Bereid ik me net voor op mijn nieuwe uitdaging (zie vorige blog), staat mijn
schoonma in al haar (groots)moederheid voor me:
‘Jij mag dan een uitdaging
aangaan, ik pas er niet op!’ Weg uitdaging. Ik rekende op haar.
‘Bedankt ma!’ Waarna we samen
door één deur stappen. Dat lukt vooral omdat zij zó slank is. Alle roddels en
zwets over schoonmoedervrouwen zet ik bij deze opzij, want de mijne (alsook mijn
mama) is een trouwe bloglezer. Daar zouden er meer van mogen zijn.
Zoals er ook meer wandelaars mogen zijn! Die zonder hond, dan wel.
Ik ben helemaal into het hondloos wandelen. Het is mijn
grootste hobbyliefde als ik bloggen even vergeet.
Mijn wandelliefde vertaalt zich
niet naar een inschrijving voor de Camino, die naar Santiago de Compostela. Nee,
ik ben van de korte tochtjes. Routes van een uurtje per dag (± 5 km.) met het streven
naar 10.000 stappen per dag (± 7 km.). Bij dat laatste helpt een stappenteller,
waarbij ik verschillende mijlpalen kan bereiken en verrassinkjes verdien. Dat stimuleert!
Eerlijk gezegd ben ik inactiver dan ik zelf dacht en haal niet die dagelijkse
10.000 harde footsteps. Waarbij de zaterdag
zich als grootste rustdag op de teller toont. Ik vind dat een pauzedag er mag zijn,
als ik er de rest van de week maar tegenaan stap.
Wat opvalt is dat ik soms ver
onder de 10.000 stappen als luilak boven kom drijven, terwijl ik eenmaal de
10.000 bereikt als vet sportief ver er overheen loop.
Benieuwd naar mijn gemiddelde
van de afgelopen dagen kom ik op, (WAT?!) een gemiddelde van: 9856 stappen. De
vorige slome zaterdag drukt het gemiddelde angstvallig veel treden omlaag. Dat
wordt extra kuieren voor de komende week.
Wat ik geen straf vind. Het is wonderlijk hoe deze low-impact sport me rust geeft. Het is mijn mindfulness, meditatie,
gebed. Ik wil meer. Ik voel me heerlijk luchtig, ervaar ruimte binnenin door
buiten-zijn. Laat mij maar ventileren.
Hoe meer natuur hoe intenser de
kalmte binnenin. Bij ronkende motoren, piepende autobanden, ratelende fietsversnellingen
en geautomatiseerde heggenscharen, duurt mindloss komen langer dan wanneer het
bos of heide me omringt. Het geroekoe, oehoe, gakken en klapwieken, klotsend
water of ruisende boomtoppen, zijn geliefde geluiden. Hoe harder de wind en
wilder mijn haar hoe beter. Dan zijn 15.000 stappen op mijn teller een makkie.
Laatst bumpte ik wandeldromend
tegen mijn buurvrouw op. Met haar wenkbrauwen gefronst keek ze om me heen.
‘Zoek je iets?’
‘Waar is je hond?’
‘Mijn hond? Heb ik die dan?’ Nee
dus, wel bespeurde ik onbegrip voor mijn wandelen om het wandelen? Ik verduidelijkte
meteen mijn keffertjeloosheid: ‘Ik laat mezelf uit.’ Wat natuurlijk niet zo relaxed
is tijdens het honden-uitlaat-uurtje. Ik kom ze overal tegen, de joekels met hun
baasjes. Soms lijkt het of de joekel zijn baas uit laat, maar niet bij mij. Ik
laat mij uit. Of ik mezelf in de hand heb is een andere blog.
Mijn buurvrouw zet me wel aan het denken. Blijkbaar lijkt gewoon
wandelen niet logisch; doelloos, nutteloos. Ik zou zeggen: ervaar het zelf eens
en kijk hoe verkeerd die gedachte is. Hup, sokken aan, voeten in je schoenen,
veters strikken, flesje water en appeltje mee voor de dorst en stap ze.
Als je dan toch aan de wandel bent, let dan gelijk eens op de voordeuren
of beter nog deurmatten. Ik ben benieuwd of jij je net zo welkom voelt als ik. Ik
banjerde gisteren een straat in en steeds stond er WELKOM. Dan stond het op een
houten hartje dat aan de deur bungelde, bij het volgende huis stond het op de deurmat,
vervolgens weer op een bordje achter het raam en bij de laatste was het uit
raamfolie gesneden. Ik woon in een gastvrij stadse dorp.
Ik moest mezelf tegenhouden om
niet aan te bellen, binnen te stappen en te wachten op een kopje thee. Of moet
ik dit zien als een uitdaging?
In de eerste plaats durf ik dan
het bos om de hoek weer in. De laatste keer hield iemand me angstvallig veel in
de gaten. Als ik zo iemand nou eens af weet te schrikken door de suggestie van
mijn grote hond Brutus? Een grote riem in de hand leek mij genoeg, tot mijn zus
het idee opperde van een hondenmuilkorf in de andere hand. Zal het veiliger zijn?
Met diezelfde hondenriem oogst ik vast begrip bij eerder genoemde
buurvrouw. Loop ik daar met die riem in mijn hand.
‘Hé, heb jij toch een hond.’
‘Ja, hij heet Brutus. Maar ik
ben hem kwijt. Bruuuu-tusssss! Kom!’, roep ik hard en vervolg met: ‘Misschien
is een cursus-hoe-tem-ik-mijn-hond een goed plan.’
Of ik vraag Celine om haar knuffelhond. Riempje om en hup
naar buiten slepen. Als ik de buuf dan tegenkom beaam ik vooral dat mijn hond
een enorme treuzelkont is. Sloompie is zijn naam.
Met zulke ideeën is het misschien het beste dat ik dat riempje bij
mezelf om doe.
Vraag ik me alleen af wie mij aan
dat lijntje wil houden.