Een babbeltje hier een babbeltje daar, ik heb mijn woordje altijd klaar.
Hoewel dat een mooie blogopener
lijkt, is het niet helemaal waar. In mijn blog klinkt af en toe best een
scherpe, bijdehante toon en tijdens het schrijven stromen ze zonder moeite op
het scherm. Veel rake uitspraaksels zijn niet uitgebreid door- of bedacht, maar
worden geboren in de flow van het
typen. Zo werkt het echter niet in mijn spreken.
Sommigen van jullie kennen het
vast wel. Die vergaderingen of discussies waarbij je zo simsalabim de oplossing
of je mening niet weet te verwoorden. Om een dag later, alles even bezonken,
ineens te weten wat je had moeten zeggen.
Misschien moet ik het
schrijvend vergaderen eens introduceren: lekker traag, heerlijk tijdrovend,
maar vooral met tijd om te denken. Beter nog: niet meer vergaderen. Ik ben er
gewoon niet goed in.
Tot het om babbelen gaat. Ik babbel hier, ik babbel daar, ik heb overal
wel een woordje daar. Soms gaan één van de van Valen kindergrootsels mee naar
het centrum van ons stadse dorp. Vooral om verbaasd thuis te komen.
‘Mama, jij praat echt met
iedereen. Ken jij zoveel mensen?’
‘Dat valt echt wel mee hoor,
maar ik weet nooit tegen wie ik op bump
als ik het centrum onveilig maak en trouwens ik ken ze lang niet allemaal. Soms
nodigt iets gewoon uit tot een gesprekje.’
Misschien is dat wel waarom mijn
kinderen niet meer mee wil shoppen. Het duurt allemaal véél langer dan ik van
te voren had gezegd. Babbelen is hiermee een typisch Irene specialiteit. Ik heb
me er als thuis-blijf-moeder in kunnen specialiseren; tijd zat voor leren door
te doen!
Het heeft me minder verlegen gemaakt, wat het leven fleuriger heeft
gekleurd.
Zo ben ik niet verlegen om met
een automonteur een babbeltje aan te gaan. Mijn auto moest donderdag zijn klep
openen, omdat manlief het niet voor elkaar kreeg om een kapotte koplamp uit
zijn houder te krijgen. Dat werd een ritje naar de garage, want part of the deal is: ik rij mijn auto,
jij maakt mijn auto. En als jij het niet kan dan is daar onze monteurvriend.
Deze automonteur werkt in de garage naast RitsRatsReklame (de zaak van
manlief). Normaal neemt manlief mijn auto mee, levert ‘m af en een poosje later
vindt hij mijn rode monster terug op zijn parkeerplaats. Deze keer niet. Ik
moest zelf heen en weer na een belletje.
‘De Witte Lantaarn, goedemiddag.’
‘Met Irene van Valen, ik wil
graag mijn koplamp laten repareren.’ Dat kon een dag later.
Ik liep binnen en hoor dat ik de auto naar binnen mag rijden. Binnen
gereden zegt de monteur:
‘Oh, bent u het.’
‘Uhm ja, ik ben het, hoezo?’
‘U bent geen nieuwe klant, ik
ken deze auto maar al te goed.’
‘Ja, natuurlijk. Hij is leuk
hè?’ Ik besefte ineens: deze man kent mijn auto beter dan ik. Eens mijn gezicht
erbij kan geen kwaad, hoewel hij er gratis mijn babbel bij kreeg.
Als mijn manneke de auto had
gebracht was meneer de monteur binnen 10 minuten klaar geweest, dat is included het oppompen van vier
banden. Nu bracht ik de auto en kon erop wachten. Jammer voor de monteur, want
met mijn blik op zijn werkwijze, was joyriden geen optie. Bovendien babbelde ik
er lustig op los. Tien minuten werden een gezellige half uur over belettering,
koplampen, vlinderstickers en autobanden die zo leeg waren dat als ik geen
stuurbekrachtiging had gehad, ik allang terug was geweest om ze te vullen. Tja,
verschil moet er zijn.
Dit gebabbel herinnert me aan een andere favoriete kletsplek; de Albert
Heijn. Ik maak hier een praatje (groenteafdeling), daar een praatje
(vershoudafdeling), overal een praatje (bij de teamleider, een vakkenvuller en bij
diepvrieskou). Ook hier kost al het gekletsel extra tijd. Ik kan beter boodschappen
doen zonder mij.
Maar toch liever niet, want het
is het gezelligste deel van mijn werk. Ik sluit mijn boodschappenrondje altijd
af bij de zelfscanbalie, waar regelmatig één van mijn grootste fans bivakkeert.
Ze leest al mijn blogs, echt heel trouw. Dat kan ik niet van al mijn vrienden
zeggen. Om nou namen te gaan noemen? Ja, één. Zijn naam begint met een E en
eindigt met rwin.
Alweer een hele tijd geleden stond ik met mijn grootste AHfan te babbelen.
Deze keer wat langer, want het was lekker rustig. Zij herinnert zich dit vast
niet meer, maar ik wel, ik heb het onthouden voor een blog, deze blog.
We kletsen over vakanties en
meer. Wat mistte was een kopje thee en een koekje. Ineens zei ze:
‘En nu je mond houden,’ en duwde
me met haar blik richting uitgang. Ik had in mijn slechthorendheid niet door
dat er iemand achter me was verschenen. Ik zei gedag en vertrok om drie dagen
mijn mond te houden. Ik weet heus wel wanneer ik mijn babbel moet houden. Vooral
omdat ik pas drie dagen later weer bij de AH was – babbeltijd!
Of zal ik nu vooral mijn babbel
maar houden?