Mijn tante heeft een heel, serieus heel groot huis. Het is zelfs een
hoekhuis met een bordje nummer 1. Dat is toch heel wat, wonen op het eerste
nummer in de straat. Oomlief verdient vast heel veel monnies, hoe kan je anders
zo groots op nummer 1 wonen?
We zijn er nog niet, want ze hebben een lange oprijlaan. Aan het eind
daarvan is de garage. Er kunnen wel zes auto’s op. Nee, niet op de garage; op
de oprijlaan. Veel hè?
Om bij het dichtslaan van je
autodeur en een kort loopje, iets langer als je achteraan staat, bij een grote
houten voordeur uit te komen. Die zit midden in de enorme zijgevel. Als je zo
onder de luifel niet verder kijkt dan de deur waan je jezelf bij een kasteel.
Als tantelief de deur opent en ons begroet, stappen we binnen in een hal
waar je maar zo een wals kunt dansen. Ruimte genoeg! In de hoek is een open
wenteltrap naar boven. Wij kindertjes kunnen er een tent onder bouwen.
De rest gaat een volgende deur
door de huiskamer in om begroet te worden door een boom van een vent. Als hij
in mijn richting komt, ben ik altijd bang dat hij me niet ziet en over me heen
walst om met zijn zware stem en grote handen de persoon achter met te
begroeten. Gelukkig staat mijn krullenkop (wie kan daar nou overheen kijken)
hem in de weg, waarop mijn oom mij bulderend begroet met zijn grote hand. Zijn
voorkomen maakt me een beetje angstig.
Ondertussen staan we in de joekel van een huiskamer! Grote meubels
sieren de kamer. Er staan wel vier fauteuils of meer? Er staat een bakbeest van
een televisie en een flinke salontafel. Alles is even overweldigend!
Net als de wandkast die imposant
de muur vult. Ik kijk mijn ogen uit. Alles is hier much bigger.
Ik loop achter tante de keuken in. En jawel, deze is huge met wel twintig kastjes. Dat wil ik
ook als ik groot ben. Veel kasten om verstoppertje te spelen met alle spullen.
Wat weg is, is niet gezien - opgeruimd lijkt netjes.
Zoals gebruikelijk zorgt tantelief voor een dienblad met thee en
lekkers. Ik word er nog verlegen van, want hoewel op mijn gemak bij haar, zit schuchterheid
me toch in de weg. Als ik die toch eens in die zware kast kon zetten: alle verlegenheid
op het plankje, deur dicht, slot omdraaien en sleutel verstoppen.
Mijn tante zet het lekkers op tafel.
Die tafel. Jaren later zie ik
haar zweten boven mijn trouwjurk. Ze was erbij toen ik jurken paste om een mooi
model te vinden en vervolgens samen een lap zijde te kopen en mijn droomjurk
werkelijk te maken. Passen, meten, vouwen en rrrrrrr…rrrrr… daar gaat de naald door
het stof.
Maar dan die zweetdruppels op haar
voorhoofd. Het moeilijkste stukje jurk moet voor de derde keer uitgehaald worden.
Als het nu niet lukt de boel goed aan elkaar te krijgen, is de stof te zwak om
nog een keer te gebruiken en moet alles in rewind!
Stof kopen, knippen, passen, rrrrr… rrrr…
Het lukt echter! En een week of
twee later sta ik stralend in mijn trouwjurk .
Ik heb ‘m nog, hij past niet
meer, maar wegdoen is geen optie!
Terug naar toen: één ding is het meest bijzonder in het huis van tante
en oom? Hun keukenkraan. Serieus! Het is niet zomaar een kraan hoor. Het is er één
die je uit kon trekken en dan verschijnt er een doucheslang achteraan. Dat is
toch gaaf!
Ik zie voor me hoe tante met
die doucheslangkraan de hele keuken nat sproeit om de boel eens goed te poetsen.
Lijkt me zo handig voor later.
Tja, later. Dat is nu ruim 36 jaar later.
Ik was toen klein en alles in
mijn ogen groot. Nu weet ik, ik heb alles opgeblazen, inclusief mijn oom. Wat ik niet
opblies was die kraan; die was echt. Meer nog, ik heb er zelf ook één en denk
zo af en toe bij het schoonspoelen van mijn gootsteen met mijn eigen
doucheslangkraan terug aan mijn tante.
Ze moest eens weten.