zondag 29 juni 2014

Afval


Nog amper de rondweg achter me gelaten, adem ik diep in en uit. Ik voel me vrij en blij! Mijn longen leven op bij het verruilen van de binnenlucht voor buitenlucht. Na teveel bewegingsloosheid kom ik in actie en zal niet stoppen voordat ik acht kilometer op de Runkeeperteller heb staan.

Als ik nou eens niet zo’n angsthaasje zou zijn, zou ik willen proeven van een ander bos. Mijn angst voor enge mannen en de fantasie dat achter elke boom een creep staat belemmert me echter om te ontdekken of een ander bos groener is. Dicht bij huis voel ik me veilig en hoewel zo bekend als mijn broekzak, ontdek ik steeds weer iets nieuw in het bos om de hoek. Zo wacht er altijd een stukje ongerept natuur op mij.

Zo ontdek ik iedere keer andere bloemen die bloeien. De zwanenjongen zijn groter geworden. Dat ze nu precies op het wandelpad picknicken, maakt me wat angstig. Ik moet er langs, maar heb ervaring met moedergevoelens die op kunnen spelen als je kind aangevallen lijkt te worden. Het schrikbeeld van een zwaan aan mijn rokken dringt zich aan me op. Het schijnt dat die beesten nogal sterk en fel zijn, die strijd zou ik zeker verliezen?
    Om de acht kilometer vandaag nog te halen zal ik met een flinke boog en gehaast  om familie White heen moeten. Fluitend alsof er niets aan de hand is, kijk ik vooral moederzwaan niet aan. Als ik haar niet zie, ziet zij mij toch ook niet?

Plotseling schiet een mol over het graspad. Op de ‘klik’ van mijn camera is ie weg en verschijnt alleen een hoopje gras op mijn scherm. Pech voor mij, maar treuren doe ik niet, want ik hoor plotseling luid gezoem. Hommels en bijen vliegen af en aan in het veld vol bloemen dat voor me licht. Een oase aan nectar en kleur. Het gezoem wordt ondersteund door het koeren in de verte en luid gekwaak dichterbij. Volgens mij zijn de eenden verwikkeld in een hevige discussie over wie nu gewonnen heeft met verstoppertje. In mijn ogen beiden, want ik hoor ze wel, maar zie ze niet. Dan vliegen ganzen over en hoor ik het gakken vanuit hun strotten. Dit is some concert!
    Terwijl ik een fladderende vlinder volg, weet ik nog net een grote tor op de grond te ontwijken en tref een rups aan tussen het afval. Wat een genot!

Wacht! Ho! Stop!
    Afval en genot? Dat gaat niet samen!
    Weg is mijn hieperdepiep-stemming. Wie hebben hier rondgehangen? Jongeren, ouderen, wie zal het zeggen? Bij mij thuis is sprake van hangjongeren, zeker sinds de smartphone zijn intrede deed in hun handen. Maar om hier en nu gelijk jongeren aan te klagen?
    Feit is dat sigarettenpeuken, platgetrapte bierblikjes, kauwgom en andere ondefinieerbare troep me aankijkt. Het komt op me over als de reinste verstoren van de schoonheid van natuur. Mijn wandelplezier is verpest. Vooral bij het zien van een lichtblauwe plastic boodschappentas met daarop een grote prijslabel voorzien van een grote witte A en H die in elkaar overgaan. Het zit propvol en is dichtgeknoopt. Alsof mijn humeur al niet genoeg is bedorven, wordt nu ook mijn denken verpest.  Moet ik nu kijken wat er in zit? Stel dat er een lijk in zit? Ik zie zo ook wel dat het niet past, maar hé, in mijn fantasie kan alles. Zouden er dan ook in dit bos enge mannen zitten? Ik krijg het koud, begin te rillen en huiver. Durf ik achter het bunkertje te kijken? Echt niet! Snel doorlopen, dat durf ik wel.

Ik ben klaar met wandelen, wil naar huis. Daar waar ik me veilig voel en waar het schoon is.
    Kon mijn woonplaats ook maar zo zijn. We zijn al een paar keer Fietsstad van Nederland geweest. Wat zou het gaaf zijn ook de titel Schoonste Stad van Nederland te winnen, zodat bij elke wandeling ik écht alleen oog kan houden op alle mooi van de natuur. Ik word alweer blij en eindig bij de voordeur met de fantasie van een blinkende stad. Opgelucht dat ik met deze gedachten mijn angstdromen heb weggewandeld.

Runkeeper blijft echter steken op 7.93 kilometer, wat me frustreert. Ik moet en zal een acht zien. Daarom loop ik nog een paar keer op en neer in de brandgang. Nee, niet helemaal tot het eind. Je weet maar nooit welke griezel vanuit de donkere tuin van de buren op mij zit te loeren?

Acht, snel naar binnen nu!