zondag 19 juni 2016

U



Ze zijn er nog: de wel opgevoede kinderen. Kinderen die ouderen aanspreken met ‘u’. Zo ben ik ook goed opgevoed en sprak ouderen zo aan. Iedereen heette dan ook u; er was nooit een misverstand.
    Ergens is iets mis gegaan. Ik zeg minder ‘u’.

Hoewel ik goed opgevoed ben, heb ik gelukkig nooit ‘u’ tegen mijn ouders hoeven zeggen. Zij heetten gewoon ‘je’, maar wisten dat het vol respect bedoeld werd. Zelfs in mijn puberteit hield ik mijn respect voor hen. Van dwarsigheid was bij mij geen sprake en brutaliteit kon men niet ontdekken. Maar dat is een ander verhaal.

Het verhaal voor vandaag is ontstaan door één meisje. Jawel! Een meisje dat, met haar mooie ogen gericht op Benjamin, mij nodig had voor het bekokstoven van een verrassing. Daar werk ik altijd graag aan mee. Zo werd ik deel van haar telefoon op het moment dat mijn zoon mijn nummer aan haar gaf.

Bijna direct daarna (met een eerste app) was de relatie tussen de jonge dame en mij finaal de mist in gegaan. Ze gebruikte namelijk dat gruwelijke lettertje ‘u’ in een berichtje aan mij. De schok kwam enorm aan! Ik sprong zo hoog op dat mijn hoofd bijna door het zolderraam naar buiten stak.
    Ik, een ‘u’? Ik dacht het niet hè! Als zij het meisje wordt van mijn zoon, komt ze er bij ons alleen in als ze het woordje ‘je’ leert uitspreken in mijn richting. Of ze moet erop gericht zijn dat ik haar gewoonweg niet mag en haar alleen dan binnenlaat als ze bereid is er via de achterdeur weer uit gestuurd te worden. Toedeledoki! En neem ‘u’ maar mee!

Ik weet heus wel hoe de ‘u’ van dit meisje is bedoeld. Iets met respect en goede opvoeding en met dat in haar achterhoofd heeft ze het netjes bedoeld en uitgeschreven. Maar oh, wat maakt het duidelijk dat ik 44 ben.
    Wees niet bang. Ik zit heus niet huilend in een hoekje te kniezen dat ik zó oud ben geworden. Integendeel! Hang de slingers maar op. Niet omdat gisteren mijn zoon jarig was en vandaag mijn man, maar omdat ik het geweldig vind om 44 te zijn. Het geeft rust.

Als ik op mijn 13e had geweten hoe fantastisch het is om een veertiger te zijn, dan had ik graag al die tussenliggende jaren overgeslagen. Vooral de jaren tot mijn 18e.
    Dat waren de onzekerheidsjaren van het leven, waarbij het draaide om levensvragen als: zit mijn haar wel goed? Nee, natuurlijk niet, met die kroeskop was geen zee te bewandelen. Is mijn rok leuk? Nee, natuurlijk niet! Van welk modehuis kwam dat rare vod? Vindt men mij leuk? Blijkbaar niet, ik werd nogal genegeerd. Zien de jongens mij wel staan? Nee, natuurlijk niet! Ik zag er niet uit?

Over jongens die een meisje zien staan gesproken. Ook nu zien ze mij niet, maar wel de knapperd naast me. Ik loop dan moedertrotsig naast haar en denk: ja, kijk maar. Ze is mooi! Om even verder te lopen en ineens denk: hé, viespeuk, je bent te oud! Zoek iemand van je eigen leeftijd!
     Niet dat ik dan gezien wil worden hoor.

Dat is namelijk niet meer nodig. Ik koester me in de wetenschap van die ene jongen die mij heel graag ziet. En mij alleen. Hij deelt graag de bank met me en kijkt samen tv met me. Want ja, één jongetje zag me 25 jaar geleden wel staan en zo heb ik de zaakjes voor elkaar. Heerlijk hoor volwassen zijn en verlost van puberale levensvragen.

Om met een ‘bliep’ uit mijn telefoon weer teruggefloten te worden naar ‘u’. Doet ze het weer!
    Ik ga gelijk maar even vriendelijk doch dringend duidelijk maken dat ik niet van ‘u’ gediend ben. Wil zij kans maken op een hokje in mijn hart, dan zegt ze ‘je’. En hup daar verandert haar toon in ‘je’. Zo voel ik me toch ineens even minder oud. Dat voelt dan toch weer heerlijk! Weg is alle afstand.

Maar wat dit meisje betreft; wie ze is en of er inmiddels sprake is van verkering of zoiets verliefdigs? Daar laat ik de afstand naar jou toe weer even groter worden. U kunt gaan…