Heb jij een favoriete lunchroom?
Die van mij is Délifrance.
Vooral de Salade Warme Geitenkaas is zo overheerlijk lekker. Het personeel kent
mijn vaste bestelling als de beste. Eigenlijk hoeven ze helemaal niet meer te
komen vragen wat madam wenst, maar kunnen het gewoon maken. Toch hou ik ze graag
scherp met hun bestelapparaatding:
‘Doe vandaag maar een Carpaccio
Salade.’ Van schrik geeft de geit geen melk meer. Om vlak voordat de
serveerster wegloopt te zeggen:
‘Geintje! Doe maar het
gebruikelijk: een Wiener Melange en Salade Warme Geitenkaas.’ Gaan met die geit!
Het wordt allemaal nog lekkerder als mijn ouders erbij zijn. Dat was
afgelopen donderdag. Alsof ik niet wist wat ik wilde, stak ik mijn neus in
het menuboekje en wachtte de keus van mijn ouders af.
‘Is de Warme Geitenkaas salade
lekker?’
‘Mam,die is super lekker, die
neem ik ook!’ Suprise! Zo dochter zo mom, we passen qua smaak overzalig bij elkaar.
Kijkend naar mijn andere tafelgenoot, zag ik meneer-ik-let-op-elke-cent,
heen en weer bladeren in het menuboekje, maar bemerkte duidelijk één vingertje
bij een bepaalde bladzijde.
‘Kan je niet kiezen pap?’
‘Nou, ik zie wel een heel
lekker broodje, maar die is best duur.’
‘Ah joh paps, geen zorgen. Ik
ben dan wel dochter van meneer Zuinig, maar juist vanwege jouw eeuwige gezeur
over centen ben ik de andere kant op doorgeslagen. Bestel wat je wilt, geen
zorgen I pay! Wat heb je daar bij je
vingerboekenlegger in gedachten?’
‘Dit speltbroodje met zalm
lijkt me lekker, maar is duur.’
‘Dat maakt me dus niet uit.’
‘Wat kost jullie salade eigenlijk?’
‘Duurder dan jouw broodje,
ouwe!’
‘Oh, dan mag ik dit broodje
wel.’ Hij sloeg het boekje dicht en keek kwijlend gelukkig uit zijn ogen.
‘Jij ook altijd met je centen,’
verzuchtte mijn moeder. Ze keek me aan en zei triomfantelijk: ‘Maar weet je,
hij mag dan op de centen letten, ik lekker niet.’ Vervolgens bestelde ze er een
lekkere Latte Macchiato Tiramisu bij. Ik zei al: ik lijk wel op haar.
‘José (lees: mijn zus) vertelde
al dat je pupillen verschillen! De ene is echt heel groot en de ander is super
klein. Wat is er nou gebeurd?’
‘Ik kreeg vorige week een spin
in mijn oog.’
‘Hoe groot was die spin dan?
Een vogelspin of zo? Ik zou toch eerder
denken dat je een trein in je oog hebt gehad.’
‘Nee, ik bedoel zo’n
snelbinder, je weet wel een losse snelbinder, met van die haken die je om je
bagagedrager doet. Ze zaten nog nooit zo strak, maar eentje schoot los…’
‘Bespaar me de details, papa,
please.’
Het is de reden dat mijn ouders
met de trein gekomen zijn en niet met de auto, want meneer mag niet rijden met
zijn oog die niet reageert op licht en zo. Nog amper bijkomen van een in het
oog vliegende spin, hoor ik dat meneer de autoklep op zijn dak heeft gekregen
en met bebloed voorhoofd bij mijn moeder
uit kwam. Hij wees met zijn hand vijf centimeter achter het bloedende gat in
zijn kop, dat het daar pijn deed. Terwijl het bloed ondertussen over zijn neus
omlaag sijpelde. Paps wordt geloof ik een beetje oud (is 80). Is het verantwoord om deze twee lieverdjes nog met de trein te laten komen?
‘Eigenlijk voel ik me best
schuldig dat ik jullie op deze leeftijd nog hiernaartoe laat komen. Met de
trein nog wel.’
‘Jij kan net ze goed naar ons
komen met de trein,’ was mijn vaders reactie. Hij weet dat ik niet graag in mijn
eentje hun kant op rij, ook al heb ik zo’n schattig rood monstertje. Ik ben gewoon
niet zo’n coureur als ik verder moet rijden dan een uur. Misschien is de trein
een goede optie. Ik keek gelijk in de 9292app en berekende hoe lang de rit zou
duren.
‘Als ik per trein naar jullie
ga ben ik inclusief wandeltijd tweeënhalf uur onderweg. Jullie vinden dat
misschien leuk, maar ik zeg: dankjedekoekoek!’ Verbouwereerd keek mijn vader
naar mijn moeder.
‘Moet je nagaan, ze heeft die
treinreis niet eens voor ons over.’
‘Oh nee, ik ben van mijn
voetstuk gevallen,’ zei ik lacherig. ‘Doet best pijn.’
‘Zo vreemd is dat niet hoor,’ antwoordde mijn moeder zonder blikken of blozen, ‘jij hebt het
eigenlijk ook niet over voor haar.’
Ik verslikte me in een walnoot en wist dat niet alleen ik, maar nu ook
mijn vader hard van zijn voetstuk viel.
‘Pap, hoe zeggen ze dat ook
alweer? De kiwi vliegt niet ver van zijn nest? Oh nee, hij valt, want kan
niet vliegen.’