zondag 27 november 2016

Sinterklaasgedicht

Ja hoor, hij is weer in het land. De ouwe duikelaar met zijn paard en zwarte piet.
Oh nee, dat mag ik natuurlijk niet zeggen. Even overnieuw:
    Ja hoor, hij is weer in het land. Die gouwe ouwe met zijn paard en zwarte piet.
Oeps, dat mag vast ook niet. Dan nu goed:
    Ja hoor, hij is weer in het land. Sinterklaas met zijn paard en zwarte piet.
Wat? Is het weer niet goed? Dacht ik te gaan schrijven over Celine, blijf ik hangen in deze  zin. Dit kan nog een heel lange blog worden. Daarom nu mijn laatste poging:
    Ja hoor, hij is weer in het land. Sinterklaas met zijn paard en identiteitscrisispiet.
Yes! Het is gelukt die zin er uit te krijgen. Kan ik nu eindelijk naar Celine, mijn achttien jarige dochter. Ze gaat door voor volwassen, dat is wat je voor ogen moet houden.
Celine zag laatst dat Sinterklaas en kornuiten aankwamen in onze woonplaats. Ze las het in de plaatselijke krant en sprong van geluk van de bank.
‘Mama, dan mag ik mijn schoen zeker ook zetten?!’ Van verbazing viel ik van de bank.
‘Hoe oud ben jij nou eigenlijk? Waarom je schoen zetten? Je weet toch wie in dit huis
daadwerkelijk sinterklaar is en wie zeurpiet? Als er al iemand haar schoen moet zetten ben ik het. Al die jaren hadden we te maken met een vergeetachtige sinterklaas, want iedereen kreeg iets, waar mijn schoen leeg bleef. Dus ik zet mijn schoen dit jaar en ik wil er geen andere naast zien staan.’
Scheld ik sinterklaas uit voor vergeetachtig, blijkt hij dat van mij te hebben, want dagen gaan voorbij zonder dat mijn schoen op de plek komt waar alle voorgaande jaren de schoenen van kinderen en man stonden.
    Tot eerder genoemde volwassen dochter die niet alleen één van mijn laarzen, maar ook één van Marcels schoenen, een paar schoenen van Benjamin en wat schoenen van haarzelf pontificaal in de kamer neerzette. Op mijn vraag:
    ‘Lijkt dit alles niet wat oneerlijk?’, keek ze me niet begrijpend aan.
    ‘Zorg jij nou maar voor een mooi gedicht voor Sint, een wortel en suikerklontjes voor Amerigo en een verrassing voor Piet, dan komt het vast allemaal goed.’
    ‘Ook dat nog, veeleisend stelletje dat Sinterklaastuig! Maar een verrassing voor Piet? Daar heb ik nooit iemand over gehoord.’
De volgende ochtend ben ik helemaal van mijn stuk, want warempel alle schoenen zijn gevuld. Ieder van ons heeft één of meerdere pakjes te openen. Hoewel iedereen verrast is, kijkt Celine niet blij.
    ‘Sinds wanneer heb jij last van ochtendhumeur?’ klinkt Marcels vage ochtendstem.
    ‘Inderdaad, moet je zien hoe oneerlijk,’ val ik hem bij, ‘ik vind één cadeau in mijn laars en jij krijgt er drie!’
    ‘Vier!’, zegt Celine maar haar humeur blijft onder de maat. Dan verteld ze: ‘Ik droomde dat sinterklaas heel teleurgesteld bij onze schoenen stond. Er lagen geen wortel, suikerklontjes, tekening of gedicht voor hemzelf en Piet. Zelfs geen mandarijnen.’ Ze wees naar de mand mandarijnen naast me als om te zeggen: hoe moeilijk kon het zijn om tenminste mandarijnen op de grond te leggen?
    ‘Oef, ik ben echt stout geweest!’ Ik stond op om in de hoek te gaan staan. Ik vergat dit alles, waar de ouwe reus gewoon niet vergat iets in mijn schoen te doen.
    ‘Maar mama, ik droomde ook dat een dankjewelliedje hem blij zou stemmen.’
    ‘Je bedoelt hier en nu, met onze slaapstemmen?’
    ‘Nu hoort ie het misschien nog voordat hij weer een dak verder gaat.’
Als snel sta ik naast man en zoon bij de schoenen te zingen met krakende, schorre ochtendstemmen:
    ‘Dank u Sinterklaasje…’ Het klinkt echt als geen pepernoot.
    ‘en zwarte piet die geen zwarte piet meer heten mag,’ zingt Marcel er vlot achteraan.
    ‘En nu nog een gedicht!’ zegt Celine.
    Kom ik er toch niet zo gemakkelijk vanaf zeg.


Allerliefste Sinterklaas

Hier alsnog een gedicht voor u

Zodat u snel blij kijkt, hier en nu

Ik weet, ik stelde u erg teleur

Natuurlijk begrijp ik uw afkeur

Met dit gedicht maak ik het goed

Zodat u verder kan met spoed

Andere kindertjes wachten vol smart

Dus verdwijn maar snel voor mijn part

Want ik heb mijn buit al wel binnen

Zelfs een blog vol nonsens zinnen

Maar eerst klinkt nog mijn DANK U WEL

Nu wegwezen en heel snel!

Tot volgend jaar, vermoed ik maar zo

Zo eindig ik deze one-woman-show

zondag 20 november 2016

Lasagne



Met ons hoofd boven een bord left overs vraagt Benjamin ineens:
    ‘Mam, wanneer eten we weer eens lasagne?’
    ‘Dat staat nou net op de planning voor volgende week.’ Hij is blij!
    Celine daartegenover niet. Ze kijkt sip naar haar bami. Ik weet het maar al te goed: hoe lekker ik mijn eigen brouwsel voor een heerlijke schaal lasagne ook vind, zij wordt er niet warm van. Ze zou nu het liefst haar omi bellen om daar te gaan eten. Helaas zijn opi en omi op vakantie.

    ‘Ik ben ook van plan stamppot te maken.’ Ik hoop dat Celine daarmee opklaart.
    ‘Lekker! Mama, maak je dan boerenkoolstamppot?’, is Benjamins auto reply.
    ‘Ik dacht aan spruitjesstamppot.’
    ‘Wat? Nee!’, verzucht zelfs Marcel. Waar hij het lef vandaag haalt weet ik niet. We hebben nog nooit spruiten in stamppot gegeten. Misschien is het wel knetter lekker.
    ‘Mama, ik wil liever zuurkoolstamppot,’ klinkt Celine en kijkt me smekend aan.

Wil jij geloven dat boven de kliekjes op ons bord er ruzie ontstaat tussen de twee jongsten aan tafel. De één wil boerenkool- de ander zuurkoolstamppot. Nog even en de vorken vliegen over en weer over tafel. Gelukkig grijpt Marcel in.
    ‘Oké, we doen meeste-stemmen-gelden. Wie wil er boerenkool?’ Daar gaat één hand van Benjamin, daar gaat nog één hand. Die van Marcel. Om zichzelf nog kracht bij te zetten, steken ze beiden hun andere handen in de lucht. Daarbij kijken twee paar ogen smekend en kwijlend in mijn richting.

Er komt niet één hand, maar er komen ook geen twee handen bij. Beteutering is mijn uitzicht.
    ‘Wie wil zuurkool?’, klink ik nog even om het lekker in te smeren. Daar gaan Celine’s en mijn handen de lucht in. Helaas zijn er niet meer handen.
    ‘Dat maakt het gelijkspel, de meeste-stemmen-gelden werkt niet echt pap. Wat nu?’ Celine is uiteraard blij met deze uitslag, want haar keus is nog niet van tafel.
    ‘Als wij zeggen: meiden tegen de jongens. Dan winnen wij toch Celine, want vrouwen gaan altijd voor.’
    ‘Als de mannen geweest zijn.’ Klinkt Benjamin alsof zijn uitspraak nog enig verrassing teweeg brengt.
    ‘Dan telt de hoogste leeftijd van het team,’roept Marcel. Juist omdat hij het roept, vermoed ik het verlies van dochterlief en mij. Daarom weiger is als anti-reken-wonder dit als graadmeter te gebruiken. Het voelt gewoon niet goed.

Nu ik deze blog schrijf heb ik tijd om even hoofd te rekenen: Marcel + Benjamin = 63 jaar. Irene + Celine = 62 jaar. We zijn samen niet eens veel jonger dan de mannen, sterker nog: na mijn verjaardag zijn we even oud. Eigenlijk voel ik me dankzij Celine’s leeftijd toch best bejaard!

    ‘Laat de leeftijd maar achterwege. Slecht plan,’ roep ik uit. Elk van Marcels ideeën zijn sowieso een slecht voorteken, want hij staat aan Benjamins kant. Stelletje boerenkool slurpers.
    ‘We gaan voor wie het meest volwassen zijn,’roept Celine en maakt me eeuwig dankbaar.
    ‘Dus jij ziet mij als volwassener dan papa?’
    ‘Tuurlijk mam!’ Die compliment laat ik even binnenkomen, maar veel tijd om te stralen is er niet, want Benjamin proest het uit.
    ‘Jullie,’hij wijst van Celine naar mij en terug, ‘volwassen?’, en strooit meer kaas naast dan op zijn bord macaroni. Heel volwassen ja.
    ‘Wie het eerst…’
    ‘Jongens, jongens, jullie gaan zo enorm aan één ding voorbij.’ Klink ik zelfs in eigen oren griezelig zeker van mijn zaak.

Ineens vallen de mannen akelig stil. Dat is heus niet omdat ze hun mond vol eten hebben. Sterker nog ze krijgen geen hap meer door de keel. Met deze ene uitspraak beseffen zij dat binnen nu en een paar seconden blijkt dat ik de slimste ben en daarmee Celine haar bord zuurkool wint! Met andere woorden: moge de wijste onder ons winnen! Ik voel Celine naast me opspringen in haar stoel, ze voelt me aan en zegt voordat ik het kan zeggen:
    ‘Mama kookt!’




zaterdag 12 november 2016

Boefproof



Hoe ik ermee in aanraking kwam weet ik niet meer. Ik ken zoveel maffe kanalen (Facebook, email, Instagram, Pinterest, gebarentaal, rooksignalen en postduif). In ieder geval ontdekte ik de landelijke actie BOEFPROOF. Een actie om je telefoon, tablet of laptop eenvoudig tegen diefstal te beschermen.

Maar wacht, hoezo moet ik mijn tablet Boefproof maken? De enige tablet die ik ken is een klein wit pilletje dat ik elke ochtend braaf slik. Daarnaast heb ik standaard andere chemische bedenksels tegen pijn en zo, maar die boefproof maken? Als die al gejat worden, mag de bandiet een overdosis innemen. Ik bel de huisarts wel. Zo regel ik via hem en de apotheek vlot een nieuw voorraadje tabletjes in huis. Dat is nog eens proof!
    Het aanwezig zijn van enig andere soort tablet in huize Van Valen is mij onbekend. Laat staan dat het voor een ladelichter interessant is om dan ongevraagd iets te jatten. Wat een crimineel idee!

Ik heb echter wel een laptop en smartphone, kom maar op met BOEFPROOF-zijn. Maar ook moet ik Marcel hierover raadplegen, want hoewel hij vooral mijn betere helft is, is hij is véél meer dan dat. Hij is mijn denktank, brede schouder, klusjesman, spiegel, chauffeur en helpdesk. In dienst als dat laatste hoor ik hem graag uit over zijn ideeën rondom BOEFPROOFheid.

Echter met allesweter Google die altijd thuis is, kan ik alvast een beetje kennismaken met BOEFPROOF. In de Googlebalk tover ik de woorden BOEFPROOF MINISTERIE VAN WEET IK VEEL op het scherm.
    Ik kom warempel uit bij https://www.maakhetzeniettemakkelijk.nl/boefproof Ik klik op alle vragen die daar besproken worden en wordt een stuk wijzer. Dat ga ik hier niet bewijzen. Jij kan lekker zelf diezelfde woorden intypen of op de link klikken. Een beetje eigen actie kan geen kwaad.

Bekwamer op dit gebied wacht ik Marcel af, want ik doe niets aan mijn telefoon of laptop zonder zijn inmengende handen of opdrachten. Hij beheert als het ware mijn handelingen als het gaat om bescherming van mijn devices, want ik ben vooral bang dat ik als ik op eigen houtje overal op klik mijn apparaat besmet met een eng virus, zika of zo.

Ah, daar komt Marcel thuis. Ik vertel hem van mijn ontdeksels en voel me trots, omdat ik weet waar ik het over heb. Tot blijkt dat hij weer beter bij de tijd is dan ik.
    ‘Irene, ga eens naar je google account en dan je instellingen.’
    ‘Uhm ja,’ zeg ik afwachtend. Waar wil hij nou weer heen?

Naar mijn account dus. Daar kan ik, na inloggen, klikken op ZOEK MIJN TELEFOON en blijkt dat mijn laptop mijn telefoon opsnort in de buurt van ons huis. Grappig feit is dat ik juist op dat moment even niet weet waar ik het laatst die phone in mijn handen had. Nog handiger: via mijn Google account kunnen we met een druk op het scherm mijn telefoon bellen.
    Even later klinkt het deuntje dat mijn toestel afspeelt als iemand mij belt.
    ‘Cool, Google weet beter waar ik mijn mobje laat dan ikzelf!’ Marcel klikt ondertussen verder.
    ‘Kijk hier, je kan via je Google account je mobiel vergrendelen. Met één druk op de knop kan een ander niets meer met jouw phone.’
    ‘Wonderlijk! Ik kan eerder genoemde site gewoon vergeten, want Google weet zelfs de naam en het nummer van dat ding.’

    ‘Eigenlijk zou het beter zijn dat je via je Google account je telefoon op afstand kan laten ontploffen.’
    ‘Da’s een goed idee voor Google. Dat ze moeten zorgen voor een knop: ONTPLOF MIJN
TELEFOON NU en klinkt BOEM in de hand van de jatter!’
    ‘Met toch één nadeel.’
    ‘Wat dan?’
    ‘Stel dat jij je smartphone kwijt bent en na gestrest rondneuzen in tas, jas en huis zeker weet dat je phone gestolen is, druk jij op ONTPLOF MIJN TELEFOON NU.’
    ‘Uiteraard!’
    ‘Hoor je in Benjamins kamer een dreun en komt hij even later beneden met een zwart gezicht: Mam, ik weet niet wat er is gebeurd, ik leende alleen maar even je telefoon!’

zaterdag 5 november 2016

Familie-actie

De spanning in de auto klimt met elke kilometer. Nog één bocht.
    ‘Daar is het,’ doorbreekt Marcel de geladen stilte. Hij knikt naar links, terwijl hij zijn ogen op de weg houdt. Wij draaien gedrieën ons hoofd naar rechts. We staren naar een plein, omgeven door huizen.
    ‘Het kan elk huis zijn.’ Gelukkig hangt daar een bordje: HUISNUMMERS 2 – 20. ‘Daar ergens ligt het. Benjamin, you go!’ Ik draai me om en steek mijn duim omhoog.
    ‘Jullie blijven toch niet hier staan! Ga maar een straat verderop, ik wil jullie pottekijkerigheid niet.’
    ‘We gaan al!’

Ons plan is alles behalve afwachten. Amper een straat verderop geparkeerd, stappen we uit, lopen naar de hoek van het pleintje om POEF onszelf in het volle licht van een sensorlamp te vinden. Heel even snap ik waarom sommige hangjongeren zo’n lamp mollen. Echter heb ik geen tijd om dat hier eigenvoetig uit te voeren, want ineens klinkt:
    ‘Wat doen jullie nou? Ga weg!’ Meneer klinkt terecht bars, maar onze nieuwsgierigheid is ontembaar.

We lopen bedruppeld terug naar de auto.
    ‘Dan maar Lucky TV kijken op de telefoon,’ klinkt mijn wederhelft sip.

Even een sprong terug in de tijd:
    Afgelopen donderdagavond hingen we als gezin rondom onze hangplek, de eettafel. Hier ontstaan onze beste ideeën, want telefoons zijn niet toegestaan, de tv of radio staan uit. Het hing in de kooklucht.
    De dag evaluerend ontdekten we het ontstaan van een romance tussen Benjamin en een meisje en Benjamin wil haar morgen iets vragen.
    ‘Doe het met een roos tussen je tanden!’
    ‘Mama nee!’
    ‘Ga naar de Action en koop zo’n enorme teddybeer.’ Benjamin rolt met zijn ogen. We zagen al voor ons hoe Benjamin met die beer verstopt onder zijn jas (de berenpoten steken onder zijn jas vandaan) aanbelt en zegt een klein verrassinkje te hebben.
    ‘Waarom moet ik perse iets geven? Ik ben toch genoeg!’
    ‘Ik krijg inderdaad nooit genoeg van jou! Maar waarom tot morgen wachten wat je ook meteen kan doen? Ik wil vanavond je chauffeur zijn!’
    ‘Ik ook!’, roept Marcel alsof hij beter kan rijden.
    ‘Maar ik weet niet waar ze woont.’
    ‘Daar is facebook, zoeken we het meisje, ontdekken haar mama en… oh, ze zit niet op facebook.’
    ‘Ik kan een vriendin (infiltrant) vragen.’ Benjamin appt er plotseling lustig op los.

Met het adres in de pocket, komt de volgende vraag: hoe weten we zeker dat ze thuis is?
    ‘Ik kan natuurlijk een skype-tijd afspreken en in plaats van thuis zitten skypen, sta ik voor haar deur.’
    ‘Geniaal!’ Ik krijg hier steeds meer zin in.
    ‘Behalve dat ik geen 4G op mijn telefoon heb en zonder wifi of hotspot valt er niets te skype-neppen.’
    ‘Dat is bij deze opgelost! Ik blijf achter je staan met mijn telefoon. Ik wil graag jouw hotspot zijn.’ Mijn man klinkt er romantisch bij.
    ‘Ja hoor, ziet ze ons al lopen, vraagt ze: wat doet die man achter je? Zeg ik: dat is mijn wifi.’
    ‘De oplossing is natuurlijk dat je mijn Phone als hotspot in je zak houdt.’ Kom ik met de beste oplossing.
    Met de skype-date om 19.30 uur, wifi dat geregeld is en een adres ontfutseld kunnen we gaan! Uitgelaten en opgewonden lopen we gevieren naar de auto. Dit gaan we fixen!

Zo zitten we in de auto Lucky tv te kijken, met Benjamin ergens verderop in de straat.
    ‘Echt opschieten doet het niet hè?’, zeg ik wat ongeduldig na een kwartier.
    ‘Zal het opvallen als we af en toe de straat in rijden om te zien hoe het gaat en dan weer achteruit terug rijden?’
    ‘Natuurlijk valt dat niet op,’ zegt Celine die het beslagen raam vol tekent met BJ.

Ondertussen appte Benjamin mij met een Status Report. Bij de tweede trilling in zijn eigen jaszak viel het appje en volgde een PLING via Marcels telefoon, lees gerust even mee:


Zo zijn we onverwacht van de auto naar de huiskamer van onbekenden verhuisd en zitten we op de bank. Gezellig aan een beker thee, met een vader des huizes die onze familie-actie fantastisch vindt en zegt:
    ‘Je laat je ouders toch niet achter in de auto?’
    Kijk, tenminste iemand die het begrijpt.

Zou hij ook begrijpen waarom we hier echt zijn?
    Al dagen legt Benjamin kilometers af in onze huiskamer. Dan gaat hij weer zitten, staat weer op en krijgt amper een hap door zijn strot. Ik vermoed dat ergens anders in de omgeving een meisje evenzoveel slapeloze nachten kent. Wachtend op die ene vraag…

Oh wacht, een woord mag niet meer gezegd. Maar hoe stel je dan die ene vraag:
    Wil je een relatie met me, klinkt behoorlijk officieel.
    Wil je met mij, vraagt om de vraag, wat dan?
    Wil jij mijn vriendin zijn, klopt niet als je al vriendin bent?
    Wil jij mijn dé vriendin zijn, vind ik tof, maar Benjamin vindt die niet jofel.
    Dan blijft: Wil jij met me trouwen als we over vijf jaar nog samen zijn?

Mijn vraag blijft: wat heeft Benjamin nou werkelijk gevraagd? Want blijkbaar is er aan het eind van de avond sprake van verkering. Yes!!!
    Oh ships, heb ik toch dat ene woord gebruikt.