zondag 27 december 2020

Afsluiter

Ineens besef ik: dit is mijn laatste blog van 2020! Schrik, rilling, huiver. Dat vraagt om een terugblik. Hoewel ik niet verder kijk dan de intensief beleefde laatste twee weken. Om verder terug te kijken heb ik mijn agenda nodig, terwijl die dood ligt te zijn op de lader. Daarbij telt afgelopen jaar vooral één ding en daar ben ik klaar mee. Ik kijk nu liever vooruit en zeg:
    'Vaccineren! Daar helpen we elkaar mee verder.'

Knallen

Dus blijft mijn terugblik hangen bij de laatste twee weken, de drukste van 2020. Eigenlijk zelfs van de afgelopen jaren. Juist omdat veel afspraken nog steeds niet plaatsvinden durfde ik het aan om tien artikelen op mijn hals te halen. De opdrachten waren zo leuk! Twee weken knallen lukt wel, uitglijden kan daarna wel, zo dacht ik.
    Waar ik voor een zesluik drie weken geleden een huisarts en restauranthouder interviewde, zette ik de afgelopen twee weken de gesprekken voort met een pastoor, basisschooldirecteur en de burgemeester. Een zesde persoon, een politicus, nam een collega op zich. Gelukkig willen mensen me nog altijd live ontmoeten op minimaal 1,5 meter afstand. Het zijn de beste gesprekken om elkaar zelfs op die afstand nader te komen.
    Wat volgde waren een interview met de Sterpoelier, een moeder en haar zoon. De eerste verraste de zoon met een step. Ik hoorde ervan en zag het als perfect kerstverhaal door de krant. In deze tijd van zorgen en ernst, is zo’n verhaal welkom. Het toont dat wijzelf de wereld mooier kunnen maken.
    Verder sprak ik een vrouw van 100 jaar oud. Ze nam me mee in haar leven. Dat zijn de mooiste verhalen. Het wakkert mijn wens aan: die van een biografie. Het lijkt me heerlijk om diep in iemands leven te duiken. Verder best eng om dat zo open te delen.
    Ik bezocht een herdenking van overledenen. Het was in zeer kleine kring, maar niet minder indrukwekkend dan vorig jaar. Gedeeld verdriet en stilte terwijl de zon onder ging, maakten de sfeer
sereen.
    Vervolgens keek ik met een predikant terug op het jaar en hoe er verder mee om te gaan vanuit geloof. Conclusie: Netflixen mag, maar ben ook een engel.
    Een volgende ontmoeting was met een echtpaar dat jarenlang naast werk en gezin, zich toelegden op de sport en de oprichting van verenigingen. Hun energie, nu nog maakten me jaloers. Ik met mijn pijnlijke lijf. Ieder zijn ding hè?
    Om af te sluiten met twee interviews voor mijn vaste rubriek: het zaterdagportret. Grote interviews waarin ik mijn beste best leg.

Vakantie
Zo tellen we tien interviews in twee weken, waarvan drie in de ene week en de rest in de laatste week. Momenten waarbij ik soms heel dichtbij mensen kom, geraakt word of hen raak. Ik krijg vertrouwen in kwetsbaarheid. Dat maakt me stil. Dat ik wekelijks onbekenden ontmoet en mag leren kennen blijft gaaf.
    Tot de kerstvakantie kwam en ik nog één artikel te schrijven had. Ik zei dinsdag tegen Celine:
    ‘Vanavond maak ik het laatste artikel af. Dan heb ik vakantie!’
    ‘Oh dan heb ik je eindelijk weer voor mezelf.’ Waarop ik haar aankeek alsof ze onder mijn ogen veranderde in een kerstboom. ‘Mama, ik heb nooit beseft hoe vaak jij van huis bent voor (vrijwilligers)werk. Nu ik meer thuis ben zie ik jouw leven.’ Ze klonk onder de indruk.
    ‘Tja, ik ben geen thuisblijfmoeder meer.’ Ik weet, ze heeft me graag om zich heen. Kan zich prima vermaken, maar mama thuis is zo fijn. Ik had dat vroeger precies zo met mijn moeder. Maar ja, deze mama werkt! 

Plassenstampen

Of wandelt.
    Daarin raakten twee dingen me behoorlijk in de afgelopen week. Het had geregend. Er lagen flinke plassen op de stoepen. Even verderop liepen kinderen door de plassen en hoorde ik een moeder:
    ‘Wat is daar nou leuk aan?’ Ik moest me inhouden om haar niet bij de hand te grijpen en mee te slepen door die plas. Of de kinderen toe te roepen er alsnog heel hard in te springen met de voeten tegen elkaar. Boswachter Tim leerde me dat de plons dan verder weg gaat en anderen eerder nat worden. Eén keer raden wie?
    Een andere moeder vroeg zich op facebook af waarom haar kind op de kop voor de spiegel ging staan. Waarop ik antwoorde: Omdat het leuk is. Ga ik vanavond ook doen. Doe je mee?

Kindzijn
Eigenlijk verbazen deze vragen me. Wat is er mis met plassenstampen en spiegeldollen? Daar ben je kind voor, dat is leuk! Doe het ze na, ben eens kind en deel een foto.
    Of glij eens lekker uit, zoals ik al schreef in de tweede alinea. Dat was mijn eindejaarsactie. Gewoon zo huppakee, tijdens een wandeling op paden vol modder. Het pad liep behoorlijk schuin en boem, daar ging ik.
    Nee, er is geen foto of video van. Manlief vond het belangrijker me zo snel mogelijk van de grond te rapen en mijn handen schoon te spoelen met water. Mijn handdoekje was een stoffen mondkapje. Heel handig die bij je te hebben in nood.

Opstaan
Zo bedacht ik: we gleden flink uit dit jaar. Het jaar verliep anders dan iemand kon vermoeden, maar na uitglijden kunnen we opstaan, in de plassen stampen en gek doen voor de spiegel.
    Daarom deze nieuwjaarswens van mij: dat we meer kind zijn in 2021.






zaterdag 19 december 2020

Subtiliteiten

Geniet ik heerlijk na van een bord boerenkoolstamppot, verpest Marcel de nasmaak:
    ‘Er zit wat tussen je tanden.’

Subtiel
De stilte die valt is er een van het dodelijke. Het nagenieten van mijn maaltijd is van tafel geschoven. Celine lijkt net zo onthutst als ik. Ze kijkt met grote ogen en mond, verbluft naar haar pa. Ondertussen probeer ik met mijn tong dat wat tussen mijn tanden zit weg te poetsen. Zet vervolgens mijn tanden op elkaar. open mijn lippen en tik Marcel aan:
    ‘Het zit er nog.’
    ‘Tjonge jonge!’
    ‘Je wilt toch niet dat iedereen een bos boerenkool in je mond ziet zitten?’ Ik val stil. Hij zegt het allemaal zo… ‘Ik zeg het alleen maar om je te beschermen tegen mensen die zeggen dat er iets tussen je tanden zit.’
    ‘Hoor je nu wat je zelf zegt, papa. Je bent zelf zo’n mens,’ mengt Celine zich er in.
    ‘Ja, maar ik ben mama’s man, ik moet haar beschermen tegen die mensen.’
    ‘Alsof heel Houten hier binnen loopt. Het gaat er om dat je het zo straight in the face zegt.’
    ‘Ja, pap, niet echt subtiel.’
    ‘Hoe moet ik het dan zeggen?’

Gulp
Daar zit nou precies het probleem. Tijd om dit onderwerp eens aan te snijden. Kan makkelijk, we zitten nog aan tafel: kennen we niet allemaal de situatie waarin je ziet dat de gulp van een man open staat?
    ‘Stap jij op een man af als je ziet dat zijn gulp open staat?’, vraag ik Celine.
    ‘Mam, ik heb het nog nooit gezien.’
    ‘Nou, ik wel, dus dilemma. Want let op hè, het is een onbekende man. Durf je het?’ Ze blijft stil. ‘Ik zeg dan tegen papa, lekker luchtig hier hè? Maar als ik dat tegen een andere man zeg, zal hij me aankijken of mijn bh los is geschoten. ‘Wacht, ik weet de oplossing!’
    ‘Mam, vertel?’
    ‘Heel hard roepen: je gulp staat open!’
    ‘Recht in het gezicht van die man? Echt iets voor jou.’
    ‘Nee, niet straight in the face, ik ben papa niet. Die man schrikt zich kapot.’
    ‘Waar roep je dan tegen? Waarvandaan?’
    ‘Ik roep dan vanaf de toren van het gemeentehuis. Daar heb ik de sleutel van.’
    ‘Echt? En dat vertel je nu pas?’
    ‘Celine, please, nee, natuurlijk heb ik geen sleutel. Ik mag dan wel het nummer van onze burgervader hebben, daarmee heb ik nog niet de sleutels tot het gemeentehuis. Zo ver ben ik nog niet geïnfiltreerd.’
    ‘Maar waarvandaan roep je dan?’
    ‘Vanaf het Onderdoor. Je weet wel. De doorgang onder het spoor door. Je weet van de twee brede wandelstroken met middendoor het fietspad. Stel dat ik aan de ene kant van het Onderdoor wandel en de gulp van een man open zie staan. Dan huppel ik het fietspad over naar de andere wandelstrook en roep hard: JE GULP STAAT OPEN!’
    ‘Waarom steek je over?’
    ‘Dan valt niet op dat ik het ben die roept.’
    ‘Je denkt dat het helpt?’
    ‘Nou en of. Ik zie helemaal voor me hoe alle mannen prompt naar hun kruis kijken. Dat is natuurlijk niet zonder risico’s: een man vindt zichzelf, inclusief e-bike, onverwacht snel tegen een pilaar onder het spoor. Twee anderen botsen tegen elkaar en een laatste fietst zo de gracht in.’
    ‘Toch niet zo’n goed idee hè man, zomaar roepen dat iemands gulp open staat.’

Prijskaartje

    ‘Eigenlijk zie ik liever het prijskaartje bij iemand uit de kraag hangen. Dat is toch iets minder gênant. Daarop durf ik iemand wel aan te spreken. Pak vervolgens mijn schaartje uit de tas, want je weet dat ik veel hulpmiddelen verstopt heb tussen maandverband en pleisters.’
    ‘Ja, mam, details. Die heb ik niet nodig!’
    ‘Oh ja, sorry.’
    ‘Zou je dan het kaartje wegknippen?’
    ‘Tuurlijk. Wegknippen is minder intiem dan terug stoppen. Dus knip ik dat kaartje uit het kledingstuk en schrik!’
    ‘Waarvan?’
    ‘De prijs! Oh boy.’
    ‘Is het zo duur of goedkoop.’
    ‘Ja dat weet ik ook niet, zie je hier een piepel met dat kaartje staan?’

Kauwgom
Nog een voorbeeld: ik was laatst weer eens bij kipboer Peter. Hij bood me kauwgom aan.
    ‘Stink ik zo uit mijn bek?’, vroeg ik hem abrupt en zette drie stappen naar achteren om tegen zijn baas op te botsen.
    ‘Hoe kom je daar nou bij?’, antwoordde Peter.
    ‘Oh ja, sorry: Marcel en ik hebben afgesproken dat als de een uit de bek stinkt, de ander kauwgom aanbiedt. Dat is onze code en klinkt minder pijnlijk dan: je stinkt uit je bek. Lekker subtiel.’     

Tas
Blijft de vraag: hoe zeg je subtiel tegen iemand dat er iets tussen de tanden zit? Even denken... Ik heb het!
    Lieverdjes, als ik eens zeg:
    ‘Hier heb je een tandenstoker,’ neem die aan en zoek een spiegel.
    Dus hebben we vanaf nu allemaal een tandenstoker bij ons tussen de maandver… Laat maar. In de tas.

zondag 13 december 2020

Snoeren

Gek word ik er van; ik ben er helemaal klaar mee. Een ander mag de boel stofzuigen. Ik heb het wel gezien, die worsteling. Kon ik maar even roepen:
    ‘Marcel!’, zo door het trappenhuis en dan als antwoord horen:
    ‘Ja, schatje, wat is er?’
    ‘Ik stop ermee!’, verzucht ik leunend op de stofzuiger. Dat is eigenlijk best lekker. Het buigt niet door als een sprietje, maar staat stevig onder mijn armen. Ik hou het hangen op deze manier best even vol.
    ‘Maar Irene, jij mag sowieso niet stofzuigen.’
    ‘Bla, bla, bla.’ Gaan we weer, denk ik.

Vastzitten

Ik verduidelijk het maar eens. Sinds zeven weken heb ik behoorlijke schouderproblemen. Een herhaling van zo’n tien tot vijftien jaar geleden*. In de ogen van Marcel mag ik geen huishoudelijke taken meer doen. Wie doet het dan? De rest is weg, druk of overspannen. Hoe dan bouwen op een ander?

   De grootste reden is: ik kan niet loslaten. Met inachtneming van mijn beperkingen, door werk af te wisselen en geen onverwachte bewegingen te maken, kan ik het best wel. Sterker nog, afgelopen weekend bewees ik dat nietsdoen even slecht, zo niet slechter, voor me is. Kijk, als ik aan het werk ga, krijg ik meer pijn aan de SC-gewrichten (gewrichtjes tussen borstbeen en sleutelbenen) waar slijtage en ontstekingen woeden. Daar tegenover deed ik het weekend niets. Marcel nam alles uit handen, de lieverd. En wat gebeurde er? Ik zat zondagavond  compleet vast in mijn hele bovenlijf. Er zijn plekken waar ik liever vast zit; een onbewoond eiland of zo.


Toonzaal

Aangezien die ook niet aan komt waaien, kies ik voor pijn door werk, want dan ervaar ik tenminste
voldoening. Dat maakt pijn fijn. In ieder geval beter dan nietsnuttigheid, slomigheid of luiheid, want dat kwam het weekend in alle formaten op me af. 
    Ik verkies het huishouden te doen met beleid, lekker langzaam en door afwisseling in wat ik doe. Iets als mindstofful. Best braaf toch?

   En stofzuig de huiskamer tot ik verstrikt raak in snoeren. Dat ben ik dus helemaal zat!  Ik word er gek van, word agressief. Kijk naar de foto!!! Ik krijg zin ze door de kamer te spannen zodat iemand er over struikelt. Blijk ik toch niet zo braaf!

   Maar hé, dat ligt in mijn huiskamer. Ik ben niet van de toonzalen, maar het mag wel opgeruimder toch? Trouwens, mijn persoonlijke zaal toon ik sowieso beter niet. Het ligt er behoorlijk in stapels te wachten op aandacht.

 

Onzichtbaar

Waarom ben ik degene die blijkbaar als enige last heeft van die snoeren? Oh wacht, ik ben natuurlijk het meest beneden. De rest is weg of boven en de benedenverdieping is vooral mijn domein. Ik voel me daar gelukkig nog steeds thuis ondanks die snoeren en knoop ze op, gooi ze in het mandje of moffel ze weg onder de bank.

   Toch vraag ik me af waarom ik last moet hebben van die rommel, terwijl manlief zijn zaak onveilig maakt? Is daar het eenvoudige antwoord: meneer heeft er geen last van. Als hij thuis is, gebruikt hij de aangesnoerde laptop; eenmaal in bed sluit hij zijn ogen en ziet niets meer, zelfs ik heb er dan geen last van. De volgende ochtend staat voor manlief in het teken van huisverlating en zo blijven de snoeren voor wat ze zijn. Onzichtbaar voor hem tot hij ’s avonds het een en ander op zijn laptop bekijkt. Zo zie je, de snoer is rond.

 

Elektrisch dekentje
En verder met de stofzuiger om... Wat? Nog een snoer? Wat doet die nou hier? Het is duidelijk niet de snoer voor de kerstboom. Ik bedoel maar: hoe kunnen de lampjes branden als de stekker niet in dit stopcontact zit? Natuurlijk zit de stekker ergens anders in de muur. 
    Ineens schaam ik me diep: dat snoer is mijn schuld.
    Zat ik te mekkeren op mijn lief? Sorry daarvoor. Ik haal alles van hierboven terug. Ik ben de bitch, met mijn gepiep, gezeur en gemopper op hem.
    Ik liet gewoon zelf een snoer achter. Stoute ik. Laat ik er maar even gelijk bij gaan zitten. Steek een stekker in het contact en geniet van de heerlijke warmte van een elektrisch nek- en schouderdekentje.
    Even pauze, even me-time, mindfulwarmtenes en alle gezeur vergeten door het verwennen van mijn pijnlijke schouders. Eigenlijk heel fijn die snoeren dwars door de kamer.

 * Voor wie het wil weten: 31 december krijg ik twee injecties (blokkades) in de SC-gewrichten gespoten. Ieuw! Ik ga voor herstel. Het zal me in ieder geval minder bitchy maken, hoop ik. Dat is fijner voor iedereen.


zaterdag 5 december 2020

Autistisch

We eten voor de tweede keer allerlei kleine hapjes op zaterdagavond. Denk aan toast met beleg, olijven met witte kaas, rolmops, augurkschijfjes, zilveruitjes, kaasblokjes en nog meer lekkers.
    Ik open de vleeswarenbakjes en pak een plak jonge kaas. Ik vouw die een paar keer en snijd er een soort van blokjes van.
    ‘Mam, wil jij die kaasblokjes niet?’, wijst Celine op een bord tussen ons in.
    ‘Nee, meis, ik hou niet van oude kaas.’ Ondertussen leg ik op ieder kaasblokje een schijfje augurk. Man- en dochterlief stelden eerder hun deel augurk al veilig, waarna ik ontdek drie schijfjes augurk tekort te komen.
    ‘Oh mam wacht, ik snij wel een paar extra schijfjes.’
    ‘Drie graag.’
    ‘Nou, ik heb hier één augurk daar komen meer schijfjes uit. Je doet het er maar mee,’ zegt madam en schuift ze op mijn bord.
    ‘Ja, maar dit kan niet!’
    ‘Wat niet?’
    ‘Nu heb ik teveel plakjes!’
    ‘Och, kan je autistische koppie het niet aan?’, klinkt ze cynisch.

Kippenpoot
    ‘Hoor wie het zegt. Over autistisch gesproken. Papa, gaf eerder vandaag toe het ook te zijn.’
    ‘Hoe dat zo?’
Ik leg uit dat we in onze zomervakantie regelmatig alleen waren op zondagavond. Tot twee of drie keer toe aten we een kippenpoot, één keer raden waar die vandaan kwam, met een frisse salade. Dat was genoeg, want met patat in de middag, hebben we ’s avonds altijd minder trek.
    Altijd patat op zondagmiddag is bewijs van ‘autisme di familia’. Eten we eens geen patat in de middag, dan zijn we de rest van de dag helemaal van de saus!
    Terug naar die kippenpoot: In Marcels hoofd nestelde zich het idee dat we dat alleen eten als hij en ik samen eten. Al heb ik nog zo’n zin in een poot, we eten het niet als een of beide kinderen thuis zijn. Hoe autistisch!
    Veranderen we het? Nope!

Left-overs
Waarin Celine autistisch is? Waar begin ik?
    Toch maar weer aan tafel, daar zitten we toch al. Op vrijdagavond eten we al jaren gebakken aardappeltjes, erwten voor de dames en sperziebonen voor de mannen, kipborrelhapjes of vis en salade. Het is een maaltje dat als feestje beschouwd wordt, want iedereen vindt het lekker.
    Lara denkt waarschijnlijk dat dit het enige is dat ik kan koken, want zij eet heel vaak vrijdags mee en dan is het altijd hetzelfde.
    Oh wacht, niet altijd. Vorige week had ik zoveel left-overs dat ik besloot om vrijdagavond zuurkool op te warmen. Ik schoof lekker relaxed aan tafel, om even later alleen maar druk te zijn met het troosten van Celine.
    ‘Mama, jij mag nooit meer iets anders maken dan wat ik gewend ben.’
    ‘Moet ik het anders drie weken tevoren en in viervoud aanvragen?’ Ze lachte me toe.

Verbouwing
Of Benjamin autistisch is? Ik vergeet nooit dat ik zijn kamer eens schoongemaakt had en een paar kleine veranderingen aanbracht in zijn kamer. Na die ontdekking kwam hij op lange poten beneden.
    ‘Mama, wat heb je gedaan?’ Hij klonk alsof ik al zijn meubels vervangen en de muren een andere kleur gegeven had. Vanaf toen durf ik zijn kamer niet meer in en meld het per ommegaande als ik zijn kamer betreed met stofdoek en -zuiger.

Spaghetti
Het is dezelfde familiaire autisme waarom ik ‘Spaghetti di Omi’ niet anders durf te maken dan hoe het verwacht wordt. In keuken Typisch Irene mag ik nul veranderingen aanbrengen aan een gerecht dat volgens de rest perfect is. Wat als ik denk dat Omi’s spaghetti beter kan? Als ik het verander en ze proeven het, dan word ik misschien als kookvocht weggespoeld. En toch… 
    ‘Ik wil het zo graag proberen!’, verzucht ik.
    ‘Goed, we gaan de challenge aan,’ zegt Marcel. ‘Jij maakt die spaghetti en wij moeten het gewoon accepteren.’
    ‘Bedoel je dat jullie je bord leeg eten. Al is het niet lekker en zonder te zeuren?’
    ‘Ja.’
    ‘Nee,’ klinkt Celine snel achter Marcel aan. ‘Je moet wel als ik vraag: wat eten we vanavond?, zeggen dat het aangepaste spaghetti is.’
    ‘Nee,’ reageert Marcel, de challenge is dat we denken dat we spaghetti eten en het gewoon eten.’
    ‘Dus jullie willen mij dan de hele avond chagrijnig op de bank?’
    ‘Nee, natuurlijk niet.’
    ‘Dan kan ik beter nu alvast onthouden en wennen aan het idee dat de volgende spaghetti anders wordt. Wat verandert er eigenlijk aan?’
    ‘Ik gebruik dan passata di pomodoro.’
    ‘Oké, dan verandert de naam van ‘Spaghetti di Omi’ naar ‘Spaghetti Passata di Pomodoro di Momma’.
    ,Spaghetti Passata di Pomodorri, Pomodora, Potverdikkie, Pomodonogwat di Momma. Dat is een mond vol saus.’
    ‘Mama, je mag het pas maken als je het foutloos uit kunt spreken.’
    ‘Dat lukt me nooit, hoor die klanken.’
    ‘Dan verandert de spaghetti dus nooit. Papa, boks!’
    Hup daar gaan hun vuisten de lucht in.



Toegiftje: een andere autismevorm van mij is deze: bij fruitsalade moet iedere schep een stukje kiwi, sinaasappel en banaan bevatten. Het is alleen goed als het aan het eind ook precies zo eindigt. Had Marcel laatst mazzel; tot de laatste hap klopte het. Dat was genieten!!!