Fietsen met Marcel is feest. Vooral met de wind mee. We kletsen gezellig over onderwerpen als onze irritante zoon tot het opblazen van mijn autobanden. Heel luchtig allemaal. Tot we de volgende bocht nemen en ineens zwaarder moeten trappen.
‘Hoe ver nog? Waarom zijn we
niet drie afslagen geleden al richting huis gegaan? Voel jij je benen ook zo?’ Het
gesprek gaat alleen nog over hoe zwaar fietsen is en meneer pakt mijn arm beet.
Niet voor het lichamelijke contact, maar om te hangen. Hij doet alsof hij
fietst door te blijven trappen, maar ik voel heus wel hoe mijn lijf ineens meer
calorieën verbrand. Als ik dan vraag of hij lekker hangt, zegt ie:
‘Al deze energieverspilling is
beter voor jouw dan voor mijn billen.’ Ik heb zo’n wijs man hè.
Al fietsend komen we heel wat squads tegen. Bijvoorbeeld een paar squads
wielrenners. Wat betreft deze wielerteams weet ik nog niet of ik er zo blij mee
ben. Ze overvallen me steeds, want ik hoor ze niet aan komen om ineens met een
schelle PLING ingehaald te worden. Terwijl ik de bocht naar links neem, oké een
beetje veel binnenbocht, klingelt zo’n racemonster aan zijn bel. Ik schrik me
de fiets bijna in de sloot en word als een gek ingehaald. Hebben die
race-freaks wel een rem op de fiets? Gaat er iemand dood als zij remmen en een
ander even wat ruimte gunnen? Eigenlijk zijn ze net BMWers en Mecedes-crossers
op de snelweg. Snelheidsmonsters die doen alsof zijn de weg beheren en alles en
iedereen maar kunnen negeren. Wat mij betreft scheuren ze op! Op een onbewoond
eiland of zo.
Weer gekalmeerd en nog steeds met Marcel tegen de wind aan het trappen,
rijdt ons een koppel scootmobielrijders tegemoet. Niks crossen, maar relaxed brommen.
Ik kijk Marcel aan met mijn aller verliefdste ogen.
‘Wil jij later als wij groot
zijn en niet meer kunnen lopen of fietsen samen met mij gaan scootmobieleren?’
Zijn glimlach is het antwoord. Meer heb ik niet nodig en voeg eraan toe:
‘Jij staat natuurlijk te
popelen om onze scootmobielen te behandelen met je magische siliconenspuitfles.’
Die spuitfles heeft meerdere wonderen verricht in ons leven. Alles wat ermee
in aanmerking komt loopt plotseling onverwacht soepel. Ik heb het volgens mij al
eens eerder vermeld, hoe Marcel onze klok zo een boost gaf met zijn goedje, dat
het in een week tijd een dag voorliep. Kun je nagaan: ik had ineens acht dagen
in één week. Als ik niet ook een horloge om had gehad, had ik ongetwijfeld midden
in de nacht op de verkeerde dag in de kerk gezeten.
Ik zie al hoe Marcel onze scootmobiels met dit smeersteltje behandelt. BMWers,
wielrenners en andere wegmisbruikers zijn bij deze gewaarschuwd. Daar waar wij
voorbij komen razen, zie je niet ons maar een grijze waas voorbij snellen en
blijf jij achter met een gebit dat door de lucht vliegt en een bril die pardoes
op je neus valt.
En wij? Wij zijn allang het
hoekie om, met een stofwolk als enig bewijs van onze aanwezigheid. Hier kan ik
me nu al op verheugen!
Door de scootmobielers die we net tegenkwamen dacht ik aan Celine, met
wie ik een paar weken geleden onderweg was. We fietsten langs een brede sloot en
gingen aan landerijen en boerderijen voorbij.
‘Kijk mama, wat een schattige
eendekuikens,’ klonk Celine enthousiast en ik zwijmelde mee.
‘Oh mama, wat een schattige
lammetjes.’ Ik volgde haar wijzende vinger en zag net en lammetje vrolijk opspringen.
‘Mam, kijk een schattig veulentje!’
Haar geluk kon niet op!
‘Wauw man, kijk schattige
scootmobielrijders.’ Ik viel van mijn fiets. Acht of negen brommobielen kwamen
aangereden. Ik was geïmponeerd door deze squad.
Het woord squad heb ik trouwens
van onze kinderen, het is een clubje vrienden die zich groepsgewijs door de
school beweegt en alles samen doet. En met alles bedoel ik echt alles! Samen naar de kantine, samen
naar de kluisjes, samen naar de fietsen, samen naar het toilet. Waarom dat
laatste? Het plassen zou mij vergaan met zo’n squad aan de andere kant van de
deur.
Vraag ik me ineens af: gaat een squad scootmobielers ook allemaal
tegelijk naar de wc? Mooi niet dat ik bij zo’n clubje wil horen.
‘Marcel heb je die spuitfles
toevallig in je fietstas?’
‘Wat moet ik smeren dan? Ik
hoor je fiets niet kraken.’
‘Nee, die hoeft niet
gesmeerd. Mijn gewrichten wel!’
‘Hoezo?’
‘Alles beter dan toiletbezoek
met een squad.’