dinsdag 31 oktober 2017

Spookachtig



Hoe kan iets dat zijn oorsprong binnen in mij vond, zo anders in de wereld staan dan ik. Een meningsverschil is best interessant, hoewel we elkaar in weinig vinden. Bij roti de neus optrekken mag, dan geniet ik van iets meer. Luisteren naar muziek waar mijn oren van tuiten (lees: regelrechte oorvervuiling) kan ik echt accepteren.
     Dat ik mijn zoon totaal kwijtraak in zijn Halloween-love, dat vind ik net zo onverkropbaar als pompoensoep.

Het effect van Halloween op mij is die van HALLO-IK-WEEN.
    Ooit ergens is de IK verdwenen uit het woord Halloikween en kijk wat er van komt: bloed, zombies, skeletten, littekens, kettingzagen, wandelende gewaden en pompoenen. Het vliegt me in alle oneetbaarheid om de oren.

Wat alles erger maakt, is dat ik ’s avonds de deur niet meer uit durf in mijn uppie.
    Jammer, want een week geleden nam ik in mijn eentje de benen om aan mijn dagelijks portie kilometers te komen. Sinds vrijdag is dat over-en-stop! Als je mij nu dwalend in het donker treft, dan is dat aan de arm van mijn held op wandelschoenen.

Wat er vrijdag gebeurde? Ik liep samen met mijn lief buiten om even op onszelf te zijn, terwijl onze kinderen en hun lovers ons huis kaapten.
    ’s Avonds wandelen is trouwens leuk. Door de donkerte koekeloer je makkelijker verlichte huizen in. Zie daar: gratis interieurideeën of ik smile bij het zien van lachende mensen met hun handen rondom een glas warme thee. Veelal is het de televisies die zijn heldere licht de kamer in straalt.

Omdat er mensen zijn die hun gordijnen, jaloezieën, lamellen of rolluiken niet sluiten voelt het minder eenzaam buiten. Zelfs veiliger. Zo gaat bij ons thuis de boel net zo min dicht, kijk gerust binnen, niks engs te zien. Of je moet mij eng vinden!

Ondertussen naderen we de Imkersplas en laten de bebouwing achter ons. Meer groen en donkerte vergezellen ons hier.
    Wacht even, er is meer dat ons vergezeld. Een meter of veertig voor ons, komt een zwarte schim op ons af. Het oogt als een lang en super slank gewaad met een rugzak op de rug en iets in de handen. Is dat touw?

Onwillekeurig klemt mijn arm zich steviger in die van Marcel.
    ‘Marcel zie je dat?’
    ‘Het lijkt wel een wandelende burka.’
    ‘Het zint me helemaal niks.’
    ‘We gaan de steiger op,’ die ligt links van ons, ‘en wachten tot hij voorbij gelopen is.’
    ‘Je beseft dat als die burka achter ons aan komt we geen kant op kunnen? Die steiger loopt dood, eindigend in water als escape-route.’ Aan het eind van de steiger staan we stil en kijken over het water. Soms ook vluchtig in de richting van het zwarte gewaad.
    ‘Hij komt hier niet heen, hij blijft bij die boom tussen fiets- en voetpad hangen.’
    ‘Niet dat ik me nu beter voel; sterker nog, ik voel me gegijzeld. Zolang hij daar staat, blijven wij hier.’ Thuisblijven bleek achteraf veiliger dan het huis ontvluchten.

Ondertussen prijs ik me gelukkig, want ik ben niet alleen.
    Door manlief maakte ik niet direct rechtsomkeert om in ren-modus en een driedubbele dosis adrenaline uit de weg te komen. Mijn enige doel: het eerste de beste huis bereiken, aanbellen en met een harde “HELP” binnen te vallen.
    Hoewel dat weer beangstigend is voor de deuropener. Maar hé, wat is nou enger? Ik in mijn spijkerbroek of die burka!

Ineens klinkt bij eerdergenoemde boom een harde kreet, gevolgd door:
    ‘Man, debiel (wat hij echt zei herhaal ik niet, want vloeken lust ik niet)! Je laat me schrikken. Idioot (weer een vriendelijkere synoniem)! Ga toch weg, engerd!’

    ‘Marcel!’, ineens begrijp ik het. ‘Het is geen terrorist. Het is een Halloweenmafketel!’ Daar komt net een volgende fietser. Hij schrikt zich van zijn wielen, maar kan er om lachen. Onbegrijpelijk!
    Wat volgt is een groepje kinderen dat lachend aan komt wandelen met zaklampen in de aanval en een praatje aangaat met de griezel. Bah, het wordt nog gezellig ook.

Dit is een goed moment voor ons om te ontglippen. Snel naar huis! Daar wil ik zijn.
    De rest van de wandeling verwacht ik van achter elke boom een schrik-op-mijn-pad en haat Halloween meer dan ooit. Mijn angst voor Sinterklaas is groot, maar dit gaat vele pompoenen verder.
    Ik zie ineens voor me dat een of andere kettingzaagdebiel dit belachelijke feest gaat gebruiken om wel degelijk een ander iets gruwelijks aan te doen. Vertel me vooral niet dat mijn gedachten doorslaan, ik zag die man toch echt!

Dan te bedenken dat mijn zoon hiervan smult. Hij laat graag mensen schrikken en verheugt zich op een avondje spookachtig rondhangen.
    Wacht even. Benjamin is lang… is super slank…
    ‘Marcel heeft Benjamin een zwart gewaad in zijn kast die door kan gaan voor burka?’



zondag 29 oktober 2017

Neerlandicus?



Ik viel hard en vond mezelf naast mijn sokkel. Opstaan lukte niet, ik was aan stukken. (Is dat een METAFOOR?)
    Het is allemaal de schuld van Benjamins vriendin, Senna. Ik weet niet of zij hier ooit nog huiswerk mag maken.

Dat klinkt niet lief, dat weet ik. Vooral omdat ze zo consciëntieus* werkte achter haar wit en lime-groene laptop. Haar aandacht op het scherm was beangstigend als halloween. Zo constructief heb ik haar vriendje bij het vak Nederlands nooit zien werken. Ik was vooral trots op die meid, want ondanks een huis vol leven (gekwebbel, gelach en mijn gezang uit platte borst) werkte ze door.
    Toch viel ik.

Terwijl ik al zingend het net gemaakte gehaktmengsel in de cannelloni propte, vroeg Senna:
    ‘Wat is CONVENTIONEEL?’
    ‘Ik ben conventioneel,’ en wiebelde wat met mijn bips en wreef in de lucht met mijn handen langs mijn lichaam als zei ik, mooi hè en stak mijn tong erbij uit. Daarmee duidelijk makend dat ik geen idee heb van waar zij het over had. Ik geloofde dat mijn hulp nogal AVERECHTS werkte. Ze keek behoorlijk glazig.

Kwam net Marcel thuis van zijn werk. Hij onderzocht bij binnenkomst vluchtig hoe de zaken in huis stonden.
    Hij trof mij achter het aanrecht aan. Met zijn ogen op mij gericht kwam hij dichterbij en zoende me zachtjes hallo. De AFFECTIE die hij altijd weer tentoonspreidt vind ik fantastisch. Zoveel genegenheid is heerlijk!

Hij draaide zich om naar de kamer en begroette Benjamin die op de bank zijn Mine weer eens Crafte en begroette Senna die vriendelijk gedag zei.
    ‘Wat doe jij?’, vroeg Marcel haar en keek even mee over haar schouder op het beeldscherm.
    ‘Ik ben bezig met moeilijke woorden en vroeg Irene net wat conventioneel betekent, maar ik geloof niet dat ik veel aan haar heb.’
    ‘En bedankt!’ Ik voelde me ineens heel GEDEPRIMEERD. ‘Ze is dure woorden aan het oefenen en heeft inderdaad niet veel aan mij. Dat maakt me somber. Maar laten we even duidelijk zijn, zo’n woord zomaar in de ruimte gesmeten begrijp ik niet meteen als ik met mijn kop diep in de pasta zit.’
    ‘Ik zie het, spinazie en cannelloni, lekker!’
    ‘Als zo’n woord in een zin wordt gepropt vind ik het wat anders. Dan is er een context.’
    ‘Maar jij schrijft! Je hebt een boek op je naam staan. Jij moet al die dure woorden dan gewoonweg weten.’ Was Marcels reactie en zo viel ik van mijn voetstuk. Door mijn man op de grond gesmeten, hij was mijn grootste fan, dacht ik. Hij moedigde me aan op LinkedIn te gaan als tekstschrijver. Ik ga wel weer.
    ‘Daarmee ben ik niet meteen de grootste Neerlandicus. Je kent mijn woordenschat, die is niet groot en toch word ik begrepen. Wat mij betreft mogen veel meer mensen eenvoudigere taal gebruiken – begrijpelijkheid daar ga ik voor. Al dat dure stinken, bah!’ Hierbij mezelf een DIAGNOSE gevend: ik ben eenvoudig in mijn taal en ga dat niet veranderen.
    ‘Ik wil wel jouw woordenschat vergroten,’ reageerde manlief en daagde me direct uit nieuw skills AAN TE WENDEN. ‘Senna, stuur Irene eens die rij woorden waar jij nu op oefent, dan mag zij ze verwerken in de volgende blog.’

Terwijl die twee samenspanden waar ik bij stond, klonk een “pling” uit mijn phone en zag ik twaalf luxe woorden in hoofdletters op mijn scherm.

Met die “pling” verdween het idee om een blog te wijden aan de kapper of mijn schoonzus. Die blijven in mijn toetsenbord - zijn CONSTRUCTIEF verwerkt in een grof kladje, zo vergeet ik het niet en kan ik mijn CLIENTÈLE volgende week weer tevreden houden. Een paar verhalen op de harde schijf kan nooit kwaad.

Deze uitdaging voelt ondertussen wel als een COMPROMIS. Ik moet mijn man maar ook jou, mijn lezer, tevreden houden. Deze keer gaat de eerste voor, maar onthoud dit: als jij deze blog niet leuk vindt, dan is het zijn schuld. Een ADEQUATE reactie om hem daarvoor te straffen is hem te ontvrienden. Ik wacht af.

Om te blijven zitten met het woord: EUFEMISME.
    Het afgelopen half uur heb ik dit woord bekeken tot ik besloot de blog nog eens te lezen. Bots ik daar “boem” op een eufemisme. Mag jij die lekker zoeken!



* het woord consciëntieus moest ik opzoeken, want hoe schrijf je dat? Zonder Google’s hulp zou ik schrijven: consencieus. Fout dus! Met Google kreeg ik dit: contentieus, conscentieus, consentieus en consciëntieus. Ik gilde! Dit helpt niet! Tot ik zag dat de laatste correct is. Pfoe, ik ben er uit.

zaterdag 21 oktober 2017

Bilhaar



    ‘Mama, scheren mensen hun bilhaar?’ Mijn vork, voorzien van schepje Ajam Pangpang, valt van verbazing uit mijn hand. Tegelijkertijd verzet ik me met elke cel in mij tegen een lach salvo. Benjamins vraag klinkt bloedig serieus.
    ‘Hoe moet ik dat nou weten?’
    ‘Scheer jij je bilhaar?’
    ‘Ik? Heb ik daar haar dan?’ Ik kijk Marcel aan, hij kent mijn billen als de beste, ik kan ze zelf niet zien. Manliefs omlaag duikelende mondhoeken en wenkbrauwen die omhoog schieten in combinatie met het schudden van zijn hoofd verklaren alles. Zo antwoord ik:
    ‘Benji, ik heb geen konthaar en ik heb me daar nooit geschoren.’
    ‘Maar ik wel!’, klinkt onverwacht Marcel. Daar gaat het water; ik wil een slok nemen, maar nog voor het glas mijn lippen raakt, loopt het tussen beker en mond langs mijn kin omlaag. Ik heb echt een eet- en drinkprobleem.
    ‘Dat wist ik niet. Dat doe jij zomaar achter je rug om!’ Ik ben werkelijk verbouwereerd.
    ‘Waar denk je anders dat het mesje met de B erop voor bedoeld is? Je denkt toch niet dat ik mijn kin scheer met hetzelfde mesje als mijn billen?’ Nu valt het eten spontaan uit Benjamins mond. Zijn mond staat zo ver open, dat er een mienestje in past.
    ‘Het scheermesje met de B is toch voor mij bedoeld? Die B heeft mama er voor mij opgezet.’

Ik hou het niet meer, voor de tweede keer vandaag kom ik niet meer bij van het lachen. De tranen biggelen over mijn wangen, ik heb er nog spierpijn van in mijn buik. Wat een gekte hier in huis (en onderweg).

Eerder die dag waren Benjamin, zijn vriendin Senna et moi de stad in. We hadden geen enkel ander doel dan lekker lunchen en even bij Coolcat binnen lopen. Ik eindigde spelend met LEGO bij Intertoys. Blijkbaar wilde het meisje in mij los. Dat moet af en toe en kon gemakkelijk met de twee zestienjarigen die meededen. Ik kan het iedereen aanraden: speel eens samen met LEGO. Bouw saampjes aan samenzijn.

We eindigden met een Swirl voor Senna en een Caffè Mocha voor mij voordat we de trein in stapten.
    Onderweg onderwierp ik Senna aan een vragenuurtje over haar opleiding Leisure & Hospitality (iets met animatie & vakantie). Ik vroeg onder andere of het is wat ze verwachtte en hoe het gaat. Bedenk even dat ze onder andere vier talen moet leren: Nederlands, Engels, Duits en Frans.
    Pfiewieuw, fluit ik. Ik kom niet verder dan de wens om Frans te leren. Het blijft steken bij bonjour!
    Waar Senna deze herfstvakantie blijft steken in uitstelleritus. Zo klonk Benjamins vraag of ze mee wilde statten als een prachtige melodie in haar oren en nam ze het met uitgestrekte armen aan. Alles om maar niet aan school te denken.

Benjamin merkte op dat de tijd zo ongelooflijk snel gaat. Voor zijn gevoel is zijn opleiding nog maar net begonnen, maar het is al herfstvakantie. Waar hij al snel na zijn start twijfelde of hij niet toch liever de opleiding Animatie- en Audiovisuele Vormgeving zou doen, blijkt hij nu zekerwel op zijn plek.
    Zijn haat aan Photoshop is volledig omgeslagen in plezier in het programma. In de acht jaar basisschool en vier jaar middelbare school is nooit voorgekomen dat hij zijn huiswerk met plezier deed. Nu komt hij thuis, ploft op de bank, opent zijn laptop en laat me weer iets gaafs zien om direct aan verder te werken.
    Ik sta erbij en kijk ernaar, met trots, dat zeg ik open en bloot hier. Niets zo mooi dan te zien dat je kind eindelijk op zijn plek is.

Of toch niet?
    Weet je nog? We zaten in de trein op weg naar huis. Benjamin zit tegenover me, ik kijk uit over het zo bekende gebied buiten Utrecht. Dan vraagt Benjamin mijn aandacht.
    ‘Mama, ik denk toch dat ik geen grafisch vormgever wil worden.’ Ik kan niet van de bank vallen, want ik zit klem tussen een leuning en de jongedame naast me. Blij dat zij er was, want wat zou ik gebroken hebben?
    ‘Wat? Ik dacht dat jij je plekje gevonden had!’ Daar gaat mijn trots.
    ‘Sorry mam, ik wil iets heel anders worden en het schijnt dat je dat na de HKU (Hoge School voor de Kunsten Utrecht) heel goed kan worden. Dan ben ik pas echt een prof!’ Senna blijkt net zo verbaasd als ik. Ze kijkt alsof de Swirl die zij net op heeft, uit Benjamins neus komt.
    ‘De HKU? Gaaf! Maar wat kan je daarna dan worden?’ Hij recht zijn rug en kijkt me trots aan. Hij is heel zeker van zijn zaak:
    ‘Mama, ik wil professioneel konthaarstylist worden!’


zaterdag 14 oktober 2017

Gildehoen



Ik beken: ik was geen groot fan van onze plaatselijke Sterpoelier.
   Dat zeg ik verkeerd, ik was geen fan van zijn kip. Hij weet van de veren en de snavel en respecteert mijn mening en gemakzucht. Evengoed groet hij me als ik het winkelcentrum via de schuifdeuren betreed en zijn winkel voorbij wandel naar Albert, je weet wel, die van Heijn.

Ik verkies beter behandelde kip dan plofkip maar vooral goedkopere dan haar biologische tante, deze twee keuzes die René verkoopt waren daarom voor mij niet geschikt.
   Op mijn vraag waarom de bio-scharrelaar zo duur moet zijn, legde René eens uit, dat ik voor twee (of was het vier?) enkele kipfiletjes de hele bio-kip betaal. Da’s toch belachelijk! Doe me dan de hele kip in de vorm van gehakt, kluifjes, bouten en filets.

Appie heeft slim ingespeeld op de twee uitersten. Heb je haar al zien scharrelen tussen haar plof- en biologischekippenzussen in? De scharrelkip! Ik vind haar heerlijk aantrekkelijk betaalbaar en koop die al jaren.

Komt René ineens met de GILDEHOEN op stok.
    Hij lijkt mij te willen winnen, maar ik val niet zomaar voor zijn kippenhok. Eerst wil ik weten van het-wat-en-hoe. Gelukkig verschijnt daar de plaatselijk krant met een halve pagina tekst over deze nieuwe hen. Op de bijpassende foto kijken René en zijn collega me kippig aan.
   De volgende keer dat ik voorbij loop vraag ik gelijk even hun handtekeningen. Ik bedoel maar, ze staan in de krant!

Eerst maandag horen hoe het welkom is. Peter (de rechterhand van René), kan mij nog wel eens verrassen zodra ik de hal binnenstap.
   ‘Oh nee, heb je haar weer,’ klinkt hij met een zware zucht.
   ‘Alsof ik blij ben om jou te zien!’, is mijn reactie en ik draai mijn hoofd met kin omhoog de andere kant op. Daar komt net iemand achter me langs gelopen. Ze zal wel denken.
   ‘Weet je wat jij doet? Ga jij lekker even je dochter halen, dat kijkt lekkerder.’ De andere vrouw weet niet waar te kijken en loopt met een flinke boog en versnelde pas verder.
   ‘Weet je wat lekkerder kijkt? Die kip aan het spit!’ Waarna ik het uitproest, die had zelfs Peter niet aan zien komen en kan niet anders dan keihard lachen.

Gelukkig is Peter niet altijd zo chagrijnig. Evengoed kan hij mijn mopperdag mooier kleuren.
   ‘Hé schat!’, klinkt dan van achter de toonbank.
   ‘Dag liefje! Fijn dat je er bent!’
   ‘Jouw hoofd maakt mijn dag weer helemaal goed.’
   ‘Dat is mooi, zal ik morgen weer even voorbij komen?’
Het druipt van de kippejus, deze kleffe boel.

Deze zaken staan gelukkig niet in het plaatselijke krantje, maar gelukkig wordt wel verteld wat die Gildhoen nou eigenlijk is. Ik vertaal het even in Typisch Ireens: deze hennen staan te trappelen in ruime scharrelstallen met natuurlijk daglicht; hun voedsel is 100% plantaardig (blijken ze vegetarischer dan ik te zijn) en krijgen geen druppeltje of korreltje antibiotica binnen. En dan dit: deze kip is Hollandser dan ik ben, namelijk 100%.
   Wat mij betreft wordt het AH scharreltje van ons menu ontploft.

Nu even mijn gezinsleden overtuigen.
   ‘Dit kipje klinkt als meer poen,’ klinkt mijn achterdochtige kasbewaker.
   ‘Vergis je niet, hij is qua prijs vergelijkbaar met wat ik nu uitgeef.’
   ‘Wat mij betreft is een kip om te eten een kip voor op mijn bord. Of zij nou drie, zes of zeven levens heeft gehad, ze eindigt op mijn bord.’
   ‘Maar kippen mogen toch ook wat langer spelen als het kan?’, klinkt Celine en kiest duidelijk de goede partij.
   ‘Oh, willen we het beter doen? Dan kies ik voor zelf kippen houden. Onze tuin is groot genoeg en omheind. Ik ga voor een eitje uit eigen kip.’
   ‘Natuurlijk smaakt een eitje uit eigen tuin zalig, maar dat kipje is bedoeld voor op jouw bord; daar zullen weinig eieren uit komen. De vraag is: wie draait het beestje de nek om? Jij?’
   ‘Nou,’ meneer slikt even, ‘jij gaat met die kip onder de arm naar René en laat hem dat kippetje wassen. Dan kan hij die gelijk marineren.’
   ‘Wanneer was jij voor het laatst in die toko? Denk jij dat René omringt door kippen in zijn winkel staat?’
   ‘Jij staat er anders altijd lekker bij te kakelen toch?’
   ‘Stel dát René onze kip wil slachten, dan mag jij dat regelen.’
   ‘Hoezo?’
   ‘Eens zien of jij die zielige blik in de kraaloogjes kan weerstaan vlak voordat…’
   ‘Oke genoeg getok, kom maar op met die Gildehoen.’
   ‘He he, was het nou zo moeilijk om in mijn straatje te kraaien?’