zondag 26 april 2015

Grote opruiming

Zonder dat hij het in de gaten heeft, volg ik zijn bezigheden. Dat gaat gemakkelijk met zijn deur een stuk open en het licht aan. Ik kijk naar hem vanuit de hal, de beste plek voor nu en dichterbij dan ik zou mogen zijn. Zolang hij me niet ziet is het oké. Stil zijn dus.

Nooit eerder zag ik hem zo met zijn uiterlijk bezig. Dan weer houdt hij dit shirt voor zich en bekijkt het in de spiegel, dan weer een ander shirt. Ik wist niet dat mannen zó druk kunnen zijn met kleding uitzoeken. Van vrouwen weet ik het. Sterker nog, als ervaringsdeskundige weet ik dat het uitzoeken van de best dress voor een avond uit echt even duurt. Hij heeft het toch niet van een vreemde.
    Gelukkig kiest hij een outfit waar ook ik blij van wordt. Ik ben onder de indruk van het plaatje.

Vervolgens gaat hij dichter bij de spiegel staan en dirigeert elke haarspriet precies op zijn plek. Elke pluk krijgt een dosis haarlaknevel over zich heen, waarvan zelfs ik stijf sta. Tenslotte poetst hij zijn tanden en spuit een geurtje in zijn hals. De houtachtige notengeur met muskus en amber komen me tegemoet.
    Een laatste blik in de spiegel en klaar is hij. Wat een vent!

Ik verwacht dat hij nu zijn kamer verlaat en de trap af raast. Niets is minder waar. Hij kijkt zijn kamer rond en trekt zijn bed netjes. De knuffelberen vinden hun plek aan het voeteneind van zijn bed. Ze worden liefdevol naast elkaar gezet. Gelukkig mogen ze blijven. Ik vrees echter dat ze niet veel langer hier zullen bivakkeren. Dan vind ik ze huilend terug in de container. Echt zielig, afgedankt want een meisje heeft nu zijn hart gestolen.
 
Vervolgens raapt hij wat rommel van de grond, zet de spullen op de vensterbank recht en ruimt zijn bureau op. Zijn schoolboeken hebben nog nooit zo netjes naast elkaar gestaan. Als laatste sluit hij de kledingkast. Bij een laatste blik in de spiegel trekt hij zijn kraag goed en gaat naar beneden.

Ik ga achter hem aan en verwacht geïnstrueerd te worden. Ik moet me vast en zeker gaan gedragen en mag geen zotte uitspraken doen. Daar snap ik nou niets van. Celine heeft bijna twee jaar een vriendje en heeft me nooit zo streng toegesproken. Zij houdt juist van mijn rare fratsen. Heerlijk die meid!
    Ik denk echter dat Benjamin zich om zal draaien in zijn stoel om dingen die ik eruit floeps. Zelfs als ik weloverwogen geen verkeerd woord zeg, zal hij het beschouwen als fout. Ik ken hem, maar ook mezelf. Dit ben ik en dat blijf ik! Welke jongen of meisje mijn huis ook onveilig maakt, ik blijf mezelf!

Wat ik wel weet is dat deze gentleman klaar staat voor zijn eerste date. Waarom zou hij anders zo met zichzelf bezig zijn geweest? Het was natuurlijk niet om mij te doen. Maar als ik het meisje was, ging ik graag aan zijn arm mee. De film zou me gestolen kunnen worden; ik zou onafgebroken naar hem kijken!

Dan ineens staat hij voor me:
    ‘Mama, zie ik er goed uit?’
    ‘Ja, schat, je ziet er verpletterend uit! Als ik dat meisje was, wist ik het wel,’ en wil hem bijna over zijn bol aaien. Niet slim, hij heeft juist elke krul zo goed gestyled.

Bij de vraag of ik deze blog mag plaatsen, klonk Benjamins JA goed genoeg. Ik mag dan ook de officiële announcement doen: Benjamin heeft verkering. Leuk hè!

    Waar ik echter het meest blij mee ben en waarom meneer voor altijd verliefd mag zijn en het meisje elke dag meer dan welkom is? Na jaren van rommel, zeg maar gerust uitpuilende puinhopen in zijn kamer, is die kamer eindelijk opgeruimdheid.

zondag 19 april 2015

2.0

    ‘Wauw! Wat ben jij een lekker ding!’ Ik laat van verbazing mijn broodmes vallen.

Daar staat hij. Zijn weelderige krullenbos heeft gisteren bij de kapper, plaats gemaakt voor kortere plukken die strak die richting op staan die hij wil. Zijn haar ruikt naar verleidelijk fris zoete kokosnootolie. Dat heeft hij overgenomen van onze in-huizige anti-kroes-expert. 

Het is echter niet alleen zijn koppie dat me in vervoering brengt. De kleren die hij draagt maken hem stoerder dan hij al is. Zijn groen/zwart geblokte shirt draagt hij open en los over zijn hemd in spijkerbroek. Een brede stoere riem met groot gesp glinstert me tegemoet. Hij heeft smaak, deze kerel. Ook al hangt de broek me iets te laag op zijn heupen. Daar kijk ik doorheen.

KERELTJE kan echt niet meer. Daarmee is het ook einde VENTJE en LIEVERDJE. Het past niet meer bij de jongen die ondertussen bij de eettafel is aangekomen.
    ‘Hoe lang ben jij eigenlijk wel niet?’, vraag ik angstig en ga naast hem staan.
    ‘Hij is zeker vijftien centimeter langer dan jij!’, vult Marcel me aan.
    ‘Echt niet! Ik ben 1.64, hij komt heus niet vijftien centimeter boven me uit.!’ Voor mijn zoon er erg in heeft, heb ik een rolmaat in handen en heb hem tegen de voorraadkastdeur gezet. Natuurlijk checkt manlief even of het eerlijk gaat en bekijkt of ons kind, zijn hakken wel plat op de grond heeft gezet.

Het meetlint zegt: 1.70. Gelukkig! De kuif die daar nog acht centimeter boven uit torent, zou doen denken dat meneer vijftien centimeter langer is, maar zes centimeter is te overzien. Natuurlijk denkt meneer nu heel wat te zijn en gaat op zijn tenen over me heen gebogen staan.
    ‘Al groei je zestig centimeter boven me uit, ik blijf baas in eigen huis!’, klink ik zeker van mijn zaak. Ik laat hem natuurlijk niet merken dat ik me werkelijk klein voel. Hij mag geen lucht krijgen van mijn frustratie over het feit dat ik weer de kleinste ben. Pubers zijn akelig goed in misbruik maken van mijn zwaktes.
 
En dus neem ik met deze blog afscheid van KERELTJE, VENTJE en LIEVERDJE. Even een minuut stilte. Ik pink een traantje weg, pluk een tissue uit de doos, raap mezelf bij elkaar en schrijf verder.

Dient zich een ander probleem aan: hoe ga ik nu om met de benamingen voor de mannen in mijn leven? Waar ik met kereltje, ventje en lieverdje altijd zoonlief bedoelde en met kerel, vent en lieverd mijn grootste en eerste liefde, ben ik zelf de route even goed kwijt. Ik ben verward! Als ik ze beide LIEVERD ga noemen; hoe weet jij dan over wie ik het heb?

Het duurde maar even, het bedenken van een nieuwe koosnaam voor de jongste, tijdens ons ontbijt.
    Mijn kereltje wordt vanaf nu: Vent 2.0. Goede vondst hè? Ik applaudisseer er enthousiast bij.
    Oeps, ik vergat even wat ochtendhumeur aan tafel en voel op mijn sloffen aan dat ik veel te enthousiast was. Ik kijk beschaamd op en schrik vervolgens enorm van het gezicht aan de overkant van de tafel.
    ‘Wat kijk jij naargeestig, schat! Jij hebt anders nooit last van zo’n ochtendhumeur!’ 
    ‘Nou,’ zegt hij, ‘als Benjamin Vent 2.0 is, wie ben ik dan wèl?’ Zijn teleurstelling ligt als een dikke laag beleg op tafel. Wat zijn probleem is?
    ‘Jij bent natuurlijk Vent 1.0. Jij was er tenslotte toch eerder? Jij bent mijn nummer: 1, forever and ever!’ Ik verwacht dat hij weer bijgedraaid is bij zulke lieve woorden op de vroeg ochtend. Meestal werken ze.
    ‘Maar toch is hij 2.0, dat staat voor de verbeterde versie,’ klinkt sip.
    ‘Dat is natuurlijk ook zo. Sorry lieverd… Ik begrijp het, maar weet je wat? Maak jij je maar geen zorgen, ik update je vanavond wel tot 4.0.’


zaterdag 11 april 2015

Nachtzoen



Kan jij slapen zonder een nachtzoen? Ik wel… of eigenlijk stiekem toch niet!
    Toen ik achttien jaar oud was en net één dag uit huis, moest ik ontdekken dat ik heus zonder nachtzoen van mijn vader kon slapen. Het moest toch? Tot dan toe haalde ik die zoen elke avond op. Gewoon omdat het mocht.

Eén van mijn kinderen (nog geen achttien en veilige thuis) is erger. Waar ik die zoen haalde, wil deze de nachtzoen bezorgd krijgen. Ik geef er met plezier gehoor aan; koester dit moeder-kind momentje zoveel mogelijk.

Steeds vaker valt het midden in een film. Lastig, maar het went. Het kind komt dan de deur om sneaken, geeft pap een kus en loopt terug naar de deur om vlak voordat de deur gesloten wordt, zich om te keren en me smekend aan te kijken; hopend dat ik nog even boven kom.

Sinds onze nieuwe hoekbank, wordt het verleidelijk dit af te bouwen. Bankhangen en film kijken is zoveel relaxter geworden. Heerlijk hoor, languit met een deken over de benen. Opstaan is zoveel zwaarder.
    Ik overweeg de nachtzoen in een pakje te stoppen en vervolgens met een drone boven te laten bezorgen.

Marcel denkt er al langer het zijne van.
    ‘Waarom doe je dit nog?’
    ‘Omdat het heus niet lang meer duurt dat het over is met de nachtzoenen. Dan blijk ik niet meer nodig en zit ik hier op de bank, met al mij liefde…’ Er verschijnen tranen in mijn ogen; brok in mijn keel.
    ‘Maar ik wil heus nog wel nachtzoenen!’
    ‘Bel je moeder maar,’zeg ik geïrriteerd. Hij durft wel zeg, mij te storen tijdens de film.

Verder kijken hoeft niet, want daar staat mijn kind alweer. Ik moet me losmaken van de bank en mijn man. Die twee hebben sterke handjes!

Als ik me ontworsteld heb en naar boven gestrompeld ben, beland ik even later naast het kind. Dit is het meest ultieme dat ik kan doen. Er begint direct iemand te stralen als de volle maan in donkere nacht. Niet alleen boven komen voor de zoen, maar ook even bij het kind liggen.
    We zeggen niet veel. In de stilte ligt onze band; in er zijn.
    Soms testen we welk geluid er bij de ander uit komt als we op elkaars neus drukken. Een andere keer neuriet de één (met mond dicht) het Wilhelmus terwijl de andere in het juiste ritme in de neus knijpt van de neurievogel. Moet je ook eens doen. Is echt lachwekkend.
    Een variant is te raden welk liedje de ander neuriet, terwijl de één in de neus moet knijpen. Dat gaat compleet fout, want hoe weet je het juister ritme? Rare fratsen, maar het smeed onze band.

Gisteravond ging het net zo en staarde ik uiteindelijk gedachteloos naar het plafond. Ineens schrok ik op.
    ‘O, ik moet gaan!’, en maakte aanstalten te vertrekken.
    ‘Nee, je moet blijven!’ Smekende ogen keken me aan, handen hielden me tegen, lippen gingen in teleurstelling-stand.
    ‘Ik wíl niet weg, maar kijk naar het plafond! Het schreeuwt!’

Je moet weten, dat sinds dit kind niet ’s avonds maar ’s ochtends wil douchen, het sneller moet reageren op mijn wake up call. Dat valt echter niet mee. Net als ik staat dit kind niet stante pede naast het bed en roept: ‘Hoera! Het is  vandaag!’
    Aan inventiviteit mist hier niets, want het kind bedacht een manier om zichzelf te herinneren aan sneller opstaan.
    ‘Werkt dat idee nou echt?’
    ‘Ja!’
    ‘Dan moet ik dat overnemen.’

Een snelle nachtzoen volgde en weg was ik. Ik pakte mijn jas, autosleutels en mobiele en bracht mijn man een afscheidszoen. Hij schrok op!
    ‘Waar ga jij heen?’
    ‘Verf kopen. Zoek jij even een flinke kwast, haal ons bed van zijn plek en zet een trapje klaar. Jij bent hier de schilder. Oh, vergeet je oude kleren niet aan te trekken!’
    ‘Verf, kwast, bed, kleren?’
    ‘Vertrouw me maar gewoon…’ en weg was ik. Ik wist heus wel dat hij zou doen wat ik zei. Anders kon hij gewoon zijn nachtzoen vergeten!

Een uur later, mijn man had blind mijn instructies opgevolgd, bleek het resultaat verbluffend. Opstaan kan nooit meer een probleem zijn, want net als bij mijn kind, schreeuwt één woord me luid toe vanaf het plafond:
    Eruit!






zondag 5 april 2015

1 april

Tjonge, aan het begin van de week was er nog niets aan de hand en nu ineens ben ik een jaar langer getrouwd en een jaar ouder. Zomaar zonder overleg, zonder de tijd stil te kunnen zetten en zonder mijn toestemming ben ik 34 jaar en 22 jaar getrouwd.

Over mijn verjaardagsfeestje is verder niets te zeggen. Daar doe ik al jaren niet meer aan. Eén van mijn beste vrienden (ja, jij Erwin!) heeft dat nog steeds niet door en vraagt elk jaar steevast:
    ‘Wanneer is het feestje?’
    ‘NIET!’
    Wat hij niet weet is dat ik hierdoor makkelijker kan negeren dat ik ouder word. Zo blijf ik 34, wat toch hartstikke geloofwaardig klinkt? Zo oud was ik op mijn laatste verjaardagsfeestje. De overige 108 maanden moet je gewoon vergeten.

Een consequentie van geen feestje, is geen cadeaus. Dat is natuurlijk minder.
    Daarom vier ik wel een klein beetje verjaardag met mijn gezin en verwacht van hen oogverblindende cadeaus. Dat is toch niet veeleisend?  Ze mogen zelf bedenken wat ze kopen of (liever nog) maken. Ik laat me dolgraag verrassen.

Tot ineens, vorige week, zich een cadeau-idee opdrong in mijn hersenpan. Het was vitamientjes- en bevochtigingstijd, waarbij ik zorg voor vers gewassen en gesneden fruit, vergezeld van een glas vocht en lekkers voor de kinderen, terwijl zij hun schooldag achter zich laten.
    Soms heb ik geen zin om hiervoor te zorgen en lonkt staken – dat voelde ik nu even.

Dat gevoel heb ik trouwens niet vaak, want ik zorg met liefde voor mijn gezin. Soms vergeet ik dat alleen even. Dat is stom, want ik moet mijn gezin en het samen-zijn juist koesteren. Met het overlijden van een goede kennis, totaal onverwacht op de leeftijd van 45 jaar en een vriend bij wie kanker terug is gekomen, ben ik me bewust van het feit dat het zomaar ineens anders kan lopen in het leven. Het verlamt me zelfs een beetje.

Daarom moet PLUK DE DAG mijn levensmotto worden en begin ik met plukken op mijn verjaardag. Het moet een dag worden waar het even om mij gaat en ineens wist ik het perfecte cadeau: op mijn dag, 1 april, wilde ik uitslapen.

Dan moest ik wel eendaags afstand nemen van een huwelijksbelofte. Ik heb namelijk way back beloofd elke dag te zorgen voor de lunch van mijn manneke. Daar heb ik me zo’n 8.030 dagen aan gehouden. Dat is een hoop liefdewerk dat hij geproefd moet hebben.
    Die enkele keer dat een ochtendhumeur me deed vergeten er liefde in te stoppen, moet het tegen lunchtijd gewoon weer tussen de boterhammen zijn gekropen. Volgens mij heeft hij het nooit gemist. Voor één keer mag het toch anders?

Voor één keer mag meneer eens als eerste opstaan, waar ik me nog heerlijk omdraai. Hij mag de jongelui wekken, terwijl ik verder snurk. Zalig, dit idee! Ik moet het vanavond maar eens in de groep gooien, zo dacht ik.

    ‘Schatjes, jullie weten toch dat ik volgende week jarig ben?’
    ‘Is jouw verjaardag volgende week al?’ Benjamin schrikt op.
    ‘Ja! Hebben jullie al bedacht wat ik wil hebben?’ Je had de schaapachtige blikken moeten zien!
    ‘Ik ga zelf iets maken of weet jij zelf iets mama?’ vraagt Celine ineens zelfverzekerd. Ze heeft er zin in. Net als ik.
    ‘Ja, ik weet wel iets.’ Iedereen kijkt me nieuwsgierig aan. ‘Ik wil uitslapen.’

Na deze bekendmaking waan ik me in het stilste stiltegebied dat ik ooit heb gehoord. Zelfs de vogels sluiten hun snavels. Ik zie tranen verschijnen in de ogen van mijn kinderen en Marcels mond is prompt opengevallen. Zijn onderlip hangt op zijn bord.
    ‘Dat is zeker een verrassing’, zegt Celine, ‘maar ik bedenk zelf wel iets, mama.’
    Tegenover me zit Marcel, als gebiologeerd. Hij heeft zijn open gevallen mond ondertussen laten steunen op zijn theeglas. Hij wil iets zeggen, maar heeft nog even nodig om deze shock te boven te komen.

Als hij uiteindelijk weer baas is over eigen lijf, weet hij met een piepstem en ogen die me zó vaak smekend aankeken uit te brengen:
    ‘Maar wie maakt dan ons brood?’