Jas losknopen en van mijn schouders laten glijden, das afdoen en in de
mouw proppen om de jas vervolgens netjes op te hangen, schoenen uit en opbergen
in de schoenenkast, vest uit, jurk uit.
Ho! Dat gaat twee stappen te ver,
vest en jurk blijven aan. Wel klinkt:
‘Waar
zijn mijn slofsokken?’ Ik duw de jassen wat opzij. ‘Ah daar, op de schoenenkast.
Wat een slimme plek!’

Volgens mij is het heerlijk
bevrijdend om die knoop van je nek te halen.
Dacht ik dat ik het als vrouw zwaar heb vanwege leggings, maillots of
panty’s aan de benen, valt dat reuze mee als ik denk aan een stropdas om de nek.
Kan je daarmee ademen? Voelt het niet alsof je de hele dag stikt?
Vrouw zijn is zo slecht nog
niet.
Tot ik in het bos wandel en moet.
‘Was ik maar man,’ verzucht ik,
terwijl Marcel stilletjes glimlacht. Hij weet hoe laat het is.
No
way dat ik achter een struik of dikke boom duik en mijn broek open of mijn rok
omhoog doe. Ik ben veel te bang dat ik in de bips gebeten wordt door een hazelworm,
kikker of bilbijter. Dan train ik liever mijn blaas en riskeer daarbij nooit
een boete. Niet dat ik ooit politie in het bos tegen kom. Je weet echter nooit
wanneer het blauw achter een boom vandaan springt.
‘Kiekeboe!’
Eigenlijk wilde ik alleen zeggen:
‘Ik ben thuis. Voetjes languit
op tafel (een kist benoemd tot bijzettafeltje) en er komt geen blog!’ Even geen
puf na een intensieve vrijdagavond en zaterdag. Vier uur geleden dacht ik er echt
te moe voor te zijn. Nu blijkt het een heerlijke ontspanning na een week van ups en een mega down.

Die droeg ze. Hoewel ons
gesprekje daarna een paar seconde duurde wist ik dat iemand met een lach verder
liep. Het was het gevolg van een schoolproject van onze zoon, waar het ging om contact maken met mensen om je heen. Door de mobiele telefoon connecten we minder. Een “goedemorgen”
op straat wordt niet altijd meer verwacht. Op het Grafisch Lyceum Utrecht moesten
de klassen Grafisch Vormgeving een SIRE-actie bedenken om mensen te helpen connecten. Een geweldig filmpje, walking dino en stickers waren ingrediënten
die onze zoon en zijn gang ontwierpen. Ik kreeg bij de presentatie ervan eerder
genoemde sticker op mijn jas geplakt. Een compliment is altijd leuk. Ik liet ‘m
op mijn jas zitten, want wilde het doorgeven.
Gelukt!

Zo wandelde ik dinsdag nietsvermoedend langs een appartementencomplex. Plotseling
ging een balkondeur open, stak iemand een stofdoek over de balustrade en klopte
die uit. Niet boeiend hè, tot meneer mij aankeek en ik hem. Dat was zo’n moment
van overwegen of ik iets zeg en het al doe voordat ik goed en wel nadacht:
‘Lekker bezig meneer?’
‘Jazeker mevrouw.’
‘Het ziet er eigenlijk wel leuk
uit. U met uw stofdoek zwaaiend en ik hier onder het balkon.’
‘Inderdaad, ik voel me net de
paus.’ Hij klopte zijn doek nog eens alsof hij zegen over mij uitstrooide en sloeg een kruisteken.
‘Laat ik dan vooral eerbiedig
buigen,’ antwoorde ik en maakte een reverence. Zie je het voor je? Sta ik daar, midden
op de stoep. Er naderde een auto van rechts, een fietser kwam van links voorbij. Ik ging licht door de knieën en neigde mijn hoofd. Als ik een lange jurk aan had,
zou ik die ietsjes oplichten, anders hing die zo op de grond.
Oh, zo’n kostuumdrama jurk. Ik zwijmel even weg.
Hoewel? Bij thuiskomst klinkt
het eerste genoemde rijtje ineens zo: Jas losknopen en van mijn schouders laten
glijden, das afdoen en in de mouw proppen om de jas vervolgens netjes op te
hangen, schoenen uit en opbergen in de schoenenkast, vest uit, jurk uit.
Zo, vrijheid blijheid. Ik
stikte zowat!