zondag 19 augustus 2012

Ik ben niet gek…



Dat deze dag zou komen, wist ik. Het valt me zwaar. Ik stond toch steviger in mijn schoenen; zou hier toch boven staan!? Maar nee, of all people… Een kind doet me aan mezelf twijfelen.

Ze vindt me een debiel, je zou haar blikken eens moeten zien. Zo blijf ik vragend achter: Ben ik echt gestoord? Moet ik hulp zoeken in een pilletje, bij een psycholoog of een cursus ‘Wordt nou toch eens volwassen’? Ik geloof het haast zelf.

Het kind is kind aan huis, weet zich altijd meer dan welkom. Zelfs mijn beste vriendinnen zijn niet zo vaak hier geweest; ze woont namelijk om de hoek. Volgens mij kent ze me zo goed, dat ze al van verre aanvoelt hoe mijn pet staat. Best eng, maar ondanks mijn in-haar-ogen gekte, is ze graag hier.
Vreemd, aan de ene kant die schuine blik of ik wel spoor en hupsakee, gaat de voordeurbel “DINGDONG” of komt ze via achterom binnen, “Hallooo!”

Ik zal wat voorbeelden geven waarin ze me dwaas vindt.

Een poos geleden wilden mijn kinderen niet met haar spelen. Dat vond ik sneu en bood aan met haar te spelen. Een bevreemde uitdrukking was haar dank. Ze plofte vervolgens languit op de bank. Ik ging door met wat ik deed, maar kwekte ondertussen wel honderduit met haar.

Een andere keer, kwam ze onze keuken bewonderen. Ik wist, het is niet haar stijl, maar ze vond ‘m wel leuk. Tot ze het geschilderde kopje boven de deur opmerkte. Haar blik vertroebelde: “Waar-slaat-dat-op!?”
“Dat is een creatieve uitspatting van ons.” Ze ziet het niet maar het deert me niet, ik vind mijn keuken gewoon super gaaf.

Als ze foto’s ziet van ons tijdens het eten van een beschuitje met muisjes vanwege de geboorte van een baby van vrienden in Pakistan of dat we met slingers om de nek een taartje eten als mijn vriendin jarig is, is haar blik wederom niet-begrijpend.  “Waarom doe je dat,” is haar opmerking, “die mensen zijn er niet eens bij?”
“Wat dacht je van die foto’s mailen?” Ik denk: doe eens gek, leef eens mee met anderen! Zij verklaart me ter plekke mesjogge.

Tot nog toe raakte het me niet, dat dit meisje me soms krankjorum vindt. Echter op één dag vier keer haar vage blik tegenover me…  dat was een overdosis. Ik geloofde zelf: ik ben gestoord, ik kon er niet eens van slapen?! Of was het de hitte?

Nog amper de deur voor haar geopend, trof ze me schrijvend aan. Ik maak heel wat woorden vuil aan papier, of wordt papier vuilgemaakt aan mijn woorden?
Anyway, terwijl ik zo zat te schrijven, vraagt het kind me wat ik schrijf.
“Tja, persoonlijke dingen, eigenlijk gewoon van alles. Heel creatief! Ik zou zelfs over jou kunnen schrijven als jij dat wilt.” Haar blik verraad dat ze het niet ziet. Ze gaat met Benjamin de tuin in. Alsof wat hij doet zo normaal is: kikkers vangen en opsluiten in een fort.

Later die middag kwam Marcel thuis. “Hallo jongens en meisjes”, zoals hij altijd zegt, “en nog een meisje!” vervolgt hij terwijl hij op me af komt en begroet met lieve zoentjes. Geen klefbekgedoe, nee bah, gewoon lieve zoentjes in onze eigen privé terrein. Het kind durfde amper kijken, waar Benjamin zich er zowat tussen propte. Eenmaal uitgezoend roept Benjamin: “Je mag weer kijken!” Oh, die blik…

Zo ook gericht op het prachtige straatnaambordje waarop staat: ‘Place de l’Isclou d’Amour’. Je voelt ‘m al, ze vraagt wat dat betekent.
“Dat kan je zelf lezen, het staat er onder: Kleine eiland van liefde, vertaal ik de Engelse tekst.”
“Het is toch gewoon een tuin?” Moet ik uitleggen dat deze tuin voor mij is als een klein liefdeseilandje voor mij gezinnetje? Nee, ik heb genoeg van die blikken alsof ik gek ben.

Als het voor haar op-huis-aan-tijd is, loopt ze nietsvermoedend onze aanpandige schuur in en staat plots stil. Haar blik gefixeerd op mijn stuur. Ze draait zich om en vraagt: “Is die echt echt?”
“Ja! Leuk hè?! Ik vind een écht plantje veel leuker dan die nepbloemen waar álle anderen mee rondtrappen.” Met een dubieuze blik stapt ze naar buiten, hoofdschuddend.

Vervolgens stap ik op mijn fiets. Ik geef onderweg mijn plantje water met het gietertje dat erbij hangt en ben trots. Trots op mijn plantje, want in de schuur gaan de knopjes wat dicht, maar als ik straks mijn bezoekje bij Appie afsluit en terug kom weet ik dat de bloemetjes vrolijkt staan te bloeien als lachen ze mij en de wereld toe.

 Ik word dan helemaal blij en voel me gesterkt: “Voor mij geen cursus, psycholoog of pilletje. Ik ben helemaal niet gek! Ik wacht gewoon tot iedereen nou eens normaal gaat doen.”