Amper de boel gesloten krijg ik
het direct warm van binnen. Kijk die kleuren! De hele regenboog aan één wand
glimt me tegemoet. Ik snap waarom mijn man blij wordt van zijn werk; het is
niet de voldoening van het harde werken, maar van alle kleur in zijn leven. Het
is pure kleurtherapie!
Kijk maar, hier word je toch vrolijk
van!
Alle kleur ten spijt ben ik hier binnengewandeld om de boel flink onder
handen te nemen, maar eerst kuier ik een rondje om te bekijken welke klussen mijn
man van huis houdt en om te ontdekken of er veranderingen zijn aangebracht in
zijn toko.
Daar heb je het al een nieuwtje. Meneer heeft andere bureaustoelen. Ze
zien er goed uit, behalve het laagje stof op de poten.
De planten staan er triest bij.
Ze zeggen weleens dat als je een relatie aan wilt gaan, je eerst een plant in
leven moet zien te houden. Als mijn relatie was als die van manlief en de
planten die hier staan, zou ik mijn koffer al half ingepakt hebben.
Van dichterbij bekeken, geeft
één plant het zeker niet op. Na het verwijderen van het verdroogde en dode
blad, blijken warempel nieuwe blaadjes in de dop te zitten.
Gooi die koffer
maar dicht en schuif ‘m diep weg - er is nog hoop.
Even een voorraad check.
Ik dacht het wel, koelkast en
koekblik kijken me met een lege blik aan. Niet getreurd, ik heb voorraad mee,
want in een waas van verstandsgebruik heb ik koek en lekkers ingeslagen.
Gelukkig is er een mannetje die de RitsRatsReklame-Barista draaiend houdt. Ik bekijk de mogelijkheden.
‘Neem gerust een bakkie, ik heb
lekkere koffie,’zegt mijn lief trots. Alsof hij de koffiebonen zelf heeft
geplukt. Hij drukt op de Cappuccinoknop en kijkt met ogen vol vraagtekens naar
mijn bevindingen.
‘Het spijt me schat, er gaat
niets boven mijn eigen plaatselijke Dolce Gusto Cappuccino of een Kokos Cappuccino
van de echte Barista. Heb ik je al verteld hoe lekker die is?’ De mondhoeken van
mijn man zijn plotsklaps omlaag gevallen.
Dat komt vast goed als ik de rolluiken openrol. Licht doet de mens goed,
is mijn idee.
‘Die zou ik dichtlaten,’ zegt
Marcel, ‘jij wil die ramen niet van dichtbij zien.’
‘Bedoel je dat ik er niet dóór
kan zien? Kan het erger zijn dan de binnenramen tussen je kantoor en de
werkplaats?’
‘Geloof me, ja!’, zegt meneer
met een beetje rode kleur op zijn wangen.
‘Ik heb allang gezien dat één
middagje poetsen lang niet genoeg is om de hele boel hier blinkend en stralend
als je glanzendste folie achter te laten. Laat ik maar gauw beginnen.’
Ik start mijn werk altijd in het kantoor waar alle machines en computers
staan. Daar gaat de doek over kozijnen, snijplotters, de groot-fromaat-printer,
bureaus met computerwerk, de snijtafel en alles eromheen en -onder.
Wacht, geheel veilig is het
niet bij RitsRatsReklame. Ik wil bijna op mijn knieën, maar bedenk me net op
tijd. Moet je zien wat me tegemoet schittert.
Zomaar een afbreekmesje. En die
is niet in zijn enige uppie. Ik raap hier meerdere van de vloer.
Mijn man snijdt wat af op zijn werk. Dat er na twintig jaar nog geen
vinger af is gesneden, verbaasd me. Met al die messen en snijspul hier in de
zaak moet er toch een vinger af… Laat maar, mijn plan was geen bloedblog.
Ik hou het liever schoon. Wat aardig lukt na een uur of vier (incl.
pauzes). In de tussentijd heb ik zes emmers donkerbruin water door de gootsteen
gespoeld. Wat blijft is stofzuigen.
Die vinden viel niet mee, hij was verstopt onder een dikke laag stof.
En ineens blinkt de boel me tegemoet! Het straalt! Ik fonkel mee. Ik weet zeker dat de
mannekes die hier morgen binnenstappen heel snel hun zonnebril erbij pakken,
ze zullen zien dat ik geweest ben.
Dat weten stemt mij happy.