
ik mag niet zien dat jij als een zakkenroller in mijn kast zit te neuzen? Dat
je vervolgens iets verbergt onder je vest? Je loopt met een flinke bobbel onder
je vest naar de andere kast om een bakje te pakken? En ik moet doen alsof ik je
niet zie? Gedraag je dan niet zo opzichtig!!! Trouwens je bent dan wel super
mager, maar ook heerlijk lang, dus hoewel ik wel om je heen kan kijken kan ik
niet óver je heen kijken.”
Daar staat
hij dan en ik hoop niet dat het een ‘raad-wat-ik-onder-mijn-vest-heb’ spelletje
wordt?
Hij lacht
en loopt terug naar de bank. Stapelt daar de vier kussens op en verstopt zich
erachter, zodat ik hem écht niet zie en zo ook niet weet wat hij eet. Denkt
hij!
Ik ben dan
wel half doof, maar dit hoor ik zeker wel!
”Lekkere
chips, schat?”
“Hoe weet
je dat ik chips eet?”
“Omdat ik
zit te schudden op mijn stoel van het gekraak!”
Ik kruip
naar hem toe en eet gezellig met hem mee! Of toch niet? Wat denk je?
Weet ik me te beheersen, of ga ik samen met Marcel los in het eten van
paprikachips?