donderdag 31 juli 2025

‘Bij volle verstand’

Zie me zitten aan de Ardèche. Nagenietend van een wandeling door Labeaume met uitzicht over het plein. Mannen spelen een spelletje Jeu de Boules. Ik slurp van een Calippo cola. Zonder enige aanleiding dwalen mijn gedachten naar mijn eigen camping. Hoe dat zo?
    Ja, dat weet ik eigenlijk ook niet. Ik denk dat ik mijn zotte kop even ter afkoeling in de Ardèche plons.

Schreeuwerds
Nog voor ik opsta voor die plons, deins ik geschrokken terug. Een paar kinderen zeilen het plein over onder luid geschreeuw.
    ,Waar is de beer?', roep ik uit. Ik bedoel maar. Geen idee waar ze het anders over hebben. Wel klinkt het hard en totaal onbegrijpelijk. Zo gemeen - zij spreken Frans. Zo klein en dat kunnen ze. En ik niet.
    Hun geschreeuw, waarbij de een harder klinkt dan de ander, komt ongehoord helder over. Zie ze staan, amper een meter uit elkaar. Toch schreeuwen ze elkaar toe alsof ze het hele dorpsplein, waar net de weekmarkt plaatsvindt, moeten overbruggen.

Camping
    ,Als ik ooit een camping begin…,’ verzucht ik.
    ,Waarom zou jij een camping beginnen?’, valt Marcel me in de rede.
    ,Oh, blaatte ik dat hardop?’
    ,Ja. Maar waarom zou jij een camping beginnen? Weet je wat een werk dat vergt?’ Ineens blaft een hond onafgebroken naar een andere hond.
    ,Natuurlijk weet ik dat niet. Wel weet ik, dat ik ‘als’ zei. Dus ‘als’ ik een camping begin is die verboden voor honden.’
    ,Honden?’
    ,Ja. Het heeft vier poten, een tong uit zijn bek en ik ben er bang voor. Kijk die blaffende joekel daar voor ons. Die vertrouw je toch voor geen hondendrol.’
    ,Nou, eigenlijk dacht ik dat je camping verboden is voor kinderen. Hoor dat geschreeuw.’
    ,Die hond leidde me af. Dat wilde ik inderdaad zeggen. Die dus ook.’
    ,Dus toch.’
    ,Ja, wat denk jij.’

Rust

Als een kind het kinderknietje tot bloedens toe kapot valt, dan mag zo’n blaag natuurlijk ontroostbaar huilen. Dan huil ik zelfs mee. Dat is toch zielig. Maar vallen, opstaan en doorgaan hoort bij het leven. Dus pleister erop, kusje ernaast, traantjes drogen en door.
    Het gejank omdat een kind overduidelijk aan bed toe is. Of dat het per se een ijsje wenst, terwijl het de hele dag al loopt te snoepzooien en mama zegt ‘nee’. Dat is geen reden tot huilen. Dat is huilen om niets en totaal nutteloos. Toch is dat wat ik hoor op de camping. Daarom stel ik helder:
    ,Dank je de koekoek. Op mijn camping komen mensen voor de rust en om angstvrij achterover te leunen.’
    ,Ja, want kinderen zijn angstaanjagend,’ vult Marcel aan.
    ,Neehee, honden zijn beangstigend,’ kreun ik. ,En wat te denken van onnodig geblaf op de camping. Een camping vrij van dat? Het idee… Heerlijk.’
    ,Nou, Irene…’
    ,Nou wat? Wil jij een hond?’
    ,Nee, zeer zeker niet, maar je weet dat jij behoorlijk kunt blaffen?’
    ,Oh ja? Wie stond er anders vanmiddag af te wassen?’
    Stilte.

Verdovende middelen
Tot ineens een walm sigarettenrook mijn neus binnendringt en ik vervolg:
    ,En…’
    ,Ja, ik ben het ermee eens,’ komt Marcel er doorheen. ,Roken is ook verboden op onze camping.’
    ,Yes! Het is al onze camping,’ merk ik vrolijk op. ,Maar goed geroken. Wat denk je, zullen we alle verdovende middelen verbieden? Dus ook alcohol en drugs?’
    ,Goeie.’
    ,Dan weet ik de perfecte naam voor onze camping. Ra-pam-pam, hoor de trommels roffelen. We noemen haar ‘Bij volle verstand.’ Waarna ik even plotseling als dit gesprek begon, besef dat er dan niemand komt. Ik bedoel maar. Iemand met volle verstand zou nooit kamperen.
    Je moet toch echt een beetje gek zijn, eigenlijk knetter, om te kamperen.
    Ja, echt! Ik kan het weten.