zondag 24 april 2016

Buienradar



Ik luister NOOIT MEER naar Buienradar! Zeker niet als ik een date heb met Wendy. Zij is een van mijn vriendinnen en we hadden afgesproken in ’s Hertogenbosch. Ik kan ook zeggen, Den Bosch, maar ik heb eens gehoord dat ik dat niet mag zeggen. Alsof het strafbaar is. Het is tijd om te goochelen op internet. Ik moet voorkomen opgepakt te worden voor een strafbaar schrijffeit.

Daar heb je het al: ’s Hertogenbosch is de officiële en chique naam van onze Brabantse hoofdstad. Het wordt gehanteerd door de ANWB en NS. Dat was me al opgevallen. Voor mijn date met Wendy, was ik met de trein op stap gegaan. Zo vond ik mezelf terug onder de borden ’S HERTOGENBOSCH op zogenoemd station. En onderweg naar Zuid-Limburg of La France, rijd ik op de A2 regelmatig onder ANWB borden door met dezelfde bewoording.
    Bedenk vooral dit: via de ANWB en NS vind je Den Bosch nooit.

Gelukkig blijkt het gebruik van Den Bosch niet verboden. Sterker nog, luid klinkt door de straten: Den Bosch. Logisch, want zeg nou zelf, Den Bosch zegt toch makkelijker dan ’s Hertogenbosch.
    In mijn blog is niks officieel en duurdoenerij past me niet. Daarom kies ik voor normaaldoenerij en klinkt ook in mijn blog: Den Bosch.

Door al dit gepraat zou ik bijna mijn date met Wendy vergeten. Gelukkig stapte ik op tijd uit in Den Bosch. Liever waren we het bos ingegaan. Niks stadswandeling maar elkaar ontmoeten bij een wandelstartpunt en met de wandelschoenen onder gebonden heerlijk keuvelend de bospaden op de landwegen in. Heerlijk buitenlucht snuiven en natuurgeluiden horen. Onderweg een picknickplek ontdekken en samen de kilometers in de benen voelen. Zo’n vijftien maximaal.

Buienradar toonde echter een slechte boodschap en stortte onze avontuurlijke plannen compleet in het onweer. Hemelse druppels zouden ons deel zijn. Daarom zochten we de stad op. Weer of geen weer, daar konden we bij droogte een stadwandeling lopen en bij nattigheid een restaurant binnengaan. Kwebbelen kunnen we sowieso overal.

Aangekomen in Den Bosch en aan de lucht alleen maar wolken, waren we blij met onze keuze.
    ‘Op naar de VVV voor onze stadswandeling,’ zei Wendy.
    Door de borden te volgen waren we er al snel. Ik zocht rond tussen de kaarten, terwijl Wendy even online een wandelplan hoopte te vinden, want waarom betalen voor iets dat online gratis is?

Al snel bleek dat we met de Phone in de hand de stad door konden kuieren. Het asfalt op de klinkers over. Het beginpunt lag al verschillende punten achter ons, maar middenin opstappen kon ook. We stapten op bij het stadhuis.  Als vanzelf zouden we aankomen bij het startpunt en daar voorbij. Zin in deze tocht hadden we hoe dan ook.
    Zeker nu de wolken plaats maakten voor de zon.

Al snel bereikten we ons derde punt op de tocht: het Sint-Jan. Deze kathedraal bewonderden we van binnen en buiten. Geen zorgen, de pracht en praal hebben we er niet uit kunnen kijken. Er blijft genoeg moois te zien voor jou.
    ‘Volgend punt!’, riep ik na een poosje  op het plein de kerk bewonderd te hebben en ritste mijn jas open. Hoe kon ik vanochtend kiezen voor mijn winterjas, hij echt veel te warm. Wendy keek ondertussen verdwaasd naar haar telefoon en probeerde omhoog te scrollen op haar scherm. Als het een papieren route was geweest, had ze ‘m zes keer omgekeerd en open gevouwen. ‘Wat zoek je?’
    ‘Uhm, dit was blijkbaar het laatste punt.’
    ‘Bedoel je dat dit geen rondwandeling is?’
    ‘Blijkbaar niet.’
    ‘Serieus? Zijn we net in Den Bosch, bereiken we binnen een half uur ons eindpunt. Wat hebben we nu geleerd?’
    ‘Bekijk voor het lopen vluchtig de hele route.’
    ‘Echt iets voor ons!’ We lopen lachend terug de winkelstraten in.

We weten namelijk dat Brabantse gezelligheid op elke hoek te vinden is. Zeker in gezelschap van een fameuze Bosch Bol. De chique naam is uiteraard: ’s Hertogenbosche Bol. Voor zoveel calorieën, klopt die benaming beter. Wij verkletsten ondertussen anderhalf uur op een terrasje weg.

Als het half één is, roept Wendy:
    ‘Tijd voor lunch. Hou je van Sushi?’
    ‘Sushi? Kom we gaan!’ Ik gooi mijn jas over mijn schouder en pak Wendy bij de arm, niet treuzelen nu. ‘Show me the way! Eigenlijk wel ongelooflijk hè, dit mooie weer.’
    ‘Zekersteweten!’
    ‘Zullen we afspreken dat we de volgende keer gewoon gaan wandelen? We nemen dan alles mee wat maar nodig kan zijn: paraplu, regencape, regenkapje (douchemuts kan ook, heeft tenslotte hetzelfde effect), korte broek, slippers en bikini. Wat denk je?’
    ‘Deal! Vooral die douchemuts.’ We bekrachtigen dit met een  high five.
    ‘Wacht, ik moet even naar die prullenbak.’
    ‘Wat ga jij weggooien dan?’
    ‘Buienradar! Hebben we tenslotte toch niets aan.’


zondag 17 april 2016

Hegje



Je kent ze wel: twee-onder-één-kaps-huizen. Best luxe is dat, aan één kant geen buur te hebben. Wacht dat hebben wij ook als hoekwoning van een vier-onder-één-kaps-huis. Ik blijf nu echter hangen in de straat met twee-onder-één-kaps-huizen. Daar waar een vriendin van Celine woont.

Als we het huis naderen is het afwachten of er parkeerplek is vóór het huis. Daar sta ik het liefst, op het terrein van het gastteam. Daar wordt ik tenslotte verwacht en niet daarnaast.
    Zeker is dat ik mijn auto niet zonder meer op de parkeerplek naast het huis zet. Wie ben ik om mijn karretje te deponeren op de plek van de heer des huizes? Ik ben in ieder geval niet de vrouw des huizes.

Het is al snel duidelijk: de enige vrije plek ligt vóór het huis van de buren. Ik zie een tuin omheind door een heg.
    Houd even in je achterklep dat ik met respect omga met andermans property. Daarom zet ik de auto expres niet te dicht bij de heg. En mijn bijrijder, Celine zonder rijbewijs, moet er wel uit kunnen.

Als Celine nog amper de deur open gooit, horen we onverwacht bedreigend en behoorlijk hard:
    ‘Je zit tegen mijn heg!’
    Geschrokken trekt Celine haar deur direct dicht en kijkt me met grote ogen aan. Ik weet ook niet waar ik het heb.
    ‘Ik zit helemaal niet in zijn heg.’
    ‘En ik zit in mijn autostoel, maar wie zei dat?’, zeg ik onthutst. Ik kijk door de voorruit, schuif even extra voorop de stoel. Ik zie niemand voor mijn auto, ook niet laag bij de grond. Dat zou ik trouwens gezien hebben bij het naderen van deze plek. Ik kijk in de zijspiegels, achteruitkijkspiegel en over mijn schouders. Het klinkt als de eerste rijles, vind je niet? Er is niemand te bekennen.

    ‘Celine, doe je deur eens een klein stukje open. Even luisteren of die stem weer klinkt.’ Ze pakt het handvat beet en kijkt me onzeker aan. Ik knik goedkeurend en voorzichtig trekt ze de hendel omhoog. De deur klikt uit zijn vergrendeling en dochterlief duwt voorzichtig en  langzaam de deur open. Er klinkt geen stem. Wel kan ik bekijken hoe ver we bij de heg vandaan staan. Daarom buig ik een beetje over Celine heen en kijk door de kier naar buiten. Hoezo zit ik tegen zijn heg!
    Zo hangend bij Celine zie ik ineens een man op de bovenverdieping bij het geopende raam staan en deins terug. Niet in de eerste plaats omdat hij enorm onvriendelijk kijkt. Het zou me niets verbazen als ie zo een geweer op me richt. Meer nog schrik ik van zijn verschijning.
    ‘Celine, staat daar nou een man in zijn blootje?’
    ‘In ieder geval in zijn blote bast. Vind je het goed als ik de rest niet wil weten?’
    ‘Bah! Kom, niet kijken en uitstappen, maar doe voorzichtig met de heg.’
    ‘Maar die man kijkt nog steeds, ik durf niet.’
    ‘Je kan heus zonder de heg aan te raken naar buiten of je komt aan mijn kant de auto uit.’
Ze verkiest de bestuurders kant als uitgang. Ik snap het wel. Dat ‘je zit in mijn heg’ klonk echt heel bedreigend.

Deze man haalt ineens iets baldadigs in mij los. Ik heb zin om werkelijk mijn auto een millimeter van de heg af te parkeren of laat hem maar in zijn naakte bedoelinkje naar buiten komen als ik met mijn derrière werkelijk in zijn heg zit. De politie mag er bij komen. Kan ik bewijzen dat ik niet in zijn heg zit, maar hij wel in zijn blote nakie buiten staat.

Ik sta op het punt in te stappen in mijn auto, maar wordt gelukkig in mijn smeedsels gestoord.
    ‘Hé Irene en Celine, daar zijn jullie,’ klinkt ineens achter ons.
    ‘Jij bent gelukkig enthousiaster dan je buurman!’
    ‘Oh, wat deed je fout dan?’
    ‘Niets, maar dankzij een zuchtje wind op het moment dat Celine de deur opende denkt hij dat wij een blaadje van zijn heg hebben geruïneerd en staat daar boven te zwaaien met zijn borsthaar en geweer.’

Een dag later rij ik diezelfde straat in om Celine en een paar vriendinnen af te zetten, nadat ik ze elders opgehaald heb. Eén keer raden wie in de raamopening staat? Jawel, meneer buurmans! Ik rij trefzeker de straat in. Scheur redelijk pittig de parkeerplek van buurman op en rem met piepende banden op de plek. Dat kan allemaal zo lekker met de auto van mijn man, die is een beetje groter, breder en langer dan de mijne. Zeg maar imposanter. Ik heb ‘m twintig centimeter van de heg af staan en open het raam.
    ‘Meiden, gooi de deuren maar open, we zijn er!’, roep ik zo hard dat meneer het mee moet krijgen.
    ‘Nee!,’ roept de vriendin van Celine in paniek uit. ‘Je staat te dicht op de heg.’

Ze is te laat, want Celine heeft de deur al opengeduwd.
    Dat gaat vlot met een schuifdeur.

zondag 10 april 2016

Teriyaki saus

Sinds twee weken weet je dat de mannen in dit gezin kunnen koken.
    Oh nee, dat weet je niet. Ik heb tot vandaag niet gereageerd op de vragen onder die blog. Dat is bewust, want al die tijd hoop ik op een vervolg en wil ik schrijven dat ze er niets van gewokt hebben.

Laat duidelijk zijn, dat de vraag of het hen gelukt is, net zo hard in mijn hoofd zoemde als in de hoofden van een paar lezers. Andere leesfans kozen direct de tafelstoelen van de mannen en zouden blind aangeschoven zijn.

Gezellig natuurlijk, maar het was uiteraard knusser op Celine’s en mijn moeder-dochter-avond.
    Ten eerste, omdat het thuis een smakeloze boel is als ik er niet ben. Nu niet gelijk schelden dat ik hoog van de toren blaas. Het zijn mijn eigen tafelgenoten die bij mijn afwezigheid zeggen:
    ‘Het is niets aan als jij er niet bent.’
    Ten tweede werden Celine en ik omringd door knappe Italiaanse mannen. Wat is nou beter? Thuis zitten of genietend van een Calzone Ripieno fantaseren over alles wat at home mis kan gaan:
    Noodles die te gaar zijn; de kip geploft; de groente te gezond;  de pepers te heet; de saus te dun;  de vla te koud; de aardbeien niet zoet.
    Toegeven dat het niet gelukt is, zouden de mannen natuurlijk niet doen. Liever verdoezelen ze de bewijzen van thuisbezorgd.nl in de prullenbak van de buurman en met de afzuiger op stand drie hopen ze elk verbrandingsprocesje het huis uit te hebben gewerkt voordat ik thuis kom.

Alle cynisme op een stokje - ik doe niet lief. Het is de mannen namelijk super goed gelukt. Niet alleen op de vader-zoon-avond zelf, maar ook toen ze hun kooktovenarij in de herhaling aan mijn dochter en mij voorzetten. Het was zalig en te weinig!
    Ze vroegen zelfs stoer om mijn ongezoete mening en of er iets was aan te merken. Tja, als ze erom vragen?
    'De kippensoep is wat flauw en ik zou er stukjes omelet, fijn gesneden prei en bosui in doen.'

Nu denk jij zeker dat ik jaloers ben en expres zeur op de koks. Nee dus, zij vroegen om mijn mening. Onthoud even dit: ik hoor al heel wat meer jaren hun ongezonde mening. Weet je wat de grootste klacht van mijn drie huisgenoten is?
    Ik kook te heet! Ondertussen oefen ik me suf om koud te koken, maar dat is moeilijk en duurt lang!

Anyway, heb ik ongepeperd mijn referenties achtergelaten. Het was alles wat ik te zeggen had. Boven alles stond dat het heerlijk lekker eten was.
    Op mijn vraag wat het geheime ingrediënt was, zeiden de mannen:
    ‘Het zit ‘m in de Teriyaki saus.’
    'Er zijn meer sausen, die proberen we de volgende keer dus.'
    'Nee, mam, nee!’, klinkt Benjamin paniekerig, ‘ik wil alleen deze saus. Deze is zo lekker. Hier kan vast alles mee.’
    'Tuurlijk! Het kan vast over sperzieboontjes, broccoli, gnocchi, rijst, ossenhaas, entrecote, aardappelen en vis.’ Het is Marcel die mijn zoon bijvalt. Het is zo typisch Benjamin, vasthouden wat goed is en dat nooit veranderen.
    ‘Ja ja, het kan vast ook over macaroni, bami, in de lasagne en misschien zelfs op pizza. Hoor eens even dit: nu jullie kunnen koken ben ik misbaar. Ik ben weg peoples!'
    ‘Hoezo mam, waar ga je heen?’
    ‘Ik heb dromen in overvloed. Even kijken op mijn Bucketlist: schrijfretraite, de Compostela, Barcelonatrip, New Zealand, slapen in een vuurtoren.’ Ik ga er even bij zitten, want ik heb een keus te maken.

    'Maar de boodschappen dan?', klinkt Marcel bezorgd.
    Die vraag verwachtte ik. De mannen doolden voor hun wokmaaltje en kippensoep drie kwartier rond in de AH. Alles wat ze zochten was: wokgroenten, kip, noodles, Teriyaki saus en nog wat kruidigheden.
    'Lieverdjes, ik heb de boodschappen al gedaan. Kijk maar in de kast, koelkast en vriezer. Ik kocht zelfs jullie favoriete Teriyaki saus. Dat doen jullie graag overal overheen toch?'
    'Ja, maar heb je ook yoghurt gekocht voor vlaflip?’
    'Nee snoeperd.'
    'Dat moet!'
    'Ik heb iets veel beters.'
    'Oh?’
    'Alles voor Dame Blanche: ijs, banaan, slagroom, chocoladesaus.' Celine likt haar vingers al af, zie ik.
    'Chocoladesaus lust ik niet.'
    'Dat weet ik toch. Kijk wat ik voor jou kocht? Dit vind jij vast lekker over jouw ijs: Teriyaki saus, een heel flesje voor jou alleen.'

zondag 3 april 2016

Propjes


Vorige week zaterdag (één dag vóór Pasen) verzuchtte een vriendin luid en met paaseitje in de hand:
    ‘Ik zal blij zijn als Pasen voorbij is.’
    ‘Wauw, Pasen moet nog beginnen en jij bent er al klaar mee?’
    ‘Ik kan geen chocolade ei meer zien.’
    ‘Eet jij ze allemaal op dan? De andere optie is laten staan als decoladeratie.’
    ‘Dat kan ik niet. Ze moeten gegeten worden.’
    ‘Gewoon doen,’ zei ik en weet dat ik overal vanaf kan blijven, zolang ik er maar af blijf. Dat is zelfbeheersing! Bij paaseitjes kan ik mezelf krachtig beheersen na de vierde op een dag. Praten we echter over M&M’s, dan ben ik bij de eerste verloren en eindig ik onderin de bowl. Wie was zelfbeheerst?

Na Pasen ontdekte ik dat onze eitjes nóg steeds niet op waren en zette ík het op een zuchten.
    ‘Ik hoop dat die eitjes snel op zijn.’
    ‘Jij als hoofd inkopen heb dat in de hand. Jij lust ze toch ook?’
    ‘En of ik ze lekker vind, maar die papiertjes.’
    ‘Inderdaad, waarom zitten die er eigenlijk omheen?’
    ‘Hé ja, het zou veel gemakkelijker zijn als ze er niet waren hè. Dan kon je ze nog sneller opeten. Dat papiertje is alleen maar gedoe. Liever zou je zien dat ik ze er voor je afhaal.’
    ‘Goed plan, hier!’ Marcel houdt een eitje naar me op. Ik kijk er vies naar.
    ‘Die papiertjes zitten er vast omheen vanwege hygiëne. Om te voorkomen dat grijpgrage ongewassen handen niet alle eitjes bevruchten met bacillen. Hoe denk je trouwens het verschil tussen de melk en praliné-crunch eitje te herkennen zonder het o-zo-herkenbare papiertje?’
    ‘Daarom dus.’ Hij steekt er weer twee in zijn mond; bij hem gaat alles met twee.
    ‘Toch blijf ik me verheugen op de dag dat ze op zijn.’
    ‘Oh ja, dat zei je. Waarom?’
    ‘Dat vertel ik je zo, eerst dit opruimen.’ Ik wijs naar drie  propjes in en bij elkaar gedrukte papiertjes van bovengegeten chocolade-eitjes.

Die propjes zijn het werk van mijn man. Hij drukt de papiertjes zo hard in elkaar dat ik nooit meer  ontdek hoeveel hij er op heeft. Hij zou zich achter de bank moeten schamen. En ondertussen nog steeds geen grammetje aankomen. Terwijl ik bij elk eitje afzonderlijk voel waar het aankomt: floep, eentje op mijn linker bil. Ploef, eentje op mijn rechter bil. Flats, eentje op mijn onderbuik. Plets, de laatste op mijn bovenbuik. Echt flut dus.
    Als ze hun weg wat hoger zouden zoeken hoor je me niet: ploep, twee op mijn linkerborst en bèm, twee op mijn rechterborst.

Om te zien dat meneer weer een propje op tafel smijt.
    Heb ik al verteld van de bijval die hij sinds dit jaar geniet? Als ik zeg: zo-vader-zo-zoon, snap jij genoeg. Waar eerst rode propjes de tafel sierden, vind ik nu blauwe propjes op de bank, op tafel en zelfs op de grond.
    Zo-moeder-zo-dochter fratsen zijn in deze niet te ontdekken. Celine ruimt niet mee op, maar laat geen propjes achter. Dat helpt het meest. Waar ik dagenlang elke dag propjes ruim. Anders blijft het maar liggen. Heel stom, dat weet ik.

Dus stop ik met propjesruimen. De peoples in mijn gezin doen het vanaf nu maar zelf. Ik heb er zin in en begin met Benjamin. Nu!
    Hij zit relaxt achter de pc film te editen. Wat jammer nou dat hij bij zijn oren gegrepen wordt. Echt blij kijkt hij niet, zeker niet naar mij. Wat weer scheelt; we zijn samen niet blij.
    ‘Jij! Nu! Propjes opruimen! Als ik daarna nog iets tegenkom, gaan we in de herhaling; kom ik je weer halen.’ Nog amper los gelaten, kijkt meneer direct beter onder het kussen dan ooit. Hij tilt het zelfs op, tuurt onder de bank en voelt in de bankkieren.

Marcel stapt net binnen en schrikt van mijn blik op zoonlief.
    ‘Benjamin moet al zijn propjes opruimen. As we speak! Daar, die zijn van jou! Weg ermee Marcel!’
    Hij neemt me bloody-seriously (het zou tijd worden), pakt zijn propjes van tafel en loopt gehoorzaam achter Benjamin naar de prullenbak.
    ‘Kinderen zijn moeilijk! Dit waren dus de laatste propjes die ik ooit nog zie, mannekes! Duidelijk?’
    ‘Ja, mama,’ klinkt tegelijk met: ‘Ja, Irene.’

Zitten we ’s avonds film te kijken, grijpt Marcel in de schaal met paaseieren. Ik ben er ineens weer helemaal bij. Ik kijk hem aan van: wij begrijpen elkaar wel hè? Hij eet zijn eitjes, legt de verpakseltje op zijn been, pakt er een boek bij en strijkt elk papiertje super glad over de kaft van het boek. Onderwijl smikkelt hij van de chocolaatjes. Meneer buigt naar voren en legt de papiertjes liefdevol op tafel. Ik ben woest! Hoe durft hij.
    ‘Zie jij hier een propje?’