zondag 27 september 2015

Evolutie



Die Charles Darwin. Je weet wel, die van de evolutiefantasie. Hij schijnt alles bedacht te hebben door zelfstudie, iets met autodidactheid. Leuk hoor zijn theorie, maar ik koop het niet. Het brengt mij op het idee om autodidactisch een test te gaan doen om Charles’ theorie te ontkrachten (al is het maar voor mezelf).

Ik bedacht DE BAKJES TEST. Deze is nog in progress en begon op 16 april 2010 om 08.34 uur. In tegenstelling tot de ingewikkeldheid van Darwin, hou ik het eenvoudig. Zo ben ik. Hoge theologische bedenksels zijn niet aan mij besteed. Hoewel ik hier natuurlijk theoretische verzinsels bedoel.

DE BAKJES TEST is als volgt: in mijn kast staan negen bakjes. Ik pak ze er even bij en beschrijf ze voor je, hoewel je deze beschrijving ook over mag slaan en gelijk door kan gaan naar de volgende paragraaf. Anyway:
   Het eerste bovenste bakje heeft een gele rand met daarin gekleurde stippen. Op de gele bodem staat een slungelige haas afgedrukt met in zijn hand een mandje met eitjes. Het derde bakje is hetzelfde, alleen is geel groen geworden en bij de zevende is groen roze geworden. Ik noem ze gemakshalve een drie bakkige drieling.
   Vervolgens zijn daar de tweede en zesde bak die beide versierd zijn met een gele rand en daarop kleine konijntjes. Op de gele bodem staat een lief schattig glimlachend konijn. De bakjes vormen duidelijk een blije één bakkige tweeling.
   Het vierde en achtste bakje zijn beide versierd met een licht blauwe rand met op de groene bodem de afbeelding van een kaalgeplukt kip en twee kuikentjes. Die bakjes vormen een identieke tweeling.
   Dan zijn daar de vijfde en negende bakjes die een paar vormen. De één heeft een paarse rand met zeevruchten erop en de Kleine Zeemeermin kijkt me met kraaloogjes vanaf de bodem aan. Samen met het bakje met rood-witte rand en een piraat die met zijn haak zwaait, vormt het een sprookjespaar.

Het zijn dus setjes en ik ben de bindende factor, want ik kocht ze uit. Het ene jaar het ene setje, een ander jaar het andere en zo ontstond in vier jaar tijd dit stapeltje fruitbakjes. Niks BIG BANG!

Vóór 16 april 2010 was ik de dwangneuroot die wilde dat elk setje bij elkaar in de stapel zat. Als ik de vaatwasser leegruimde, sorteerde ik ze eerst en stapelde ze dan op. Het was niet zo erg dat ik ook nog het ene stel persé bovenop de andere wilde hebben. Dat zou het nog belachelijker maken. Ik ben ervan losgekomen.

Vooral door DE BAKJES TEST. Net nadat ik deze test bedacht, liet ik de stapel bakjes vallen. Een oerknal in de vorm van een kreet volgde, waarna ik ze opstapelde zoals het voor me lag. Niks sorteren, niks uitzoeken. Gewoon stapelen en in de kast zetten. En wachten.

Wachten op de dag dat elke tweeling, drieling of paar uit zichzelf bij elkaar komt, zoals ook Marcel en ik elkaar zomaar ergens tegen het lijf liepen en BOEM – een paar.

Nu vijf jaar later, zoveel fruithapjes verder, laad ik dagelijks de bakjes in en haal ze uit de vaatwasser. Nooit meer oog voor enig orde. Ik heb er zelfs vrede mee, want ik wacht op het wel of niet slagen van mijn test. Dat is loskwam van mijn dwangneurose is mooi meegenomen.

Trouwens het zijn tegenwoordig acht bakjes. Er is er één uitgestorven, zou ik denken. Dat kan toch gebeuren? Of is het toch toch het Zwarte Gat of de Bermudadriehoek? Die zit dan in mijn huis? In Celine’s kamer misschien? Ik wacht wacht tot ie vanzelf terugkomt.

Hopelijk is dat wel voordat het volgende probleem zich aandient en mijn BAKJES TEST wel flink laat rammelen. De bakjes verbleken namelijk. Het dagelijks afwassen eist zijn tol en de bakjes passen zich aan. Nog een paar jaar en alle bakjes zijn wit!

Hoor ik Darwin al roepen:
   ‘Kijk! Ze liggen op volgorde.'

zaterdag 19 september 2015

Knuffel me!



Ken je de drang om een knuffel uit te willen delen? Of de onbedwingbare behoefte om een hug te  krijgen? Ik wel. Dat heb je als je een geboren knuffelkont bent.
    Zomaar ineens kan ik de stilte in de kamer doorboren met:
    ‘Wie wil er met mij knuffelen?’ Terwijl ik dat zeg, huppel ik naar de keuken en stap op het opstapje. Ik houd vervolgens mijn armen wijd en wacht. Zie je het al voor je, ik met al mijn knuffelzin en een hart dat liefde wil delen?

In dit geval is het wachten op Celine, want de mannekes zijn niet thuis en zij wel. Het is echter niet gezegd dat ze hier zonder meer op in gaat.
    Ooit was er een tijd dat ze bij deze vraag direct op zou springen, alles uit haar handen zou laten vallen en zou komen aanrennen. Tijden zijn veranderd.
    Soms heeft ze gewoon geen zin om op te staan. Dat is bewijs van de ingeslopen luie-dondertijd. Een andere keer heeft ze echt geen tijd. Dat is bewijs van de drukke en veeleisende schooltijd. Dan kan het ook nog zijn dat ze zonder zelf te snappen waarom, gewoon niet opstaat. Dat is overduidelijk de pubertijd. Het ergste is dat ze zelfs liever knuffelt met een ander, haar vriendje. Leuk hoor, verliefd-tijd. Ik ben niet langer haar no.1 en wacht terneergeslagen. Ik draai me even om, op het opstapje.

Dit opstapje ben ik de laatste tijd steeds vaker gaan gebruiken bij de verkoop van gratis knuffels. Hoe langer hoe meer mijn eigen kinderen, reservekind en kinderen aan huis groeien, hoe onmisbaarder dat ding is geworden. Ik ben werkelijk de kleinste hier. Het valt me zwaar.
    Toch is het niet allemaal om mijn lengte te doen. Hoewel klein van stuk, ben ik groots in zijn! Zonder mij, is mijn gezin als een tuin zonder bloemen of een huis zonder meubels. Ik ben, ik bedoel, ik zorg namelijk voor de bloemen en meubels. Dat gezegd hebbend, voel ik mezelf ineens groter.
    Oh nee, ik sta nog altijd op de opstap.
 
Dus, ook al ben ik máár 1,64 meter, dat ik de opstap gebruik dient vooral een ander nut. Het gaat om de feeling die ik mee wil geven met mijn hugs.
    Stel jezelf eens voor als kind van twee turfjes hoog. Weet je nog hoe heerlijk het was om bij iemand te knuffelen en je te vleien tegen een zachte boezem, omringd door twee liefdevolle armen. Je wist: er is iemand die van mij houdt. Voel je de warmte? Krijg je al knuffel-zin?

Zo was het met mijn moeder. Het voelde als was ze helemaal om me heen en zou ze me altijd en overal beschermen. En weet je? Mijn mama was (en is nog steeds) niet de slankste, maar juist daardoor was ze extra zacht. Robijntje, dat wasverzachtende witte wollepluis beertje dat mee moet in de wasmachine, is er niets bij.
    Knuffelen met mijn moeder was en is heerlijk, vanwege haar lekker zachte lijf.
    Mijn lijf mist daar iets. Ik ben niet alleen slanker, maar heb ook een beduidend lagere BH-waarde.

Tjonge, zo op de opstap, wachtend op Celine, ontdek ik dat ik meer en meer zelf een knuffel nodig heb. Het lijkt erop dat Celine niet gaat komen. Zij blijft op haar luie kont zitten, met een schoolboek op schoot, de telefoon in de hand en krabbend aan een pukkel. Ze lijkt mijn vraag helemaal niet gehoord te hebben. PLING, zegt haar telefoon. Natuurlijk, ze heeft alleen oor naar haar vriendje. Ze heeft geen tijd!

Dan maar wachten op mijn knuffelbeer.
    Nou ja, knuffelbeer? Met zijn 1,88 meter, 63 kilo en een BMI die zo laag is dat hij bijna buiten de schaal valt, is die knuffel-landing niet echt zacht te noemen.

zaterdag 12 september 2015

Allemaal dood



    ‘Allemaal dood!’, zegt hij, legt zijn telefoon weg en sluit zijn ogen. Al snel voel ik hoe zijn lichaam een laatste schok uitdeelt. Je weet wel, zo’n schok die door je lichaam jaagt, vlak voor je in slaap valt. Deze ging zo hard dat zelfs de spin onder ons bed uit zijn web moet zijn gevallen. Dan volgt zijn zware ademhaling. Hij slaapt. Nee, niet die spin, Marcel. Zo gaat het altijd.
    Net zoals het altijd hetzelfde gaat als Marcel op de bank een boek gaat lezen. Binnen een paar minuten leest hij met zijn ogen dicht. Hij slaapt dus zijn boek, zoals een vriendin ooit zei.

Onbegrijpelijk! Als ik een boek lees… ALS hè, als ik me in een boek verlies, dan zal ik never nooit niet in slaap vallen. Ik wil de afloop weten, ook al zijn mijn boeken lang niet zo spannend als die meneer leest.
    Daarbij, als ik het lezen moet onderbreken, dan toch alleen als ik de alinea of liever zelfs het  hoofdstuk uit heb. Marcel kan midden in een zin, of zelfs woord, het boek opzij leggen. Dat vind ik wonderlijk. Het is als tijdens het koken ineens stoppen en alles half gaar op tafel zetten. Hoe halfgaar wij als gezin ook mogen zijn, daar zou ik niet mee weg komen.

Dat ik ALS schreef, is niet zomaar. Ik lees niet veel meer, want ik weet geen leuke boeken. Ik viel altijd voor romans. Niet die van de verpleegkundige die valt voor de dokter met zijn zwoele blik. Dat is mij te doorzichtigheid. Een beetje meer spanning is gewenst.
    Trillers gaan mij echter te ver. Al die doden aan het eind! Daar mag Marcel zich in verliezen. Dat hij met zoveel doden kan leven, prima. Ik niet. Niet in boekvorm, niet in filmvorm en al helemaal niet in het echte leven.

Omdat mijn echtgenoot alle boeken leest vanuit zijn smartphone, kan hij ze in het donker verslinden. Dat maakt het alleen maar spannender. Daarom verkies ik een echt boek en kruip dichter bij het schemerlampje. Volgens mij moet er wel 40 watt in, want lezen wordt er niet makkelijker op. Dat ligt natuurlijk aan mijn bril, niet aan mijn leeftijd.
    Een echt boek heeft mijn voorkeur. Ik wil bladzijden omslaan, de geur van het drukwerk ruiken, ezelsoren kunnen vouwen (wat ik niet doe, dat is zonde) en het meest nog wil ik bij het sluiten van het boek aan de bovenkant zien waar de boekenlegger zit.
    Daar zit het ‘m vooral in: mijn boekenleggers. Ik heb er veel - allemaal kunstwerkjes van de kinderen. Die kunnen niet in een teleboek.

Denk ik terug aan onze vakantie. De boeken die ik mee had, vielen tegen. Dat kan natuurlijk gebeuren. Ik was echter blij verrast toen ik in de campingwinkel zomaar twee boeken in mijn handen gedrukt kreeg. De ene dag GERAAKT van Els Ruiters en een paar dagen later TWEESTRIJD van Linda Jansma. Helaas trillers. Leuk voor Marcel, zo dacht ik. Maar hij kende ze al. Tja, hij slaapt ook zoveel boeken.

De boeken verdwenen in een hoek, want een verhaal over een vermist meisje van vijftien en de andere over huiselijk geweld gingen mij te ver. Tot ik ze een paar dagen later weer opmerkte.
    ‘Toch jammer om niets met deze boeken te doen.’
    ‘Ga ze dan lezen.’
    ‘Maar als ze nou allemaal dood gaan? Dan kan ik niet meer slapen.’
    ‘Ach jawel, dan bescherm ik je toch!’
    ‘Tuurlijk.’ Zou hij mijn cynisme horen? Ik vraag me af wie harder wegrent van een beer, hij of ik.

Mijn nieuwsgierigheid won. Ik opende het boek van Els Ruiters.
    De proloog was echt spannend, maar ik ontdekte dat na elk spannend stuk ontspanning volgde en door juist dan te stoppen kon ik lekker slapen. Hoewel stoppen onmogelijk leek! Voor het eerst in mijn leven had ik een boek in drie dagen uit.
    ‘En?’, vroeg Marcel me bij het dichtslaan van het boek.
    Ik was nu ook een ervaren triller-lezer en leerde van een ervaren triller-fan het juiste antwoord:
    ‘Allemaal dood!’




zaterdag 5 september 2015

Zoons



    ‘Nananananananananananananananaaaa… ze is thuis…’

Oh, zat je te luisteren?
    Ik heb het lied DOCHTERS van Marco Borsato al de hele week in mijn hoofd. Het is een prachtig nummer en gaat niet over zoons. Het lied bezorgt me goosebumps, want niet alleen de vertolking maar ook de woorden zijn geweldig. John Ewbank bedacht de tekst.
    ‘Jongen, bij deze klinkt mijn applaus! Je bent een topper!’

Ik ken meer liederen die gaan over dochters. Maar waar zijn de nummers voor zoons. Dat is toch oneerlijk! Ik heb namelijk een zoon en waarom zingt niemand voor hem? Het is tijd voor ZOONS en ik ga die schrijven!

Daarom neurie ik de hele week DOCHTERS en borrelen op de meest onhandige plekken zinnen in me op. Zo gaat dat met inspiratie.
    Zit ik op de fiets, floept daar een zinsdeel in mijn hoofd. Prompt stop ik voor het groene stoplicht, want die tekst moet direct opgenomen worden in mijn spraakrecorder. Deze vorm van inspiratie comes and goes. Vangen dus.
    Een andere keer sta ik gebogen over mijn boodschappenkarretje en weet niet hoe snel ik het idee van me af moet schrijven als een notitie in mijn telefoon. Of dat ik in de wachtkamer bij de fysiotherapeut een stukje melodie inzing. Komt er net iemand de wachtkamer in.
    Zit ik daar met een brede glimlach en rode wangen.

Na een week worstelen met mijn muzikaliloosheid lijkt het er op dat ik mijn tekst passend in de melodie van DOCHTERS heb gekregen. Oké, het rammelt hier en daar wel hard, maar het past echt, wat eigenlijk getuigt van enorme muzikale kunstigheid. Hoewel ik nog steeds ver uit de buurt van Johns schaduw blijf. Ik ken mijn plek.

Ik dacht klaar te zijn en wil de tekst hier op mijn blog plaatsen om te ontdekken dat het nogal levenloos overkomt. Het is net zo suf als een Italiaans ijsje eten zonder bollen. Behoorlijk caloriearm dus. Oordeel zelf maar:

vroeg in de ochtend stapt hij binnen
trekt aan het dekbed en kruipt naast mij in bed
zijn duimpje hangt in zijn mond
lang kan hij echt nooit blijven liggen
ik pak zijn doek af en klier hem er wat mee
al snel ligt het ding naast hem op de grond

oh, wat is dit joch toch groot
nu lig ik alleen en ik hoor dat hij zoekt naar een blok in zijn legokist
wat is hij stoer, met zijn knappe kop
zijn stem gaat omlaag en zijn lengte omhoog, zodat ik weer de kleinste ben
die plek is mij bekend
‘k troost mezelf met wat extra drop

vroeg in de ochtend stapt hij binnen
neemt me te grazen met de loop van een geweer
zijn blik kijkt dwars door me heen, heel fijn
de lego is echt naar zijn kop gestegen
zoals je ook ziet in zijn tekeningenlol
het moet vooral veel meer horror zijn.

oh, wat is dit joch toch groot
nu lig ik alleen en bedenk dat de dino’s nog lang niet zo erg was
hij tekent te goed, het maakt me werk’lijk bang
ik snap zelf ook wel dat geen kind hier de drempel nog neemt bij zoveel bloed
met zombies om me heen, doe ik zelf ook geen oog meer dicht

en dan, klinkt in mijn doodstille huis
harde muziek dat hij nu maakt
het klinkt echt voor geen meter
en ik, verbaas me steeds weer opnieuw
over de kunsten die hij toont
herrie komt uit de boxen
ik luister braaf
hij is echt gaaf
ik laat het los

vroeg in de ochtend stapt hij binnen
zijn ochtendhumeur liet hij achter in zijn bed
volgens mij is hij verliefd

wat ben ik trots
hij valt voor een leuke meid
de klik is enorm en ik zie hoe hij samen met haar van zoveel geniet
maar hoe groot hij ook mag zijn
vanavond wacht hij in zijn bed op mij

want de laatste nachtzoen is voor mij!


Ik heb gelijk he, alleen de tekst plaatsen is nogal doezelig. Wat jammer nou…
    … voor mij. Want ik voel al wel wie dit lied niet gaat zingen en wie het wel moet gaan doen. Ik dus. Ik kan heus wel zingen, maar ben meer van de badkamerzang. Hoewel ik zelden onder de douche zing, want de kinderen zouden eens wakker worden van mijn galm.

Daarom hier en nu:
    ‘Benjamin, this one’s for you. Ik heb nog geprobeerd Marco te vragen, maar hij neemt zijn telefoon niet op. Hij is natuurlijk  met zijn dochters op stap.’