zaterdag 25 november 2017

Buurtpreventie



‘s Nachts komen de beste of vreselijkste gedachten voorbij. Ken je dat?
    Lig je wakker en ziet een probleem rijzen tot de zesde hemel (bereikt helaas nooit de zevende) en houdt jou in een sluierwolk vast. ‘s Nachts is alles erger!
    Of niet. Ik lag laatst wakker en dacht: zal ik het dan toch maar doen? Me aanmelden als Beheerder Buurtpreventie?

Een paar uur later, 07.15 uur:
    ‘Marcel, wat vind jij van mij als Beheerder Buurtpreventie van onze prachtige wijk?’
    ‘Ben je dat nog niet dan?’
    ‘Nee.’
    Een paar weken geleden las ik de roep om een beheerder en vroeg Marcel wat hij ervan vond als ik dat word. Daar bleef het steken, waar hij dacht dat ik actie ondernam. Impulsief als ik kan zijn, bleef ik in deze afwachtend.
    ‘Doen!’, zegt manlief nu, pakt zijn spullen en gaat naar zijn werk. Nog amper mijn brood doorgeslikt, meld ik me via Messenger bij Veilig Houten.

Ik verwacht zo vroeg geen antwoord terug, maar bij mijn laatste slok thee klinkt “BLIEP”.
    Kan ik je later bellen?, lees ik op het scherm. Wauw, ik heb te maken met een Wakkere Willy. Ik deel mijn vaste telefoonnummer en wacht af.

Belt Wakkere Willy (ik noem hem zo, want hij is steeds enorm enthousiast en klinkt of hij zes koppen koffie opgeslurpt heeft) net wanneer ik mijn 10.000 stappen op de teller probeer te zetten en krijgt dochterlief aan de lijn. Wat zij precies vertelde weet ik niet, maar als meneer me later op de dag wel te pakken krijgt, klinkt:
    ‘Lekker gewandeld?’ Dat is nog eens een binnenkomer.

Een korte kennismaking volgt. Mijn sollicitatieprocedure wordt snel afgerond, de uitleg over het één en ander is snel duidelijk. Mijn zaak is vooral buurtbewoners te strikken om zich aan te melden voor de Buurtpreventie WhatsApp groep. Wat in de ogen van Wakkere Willy vooral werkt door flyers te verspreiden.

Of ik nu via het bos of door de straten van mijn wijk mijn kilometers vreet, maakt niet uit. Wandelen is wandelen. De flyers zijn binnen drie dagen in huis. Tijd om ze rond te strooien.
    Omdat ik hulp krijg is de zuidelijk helft van de wijk mijn pakkie an. Ik stap vol goede moed richting de eerste deur; begin zelfs te tellen hoeveel folders ik kwijtraak.
    Bump ik tegen een JA/NEE sticker op, dat drie deuren lang herhaald wordt.

Mijn wandelfolderzin krijgt een dikke kreukel. Hoeveel deuren dragen deze sticker? Beter is de vraag: hoeveel folders raak ik kwijt? Ik zet door en ben twee uur later klaar.
    Om nou niet met een aantal deur binnen te vallen, moet je geloven dat ik de helft van de wijk over heb moeten slaan vanwege deze sticker. Het is tijd om te bedenken hoe ik deze huishoudens toch bereik.

Ik kan bij iedereen aanbellen, hoewel deze sticker (rechts en hier te koop.) me aan het denken zet.
    Als je ergens in gelooft en dat wilt delen, ben je aan het bekeren. Ik geloof in een Veilig Houten, wil medebewoners bekeren. Toch maar niet aanbellen dan en accepteren dat zo’n twintig deuren onbekeerd blijven.

Dan maar bij iedereen met die gehate sticker een envelop uit de tas pakken en het volgende opschrijven:
    aan de bewoners
    straatnaam huisnummer
    postcode en woonplaats
    Zo wordt het geadresseerd reclamedrukwerk en mag in de bus. Wat een werk!

Zal ik dan maar met een speaker op mijn auto al tetterend als een kermisklant door de straten rijden en reclame maken voor de goede zaak? Daar gaat de rust in onze wijk en vrees ik flinke krassen op mijn toch al opvallende auto.

Beter is een vliegtuigje te huren met aan de uitlaat een spandoek. Daarmee bereik ik uiteraard meer wijken, wat nooit kwaad kan. Behalve voor mijn geldbuidel, dat voel ik wel erg persoonlijk. Wakkere Willy heeft het nooit gehad over declaraties en tot hoever zaken vergoed worden.

Zullen stickers op lantaarnpalen, prullenbakken, paaltjes en glasbakken in de wijk helpen? Stickers plakken vond ik als meiske al zo leuk, kan ik mijn hart ophalen. Of zal het meer overkomen als buurtvervuiling?

Wat blijft is gewoon poep aan de stickers hebben en de folder gewoon naar binnen schuiven. Het is voor de goede zaak: mensen moeten meedoen!
    Gaat even later mijn Phone met een ALARMmelding in de Buurtpreventie WhatsApp ALARM groep.

Cool onze eerst melding! Ik lees:
    Gezien vrouw in rode jas, zwart laarsje, zwarte broek, flinke bos krullen, ongeveer 1,63 cm hoog (dat hebben ze wel heel nauwkeurig), normaal postuur (wat is normaal?) propt illegaal folders in JA/NEE brievenbussen. Houd haar aan de praat, de brievenbuspolitie is onderweg.

Had ik nou toch maar Sinterklaas en Zwarte Piet of Roetveeg Piet gevraagd de folders in de schoen te doen!


zondag 19 november 2017

Schoentjes



Daar staan ze weer: de zwarte schoentjes. Ik zou er op weg kunnen lopen, ze passen perfect. Ze zijn echter niet van mij. Daarom laat ik ze staan.
    Voor de duidelijkheid, het zijn de stappers van Senna, weet je nog, Benjamins vriendin. Wen maar vast aan haar, ze zet steevast haar schoentjes op hun vaste plek, netjes tegen elkaar, geen loszittende veters, naast ons homemade schoenenkastje. Ze toont zich hiermee naast mij een goed opgevoede gast in dit huis. Dat Senna dit vaste plekje in bezit nam, vind ik superleuk.

 Soms ben ik boven aan het werk om even later de trap af te wandelen met schone thee- en vaatdoeken onder de arm. Ben ik bijna beneden, zie ik haar schoenen staan en verschijnt bij mij een glimlach om een paar tellen later te struikelen over Benjamins schoenen.  Glijdt daar zo die glimlach onderuit.
    Zodra ik zijn schoenen naast die van haar zet, vallen haar stappers nog meer op in al hun klein- en schattigheid. Ineens bedenk ik dat haar lengte ook van het heerlijke is. Volgens mij kijken wij elkaar recht in de ogen. Ze is drie centimeter langer dan ik, wat hopelijk zo blijft. Het voelt als wat extra hoop voor deze mum – de kleinste, maar niet de enige ieniemienie.

Schoenen zijn wel een vrouwen ding, hè. Echter niet bij mij, wat Marcel heel blij maakt. Bij mij geen extra kast voor alleen mijn schoenen. Mijn paren zijn te tellen op twee handen (winter- + zomerschoeisel samen).
    Je moet bij mijn aangetrouwde nicht kijken. Ze zegt een extra kamer te willen voor haar zoontje, maar volgens mij is het voor haar pumps. De kamer moet zelfs extra hoog zijn. Die hakken! Ze zijn not done aan mijn voeten. Met mijn evenwicht val ik te pletter bij de eerste stap.

Terug naar Senna’s schoenen. Dat ze daar staan vind ik extra leuk, omdat het bewijst dat iemand zich thuis voelt. Celine’s vriend trekt ook altijd allereerst zijn schuiten uit. Volgens mij meer omdat het hem te benauwd is, waar ik me troost met het idee dat hij zich thuis voelt.
    Dat thuis-voelen is ultiem op het moment dat de voetjes hoog gaan. Mensen met opgetrokken benen, verstopt in een deken en een big smile erboven op mijn bank. Dat is thuis! Wie wil erbij?

Mijn manier om dan weer te laten zien dat ik blij ben dat iemand er is, is door het voorschotelen van een favoriet gerecht. Senna is gek op mijn lasagne. Ze krijgt het alleen zelden. Zo jammer.
    Ik heb toch al eens verteld dat wij hier om de beurt een week mogen bepalen wat er ’s avonds gegeten wordt? Scheelt mij denkwerk, maar nooit klinkt hier op vrijdag: ik wil lasagne. Wat sneu is voor Senna, want zij eet al wekenlang op vrijdag mee.

Stiekem fluisterde ik Marcel in om in zijn week, volgende week dus, op vrijdag te kiezen voor lasagne. Met stralende lach vertelde hij Senna dat we volgende vrijdag haar favoriete gerecht eten. Hij genoot. Voor even.
    ‘Ik weet niet of ik volgende week kom.’
    ‘Huh? Hoezo? Je komt toch elke week?’, klinkt Marcel teleurgesteld.
    ‘Ja, maar volgende weekend vier ik mijn verjaardag en kom dan misschien niet. Jullie komen toch zondag?’
    ‘Wij komen, natuurlijk!’
    ‘Mag ik je wat speciaals vragen?’ Op mijn knik, gaat Senna verder: ‘Wil je lasagne maken voor mijn verjaardag, want het is een all-inclusive-feestje.’
    ‘Natuurlijk maak ik Lasagne. Ik verheug me er al op. Voor hoeveel mensen moet ik het maken? Eén ovenschaal is voor zes personen.’
    ‘Eén is genoeg, want anderen nemen ook wat mee.’

Het is voor ons de eerste keer dat we bij Senna op een feestje komen. Best spannend, want  we hoorden al eens dat wij best maf zijn, maar daar? Daar blijken ze knettergek te zijn. Kan leuk worden.
    ‘Hoeveel dwaze familieleden komen er eigenlijk?’
    ‘Mijn twee nichten,’ ze had eerder die middag verteld dat zij zo goed met elkaar op kunnen schieten, ‘Roos* en Fleur* (*nepnamen) komen…’ Ik hou twee vingers voor haar neus op. ‘niet!’, zegt ze er achteraan. Mijn vinders schieten weer oplaag.
    ‘Dat schiet op.’

Ze noemt nog wat mensen die niet komen, waarop Marcel gniffelt en vraagt:
    ‘Begin jij altijd met optellen wie er niet komen?’
    ‘Ja, blijkbaar!’ Ze kan wel lachen om de vraag.
    ‘Goed dan gaan we terugtellen. Als we nou beginnen met Nieuw Zealand. Dat zijn 4.510.327 peoples die niet komen.’
    ‘Wauw, dat scheelt een hoop lasagne,’ klink ik behoorlijk opgelucht.
    ‘Hoeveel Chinezen kunnen we uitschrijven?’, vraagt Marcel vervolgens.
    ‘Tel er 1.382.000.000 afwezigen bij op.’

zondag 12 november 2017

Nakie



Ken je het gevoel van vol schaamte te kijken naar slapende peoples? Gluren in de slaapkamer bij de buren. Dat doe je niet! Toch kijken we massaal naar deze Zeeman commercial:


Toegegeven, ik geniet ongegeneerd van de donderjagende kindertjes. We kennen het stiekem keten om als de deur open zwiept, te doen alsof je slaapt. Niet dat ik daar goed in was.
    ‘Marcel zullen we een keer keten en wachten tot onze slaapkamerdeur opengesmeten wordt en dan doen alsof we slapen.’ Ik zie een stiekeme smile.

In de commercial liggen de kindertjes ondersteboven in bed. Ik zie mij, in very younger days. Na een zachte nachtzoen van paps en een lekkere smakkerd van mams, lag ik netjes recht in bed, om de volgende ochtend hoofd-aan-het-voeteneind (gelukkig niet buitenste binnen) in bed terug gevonden te worden. Ik herinner me het gewiebel niet, ik sliep! Het is waarom mijn vader mij een wiebelkont noemde. Mijn matras mag weten wat ik al slapend uitspookte. Mijn deken lag standaard naast mijn nest op de grond. Wat haatte ik de nachtelijke gevechten met die dekens! Hoera voor het dekbed.

De enige keer dat ik besefte dat ik een nachtspoker ben, was toen ik als tiener ontwaakte op de stikdonkere voorzolder vlak voor de trap. Ik koukleumde als een ijspegel. Klappertandend en staand wakker worden is eng!
    Now a days vind ik mezelf altijd netjes op mijn plek op het kussen en hoor ik Marcel nooit over beweeglijkheid van mijn zijde. Alles is goedgekomen.

De Zeeman commercial gaat weer verder.
    Staat daar TWOSIE in beeld? Wat leuk! Naast de Onesie (voor wie niet weet wat het is: spreek uit als wansie en het is een pyjamapak van muts tot voet), bestaan nu ook de Twosie. Wat zal mijn buurvrouw (Esmée) daar van vinden?
    Zij heeft naar aanleiding van een foto van Celine het idee bedacht om samen met mij in Onesie haar zoon naar school te brengen. Dat betekent 500 meter voor gek lopen en terug.
    Waarom Celine zo op de foto staat? Na een logeepartij van een vriendin moesten we haar afzetten op NS station Utrecht Centraal. Celine die er ondertussen warmpjes bij liep, had geen zin om haar Onesie uit te trekken en dacht: hupakee, jas erover, niemand die me kent, niets te verliezen.

Zo krijg je het bewijs: Celine is gekker dan ik en mijn buurvrouw? Daar ga ik nog wat mee beleven. Waarschijnlijk beginnend met een Onesie op 1 april (doe maar een maat M, Esmée).
    Zo ben ik over een half jaar flink de klos! Komen jullie me aanmoedigen? Maken we er gelijk een Meet&Greet van. Ik ben Greet, jij Meet, deal?

Terug naar de Twosie. Ik dacht dat het een Onesie voor twee is. Blijkt het gewoon een pyjama. Tel maar mee: shirt + broek = twee stuks. Tada! De Twosie, draag ik dagelijks.
    Het is evengoed een tegenvaller, want ik verheugde me op Marcel et moi in Twosie. Of niet, want wij passen met gemak samen in een Onesie. Marcel is namelijk superslank (en ik enorm jaloers).

Klik ik de commercial weer aan.
    Wat? Ik weet niet hoe snel ik mijn ogen moet sluiten.
    ‘Marcel, die man ligt bloot! Moet dat nou echt op tv?’
    ‘Nee joh, hij draagt een Nakie. Had jij het laatst over een Onesie?’
    ‘Ja, lijkt me heerlijk als ik ga bankhangen na een dag bezigheden.’
    ‘Schrijf jij die Onesie maar op je buik. Ik geef je liever een Nakie.’
    ‘Een Nakie?’
    ‘Ja, doe je ogen open, kijk die man slaapt in een Nakie. Staat jou vast heel goed. Hoe laat is de Zeeman open?’
    ‘Zondags vanaf 12.00 uur.’
    ‘Daar ga jij morgen maar eens heen. Zo’n Nakie is vast moeilijk te vinden, ik zou gelijk bij de kassa vragen waar ze liggen en ik ben benieuwd wat zo’n Nakie kost. Let vooral goed op de maten, want het moet niet te strak zitten rondom je borstkas.’
    ‘Ja, ho maar, ik weet het. Als die Nakie te strak zit hou ik helemaal niks meer over. Zal ik ook een Nakie voor jou zoeken? Je denkt toch niet dat ik alleen in mijn Nakie rond ga lopen?’
    ‘Gezien de moeite om een passende pyjama te vinden betwijfel ik of dat gaat lukken.’
    ‘Hmmm, dat wordt een Nakie die veel te kort is of een Nakie die constant op je knieën hangt, want veel te wijd. Laat maar, jij met je onmogelijke maat.’
    ‘Dat dus! Let ook even op dat jouw Nakie niet te doorschijnend is. Het moet niet lijken alsof je niets aan hebt hè.’
    ‘Nee, bah, bloot hou ik niet van. Maar in mijn Nakie, daar verheug ik me echt op!’
    ‘Dat is nou precies waar ik me ook op verheug!’

zaterdag 4 november 2017

Klitten



    ‘Marcel, de schaar moet er in!’, zeg ik nadat ik een enorm grote ondoordringbare klit in mijn nek voel. ‘Het is weer klitseizoen!’
    Amper mijn woorden uitgesproken staat Marcel op van de bank, loopt naar de kast, pakt een schaar, steekt zijn wijsvinger en duim door de gaten en klapt de schaar dreigend snel open en dicht in de lucht. Om zijn mond verschijnt een geniepig duivels lachje.
    ‘Kom maar hier, ik knip die klit er wel uit!’
    ‘Alsof jij met die schaar in de buurt van mijn haar mag komen.’

Ik ken zijn wens om zijn creatieve bedenksels op mijn kop te luchten. Net zo weet ik dat hij nog eerder de bank aan stukken zal knippen dan mijn coupe te verprutsen. Zelfs met een knipcursus op zijn naam, blijft die kappersschaar angstvallig ver uit de buurt van mijn fantastische lokken, daar zorg ik eigenkoppig voor. Er zijn maar weinig mensen die hun kunsten op mijn hoofd mogen vertonen, hij is er geen van.

Ondertussen zit daar die huge klit in mijn haar. Zo immens heb ik zelden meegekregen; hij is ingewikkeld groot. Het heeft zich gevormd toen ik aan de arm van mijn jongske de stad onveilig maakte.

Je kent het, buiten wordt het kouder. Een sjaal om de nek is geen overbodige weelde. Heerlijk lekker knusjes en warmpjes aan de nek. Met de tijd wordt de sjaal vanzelf een dikke wollige das.
    Elk koude seizoen vergeet ik één dag dit: bij het dragen van een das of sjaal moet mijn lange haar de hoogte in. Of dat nou via een staart, klem of knip is, maakt niet uit, omhoog dat haar. Twee vlechten á la Pippi Langkous lijkt me het beste. Alles beter dan de catweazle-look.

Wie nog nooit lang haar heeft gehad kan gewoonweg niet weten dat die lange krullenlokken die losjes over een sjaal of das hangen, zich binnen de kortste keren tot een kluwen vormen. Resultaat? Een wirwarrig ondoordringbare knoop.
    Zo’n verwarde massa is echt niet leuk en wel om verschillende redenen.
    Ten eerste die klit moet er uit. Marcels oplossing van de schaar is de snelste maar loop ik dan niet voor gek? Ik verkies de langzame, tijdrovende oplossing. Ik heb het dan over veel extra tijd boven op de gebruikelijke haarverzorging. Iets met: als je haar maar goed zit.
    Ten tweede kost dit een behoorlijke toef crèmespoeling. Met zijn verzachtende en gladmakende effect wordt de boel iets sneller ontrafeld.
    Ten derde moet ik beslissen of ik twee seizoenen lang mijn haar de lucht in wil steken of dat de schaar er in gaat om thuis te komen met een los kort koppie? Opknopen of loslaten!

Ik heb zin in het laatste. Soms moet het gewoon helemaal anders!
    Dit besluit neem ik echter niet zonder manlief erop voor te bereiden. Ik zie al gebeuren dat hij thuis komt, me aankijkt en mij vraagt waar ik ben en waarom hij niet weet dat er een knappere tweelingzus met pittig kort koppie is.

    ‘Liefje, ik ga maandag naar de kapper.’
    ‘Voor alleen je pony?’
    ‘Nee, de boel gaat er af.’
    ‘Wat! Maar het is juist zo mooi! Het staat je zo gigantisch goed! Ik vind je zo’n lekker ding!’ Hij kijkt er sip bij, ik bloos.
    ‘Ik vind jou ook zo’n lekkertje, zeker nu jij je wilde haren tevoorschijn hebt laten knippen. En ik hou ook van dit lange haar, maar al die samenpakkende haren die op mijn kop samenspannen? Je zou het eens moeten ervaren en dat een hele herfst- en winterseizoen lang.’
    ‘Klitten?’, reageert manlief en gaat met zijn hand door zijn indrukwekkende haardos. ‘Daar heb ik nou nooit last van.’
    ‘Alsof je met zo weinig haar een klit kan hebben.’ Ik wrijf ook even over zijn bol. Weer tien kostbare haren weggewreven.
    ‘Je bent echt van plan de boel te kortwieken hè?’
    ‘Ja!’
    ‘Dat moet dan maar, als ik het eindresultaat maar niet hoef te zien.’
    ‘Dat is te regelen schatje! Ga ik na de kapper gelijk langs bij de Etos!’
    ‘Waarom daarheen?’
    ‘Dat zie jij vanzelf wel, of niet!’