Dat deze dag zou komen, wist ik. Het valt me zwaar. Ik stond
toch steviger in mijn schoenen; zou hier toch boven staan!? Maar nee, of all
people… Een kind doet me aan mezelf twijfelen.
Ze vindt me een debiel, je zou haar blikken eens moeten zien.
Zo blijf ik vragend achter: Ben ik echt gestoord? Moet ik hulp zoeken in een
pilletje, bij een psycholoog of een cursus ‘Wordt nou toch eens volwassen’? Ik geloof
het haast zelf.
Het kind is kind aan huis, weet zich altijd meer dan welkom.
Zelfs mijn beste vriendinnen zijn niet zo vaak hier geweest; ze woont namelijk
om de hoek. Volgens mij kent ze me zo goed, dat ze al van verre aanvoelt hoe
mijn pet staat. Best eng, maar ondanks mijn in-haar-ogen gekte, is ze graag
hier.
Vreemd, aan de ene kant die schuine blik of ik wel spoor en hupsakee,
gaat de voordeurbel “DINGDONG” of komt ze via achterom binnen, “Hallooo!”
Ik zal wat voorbeelden geven waarin ze me dwaas vindt.
Een poos geleden wilden mijn kinderen niet met haar spelen.
Dat vond ik sneu en bood aan met haar te spelen. Een bevreemde uitdrukking was
haar dank. Ze plofte vervolgens languit op de bank. Ik ging door met wat ik
deed, maar kwekte ondertussen wel honderduit met haar.
Een andere keer, kwam ze onze keuken bewonderen. Ik wist,
het is niet haar stijl, maar ze vond ‘m wel leuk. Tot ze het geschilderde kopje
boven de deur opmerkte. Haar blik vertroebelde: “Waar-slaat-dat-op!?”
“Dat is een creatieve uitspatting van ons.” Ze ziet het niet
maar het deert me niet, ik vind mijn keuken gewoon super gaaf.
Als ze foto’s ziet van ons tijdens het eten van een
beschuitje met muisjes vanwege de geboorte van een baby van vrienden in
Pakistan of dat we met slingers om de nek een taartje eten als mijn vriendin
jarig is, is haar blik wederom niet-begrijpend. “Waarom doe je dat,” is haar opmerking, “die
mensen zijn er niet eens bij?”
“Wat dacht je van die foto’s mailen?” Ik denk: doe eens gek,
leef eens mee met anderen! Zij verklaart me ter plekke mesjogge.
Tot nog toe raakte het me niet, dat dit meisje me soms krankjorum
vindt. Echter op één dag vier keer haar vage blik tegenover me… dat was een overdosis. Ik geloofde zelf: ik
ben gestoord, ik kon er niet eens van slapen?! Of was het de hitte?
Nog amper de deur voor haar geopend, trof ze me schrijvend
aan. Ik maak heel wat woorden vuil aan papier, of wordt papier vuilgemaakt aan
mijn woorden?
Anyway, terwijl ik zo zat te schrijven, vraagt het kind me wat
ik schrijf.
“Tja, persoonlijke dingen, eigenlijk gewoon van alles. Heel
creatief! Ik zou zelfs over jou kunnen schrijven als jij dat wilt.” Haar blik
verraad dat ze het niet ziet. Ze gaat met Benjamin de tuin in. Alsof wat hij doet
zo normaal is: kikkers vangen en opsluiten in een fort.
Later die middag kwam Marcel thuis. “Hallo jongens en meisjes”,
zoals hij altijd zegt, “en nog een meisje!” vervolgt hij terwijl hij op me af
komt en begroet met lieve zoentjes. Geen klefbekgedoe, nee bah, gewoon lieve
zoentjes in onze eigen privé terrein. Het kind durfde amper kijken, waar
Benjamin zich er zowat tussen propte. Eenmaal uitgezoend roept Benjamin: “Je
mag weer kijken!” Oh, die blik…
Zo ook gericht op het prachtige straatnaambordje waarop
staat: ‘Place de l’Isclou d’Amour’. Je voelt ‘m al, ze vraagt wat dat betekent.
“Dat kan je zelf lezen, het staat er onder: Kleine eiland
van liefde, vertaal ik de Engelse tekst.”
“Het is toch gewoon een tuin?” Moet ik uitleggen dat deze
tuin voor mij is als een klein liefdeseilandje voor mij gezinnetje? Nee, ik heb
genoeg van die blikken alsof ik gek ben.
Als het voor haar op-huis-aan-tijd is, loopt ze
nietsvermoedend onze aanpandige schuur in en staat plots stil. Haar blik gefixeerd
op mijn stuur. Ze draait zich om en vraagt: “Is die echt echt?”
“Ja! Leuk hè?! Ik vind een écht plantje veel leuker dan die
nepbloemen waar álle anderen mee rondtrappen.” Met een dubieuze blik stapt ze
naar buiten, hoofdschuddend.
Vervolgens stap ik op mijn fiets. Ik geef onderweg mijn
plantje water met het gietertje dat erbij hangt en ben trots. Trots op mijn
plantje, want in de schuur gaan de knopjes wat dicht, maar als ik straks mijn
bezoekje bij Appie afsluit en terug kom weet ik dat de bloemetjes vrolijkt staan
te bloeien als lachen ze mij en de wereld toe.
Ik word dan helemaal blij en
voel me gesterkt: “Voor mij geen cursus, psycholoog of pilletje. Ik ben helemaal
niet gek! Ik wacht gewoon tot iedereen nou eens normaal gaat doen.”