‘Hatjsoe!’
‘Bedoel je goedemorgen?’
‘Ja goede-ha-ha-hatsjie!’
‘Ik leerde je nog zo: je begint de dag met “goedemorgen” en bij een pestbui neem ik genoegen met “morgen”, maar wat is ha-ha-hatsjie nou weer?’ Ik was blij met de afwezigheid van mijn gehoorapparaat. Dit meiske nieste zo hard en schel, dat het te horen moest zijn tot op de camping in Ramatuelle. Zo horen ze toch iets van ons, want voor de rest gaat dat vakantiefeestje aan ons voorbij. Het enige feestje dat ik vooralsnog vierde is het genies van Celine. Daar klonk weer:
‘Ha-ha-ha-‘, lelujah? Helaas, het werd: ‘tsjooooeeee!’, gevolgd door een gaap.
Nadat ze haar boterham met hagelslag verorberde, haar theeglas leeg dronk, een laatst tissue vol snoot, deze weggooide en haar handen waste, vertrok ze naar boven.
Plantje
Omdat ook ik mijn out-of-bed-look af moest schudden volgde ik haar al snel. Amper de laatste traptrede onder me gelaten, klonk een oorverdovende zucht vanuit Celine’s kamer.
‘Gaat het meiske?’
‘Momma, ik ben dit genies zo zat. Ik loop al dagen te snotteren.’
‘Alleen als je loopt?’
‘Doe niet zo leuk,’ zei ze met vochtige ogen en een rode neus. ‘Ik denk dat ik allergisch ben.’
‘Dat lijkt me nogal duidelijk.’
‘Denk je dat het hooikoorts is?’
‘Zekerweten!’
‘Dan moet het van buiten zijn.’ Ze stapte naar het raam en keek naar beneden. ‘Er groeit en bloeit ineens zoveel in de voortuin, jemig! Moet je zien.’ Ze veegde haar neus af aan de zoveelste tissue. Waarna ik hard lachte. Ze keek me aan alsof ze ieder moment haar neus aan mij af zou vegen.
‘Wat is hier ineens zo leuk aan?’
‘Ik zie duidelijk waar jij allergisch voor bent.'
Plantje
Omdat ook ik mijn out-of-bed-look af moest schudden volgde ik haar al snel. Amper de laatste traptrede onder me gelaten, klonk een oorverdovende zucht vanuit Celine’s kamer.
‘Gaat het meiske?’
‘Momma, ik ben dit genies zo zat. Ik loop al dagen te snotteren.’
‘Alleen als je loopt?’
‘Doe niet zo leuk,’ zei ze met vochtige ogen en een rode neus. ‘Ik denk dat ik allergisch ben.’
‘Dat lijkt me nogal duidelijk.’
‘Denk je dat het hooikoorts is?’
‘Zekerweten!’
‘Dan moet het van buiten zijn.’ Ze stapte naar het raam en keek naar beneden. ‘Er groeit en bloeit ineens zoveel in de voortuin, jemig! Moet je zien.’ Ze veegde haar neus af aan de zoveelste tissue. Waarna ik hard lachte. Ze keek me aan alsof ze ieder moment haar neus aan mij af zou vegen.
‘Wat is hier ineens zo leuk aan?’
‘Ik zie duidelijk waar jij allergisch voor bent.'
'Wat dan? Jij kan vanuit de deuropening de voortuin niet eens zien.'
'Klopt, maar kijk dat plantje eens. Dat staat sinds vorige week in je kamer en sindsdien heb je klachten hè? Tada, plant eruit of jij… Ze keek naar het enige plantje dat haar kamer rijk is, een Origami. Ken je die? Ruikt niet, sterft niet, hoeft geen water, verkleurt misschien, maar verder is het een zorgeloos plantje. Toch sneu dat madammeke juist daar allergisch voor is.
Bloempjes
Om mijn dochter toch te tonen dat ik haar wel serieus nam, stond ik even later naast haar en bewonderde de voortuin:
‘Momma, ik denk dat ik allergisch ben voor die paarse bollen.’
‘Nee joh. Je bent allergisch voor die witte bloempjes. Die helemaal vooraan staan bij het fietspad.’
‘Oké, wat nu?’
‘Vanavond tegen papa zeggen dat die de tuin uit moeten.’
‘Nee joh. Je bent allergisch voor die witte bloempjes. Die helemaal vooraan staan bij het fietspad.’
‘Oké, wat nu?’
‘Vanavond tegen papa zeggen dat die de tuin uit moeten.’
Een halve dag later, de avondmaaltijd voor onze neus, nam Celine het woord:
‘Papa, ik ben allergisch voor die witte bloemetjes.’
‘Welke witte bloemen?’
‘Die witte in de voortuin.’
‘Wijs ze even aan, want het zijn er meerdere.’ Vanaf de bank keken ze de voortuin in. Celine wees de bloempjes aan die ik bedoelde.
‘Dus het enige bloemetje dat nog van mij is en dat ik heel mooi vindt, moet de tuin uit?’, klonk manlief met een snik in zijn stem.
‘Ja, papa, mama zegt dat ik er allergisch voor ben.’ Hij draaide zich abrupt om, keek me doordringend aan en zei:
‘Papa, ik ben allergisch voor die witte bloemetjes.’
‘Welke witte bloemen?’
‘Die witte in de voortuin.’
‘Wijs ze even aan, want het zijn er meerdere.’ Vanaf de bank keken ze de voortuin in. Celine wees de bloempjes aan die ik bedoelde.
‘Dus het enige bloemetje dat nog van mij is en dat ik heel mooi vindt, moet de tuin uit?’, klonk manlief met een snik in zijn stem.
‘Ja, papa, mama zegt dat ik er allergisch voor ben.’ Hij draaide zich abrupt om, keek me doordringend aan en zei:
‘Heeft mama ook gezegd dat ze al jaren dat plantje weg wilt hebben?’
‘Nee. Momma? Span jij mij nu voor je karretje?’
‘Uhm, het viel te proberen. Ik heb wel meer de tuin uitgewerkt tegen papa’s wensen in, hij hielp me er zelfs mee en kijk hoe mooi de tuin werd?’ Ze keken beide de tuin weer in.
‘Nee. Momma? Span jij mij nu voor je karretje?’
‘Uhm, het viel te proberen. Ik heb wel meer de tuin uitgewerkt tegen papa’s wensen in, hij hielp me er zelfs mee en kijk hoe mooi de tuin werd?’ Ze keken beide de tuin weer in.
'Papa, mama heeft een punt.'
'Dus weg met dat witte plantje, wat zeg jij Celine?’ Ik vroeg het haar en hoopte op een goed antwoord. Een beetje medestand kon ik wel gebruiken. Ondertussen gaf ik Marcel een tissue, want hij was zo zielig.
‘Hatsjoe!’
‘Dat is precies wat ik wilde horen. Dat is vrij vertaald: mama heeft altijd gelijk.'
‘Dat is precies wat ik wilde horen. Dat is vrij vertaald: mama heeft altijd gelijk.'