zondag 24 februari 2019

Uit huis


   ‘Wat? Ze gaan toch wel ooit het huis uit?’, is mijn geschrokken reactie op het nieuws dat jongelui later het huis uit gaan dan een paar jaar geleden. ‘Natuurlijk, juist wanneer ik me verheug op hun ik-ga-het-huis-uit-leeftijd, veranderen de statistieken.’

Tegen de tijd dat mijn kinderen de voorspelde leeftijd van 23,5 jaar hebben bereikt, hogen zij eigenlevendig die cijfers vast wéér op. Let op mijn woorden: Ze gaan nooit!
    Bed&breakfasthotel mama is te fijn om te gaan - gemakzucht dient het kind. Ik geef het mij te doen. Een snelle verandering van de thuissituatie schrijf ik maar op de douchewand. Voor het er goed en wel op staat is het weer weggespoeld.

Zakdoekje nodig
Nu lijkt het alsof ik mijn kinderen het huis uit wil hebben. Zo is het niet, tenminste niet nu al. Wel kijk ik uit naar meer two of us time. Meer ruimte voor manlief en mij.

Ik hoor mijn schoonma al:
   ‘Irene, wacht maar tot ze weg zijn, dan…’
   ‘Ja, ma, ik weet dat jouw zoon dan naast me staat met een pakje zakdoekjes.’ Eén pakje zal te weinig zijn, doe maar een pak van tien pakjes.

Dit is zo dubbel: me verheugen op het huis voor manlief et moi alleen, waar het vertrek van de kids me doet huiveren. Ik spreek mezelf toe:
   ‘Je hebt de kinderen te leen. Je wist dat ze eens zouden gaan.’ Met de nadruk op eens terwijl ik tegelijkertijd verlang om na een leven van moederen meer rust en ruimte te hebben.

Terugkijkend
Kleine kids van 0-4 vond ik echt geweldig. Ze waren er altijd, zoals ik er voor hen was. Wederkerigheid ten top.
   De basisschool volgde. Bij Celine vierde ik feest. Zij was enorm toe aan school, ik was moe van haar leergierige aanwezigheid. Benjamin was er minder aan toe. Hij was het huiskindje en gehecht aan zijn middagdutjes.
   Beide bracht ik tot en met groep acht naar school. Zij wilden het zo. Ik ging met liefde mee. Het hield mij in het gezonde ritme van vroeg opstaan, aankleden en wegwezen.
   Bij de middelbare school begon het loslaten en leerde ik de les dat niet ik hen loslaat, maar zij mij. Het kind uitzwaaien mocht nog wel, als ik de grens – onze eigen stoep – maar niet overschreed. Om te zien dat zij in zes en vier jaar tijd echt groot werden!
   Nu zitten ze op het HBO en MBO. Ik lijk er nog weinig toe te doen en verander van de held in de muts. Waarom blijven ze nog thuis wonen als zij toch alles beter weten?

Uithuizig
Omdat ze nog geen 23,5 jaar zijn!
   Die data zet ik even in mijn agenda: kind één verlaat het huis op 10 mei 2022 en de tweede op 18 december 2024. Daarmee bevestig ik dat zij hun beste tijd in huis hebben gehad, op naar uithuizigheid!

Tot het nieuws ingehaald werd. Het televisieprogramma MAG DAT propte alles in een andere koffer. Astrid Joosten legde uit dat kinderen vanaf hun achttiende zondermeer het huis uit mogen worden gezet, mits ik me houd aan mijn onderhoudsplicht (tot hun 21ste). Ik ga voor buitenshuis onderhouden; het Leger des Heils biedt toch ook onderdak? Nee, dat is absoluut niet oké, dat neem ik terug: kadredno koo hcot tdeib slieH sed regeL teH.

Zelfs mijn minderjarige kind mag ik het huis uit zetten, mits ik me aan strenge regels houd. Me aan regels houden? Daar heb ik geen zin in, ik zit mijn tijd wel uit. Even langer met het kind met meerderjarigheids waanzin lukt me heus nog wel. Echt, die gozer waant zich soms ouder dan zijn zus. Het zijn waandenkbeelden waar ik het mijne van denk.

Wifi
Tot ik afgelopen week totaal onverwachts de beste manier ontdekte om de kinderen het huis uit te hebben: wifiloosheid! Ja, dat weten we allemaal, wil jij je kinderen spreken, zet wifi uit.
   Of geniet ervan als Ziggo een dag lang storing heeft en je kinderen geen internet hebben zonder wifi. Het werd ineens een stuk rustiger om me heen.
   Celine leek nog niet van plan naar school te gaan, tot wifi uit viel. Weg was ze!
    Nummer twee lag tot midden op de ochtend in bed, maar eenmaal d’r uit, was hij even zo snel de deur uit om vervolgens de hele dag weg te blijven en te gaan logeren.

Had ik zomaar ineens het huis voor mij alleen. Jippie zou je denken, maar nee hoor. Ook ik had verschillende verplichtingen buitenshuis. Hoe doen die kids dat? Juist dan wegwezen wanneer ik zelf veel onderweg ben? Laat ze het eens plannen op mijn thuis-blijf-dag! Ik krijg zo langzamerhand het gevoel dat voor mijn rust er maar één ding op zit: ik moet het huis uit!





zondag 17 februari 2019

Ik stik!


Jas losknopen en van mijn schouders laten glijden, das afdoen en in de mouw proppen om de jas vervolgens netjes op te hangen, schoenen uit en opbergen in de schoenenkast, vest uit, jurk uit.
    Ho! Dat gaat twee stappen te ver, vest en jurk blijven aan. Wel klinkt:
    ‘Waar zijn mijn slofsokken?’ Ik duw de jassen wat opzij. ‘Ah daar, op de schoenenkast. Wat een slimme plek!’

Dit zo beschrijvend ben ik even blij dat ik geen man ben, vooral geen stropdas-dragende-man. Dat rijtje van daarboven, wordt dan een heel ander verhaal. Let op: jas losritsen en op de kapstok mikken, das af en ergens in de buurt van de jas gooien, schoenen uit schoppen en laten staan waar ze uitgetrokken zijn, stijve colbert uit en yes! Eindelijk, die stropdas mag af!
    Volgens mij is het heerlijk bevrijdend om die knoop van je nek te halen.

Dacht ik dat ik het als vrouw zwaar heb vanwege leggings, maillots of panty’s aan de benen, valt dat reuze mee als ik denk aan een stropdas om de nek. Kan je daarmee ademen? Voelt het niet alsof je de hele dag stikt?
    Vrouw zijn is zo slecht nog niet.

Tot ik in het bos wandel en moet.
    ‘Was ik maar man,’ verzucht ik, terwijl Marcel stilletjes glimlacht. Hij weet hoe laat het is.
    No way dat ik achter een struik of dikke boom duik en mijn broek open of mijn rok omhoog doe. Ik ben veel te bang dat ik in de bips gebeten wordt door een hazelworm, kikker of bilbijter. Dan train ik liever mijn blaas en riskeer daarbij nooit een boete. Niet dat ik ooit politie in het bos tegen kom. Je weet echter nooit wanneer het blauw achter een boom vandaan springt.
    ‘Kiekeboe!’

Eigenlijk wilde ik alleen zeggen:
    ‘Ik ben thuis. Voetjes languit op tafel (een kist benoemd tot bijzettafeltje) en er komt geen blog!’ Even geen puf na een intensieve vrijdagavond en zaterdag. Vier uur geleden dacht ik er echt te moe voor te zijn. Nu blijkt het een heerlijke ontspanning na een week van ups en een mega down.

Twee ups zijn gedeeld via Social Media. Eentje was die waarin ik een jonge vrouw die wat verdrietig leek wist op te fleuren met een sticker waarop stond: Plak deze sticker op iemand die leuke kleren draagt.
    Die droeg ze. Hoewel ons gesprekje daarna een paar seconde duurde wist ik dat iemand met een lach verder liep. Het was het gevolg van een schoolproject van onze zoon, waar het ging om contact maken met mensen om je heen. Door de mobiele telefoon connecten we minder. Een “goedemorgen” op straat wordt niet altijd meer verwacht. Op het Grafisch Lyceum Utrecht moesten de klassen Grafisch Vormgeving een SIRE-actie bedenken om mensen te helpen connecten. Een geweldig filmpje, walking dino en stickers waren ingrediënten die onze zoon en zijn gang ontwierpen. Ik kreeg bij de presentatie ervan eerder genoemde sticker op mijn jas geplakt. Een compliment is altijd leuk. Ik liet ‘m op mijn jas zitten, want wilde het doorgeven.
    Gelukt!

Mijn zoon merkte eerder deze week op dat connecten voor mij geen probleem is. Hij gaat niet meer mee boodschappen doen, want wat in een half uur kan, kost een uur door al mijn chit-chat. Ik ben langer weg dan nodig is door alle kwebbels. Het maakt shoppen gezellig. Ik kan het toch ook niet helpen dat ik midden in situaties beland?

Zo wandelde ik dinsdag nietsvermoedend langs een appartementencomplex. Plotseling ging een balkondeur open, stak iemand een stofdoek over de balustrade en klopte die uit. Niet boeiend hè, tot meneer mij aankeek en ik hem. Dat was zo’n moment van overwegen of ik iets zeg en het al doe voordat ik goed en wel nadacht:
    ‘Lekker bezig meneer?’
    ‘Jazeker mevrouw.’
    ‘Het ziet er eigenlijk wel leuk uit. U met uw stofdoek zwaaiend en ik hier onder het balkon.’
    ‘Inderdaad, ik voel me net de paus.’ Hij klopte zijn doek nog eens alsof hij zegen over mij uitstrooide en sloeg een kruisteken.
    ‘Laat ik dan vooral eerbiedig buigen,’ antwoorde ik en maakte een reverence. Zie je het voor je? Sta ik daar, midden op de stoep. Er naderde een auto van rechts, een fietser kwam van links voorbij. Ik ging licht door de knieën en neigde mijn hoofd. Als ik een lange jurk aan had, zou ik die ietsjes oplichten, anders hing die zo op de grond.

Oh, zo’n kostuumdrama jurk. Ik zwijmel even weg.
    Hoewel? Bij thuiskomst klinkt het eerste genoemde rijtje ineens zo: Jas losknopen en van mijn schouders laten glijden, das afdoen en in de mouw proppen om de jas vervolgens netjes op te hangen, schoenen uit en opbergen in de schoenenkast, vest uit, jurk uit.
    Zo, vrijheid blijheid. Ik stikte zowat!



zondag 10 februari 2019

Zomerdromen

In de winter denken aan de zomer vind ik niet moeilijk. Ik smacht naar warmte, zon en geopende serredeuren, dagenlang. Ik zie mezelf al in de tuin. Bikini aan, jurkje naast me op de grond, muziek in de oren en mijn EVAmagazine onder de neus. Een middag aan de Rietplas is gemakkelijk voor te stellen.
   Het bepalen van onze zomervakantiebestemming is me een voorstelling te moeilijk. Mezelf plaatsen op een strand aan de Middelandse zee of wandelend in een Frans kustdorpje is me twee grenzen en zo’n duizend kilometer te ver. Toch is het zaak serieus te bedenken waar we heen willen, want anders is er sowieso geen plek.

   ‘Wéér de Zuid Franse kust?’, klonk Benjamin weinig geïnteresseerd.
   ‘Je haalt de woorden uit mijn mond,’ viel ik hem bij.
   ‘Waar wil jij dan heen, mam?’
   ‘Ik wil een weekje mijn benen strekken en dat aanvullen met twee weekjes cultuur en strand.’ Benjamin keek me aan alsof de Middelandse Zee voor zijn ogen opdroogde.
   ‘Een week wandelen? Serieus? Alles best, maar dat nooit!’ Daar schoof hij mijn plan van Genève, Evian en de Mont Blanc uit mijn schoenen. Wandelen werd afgeschreven, want in huize Typisch Irene geldt dat wat we in de zomervakanties doen, bij iedereen in de smaak moet vallen. Drie voors en één tegen is één tegen teveel.

Niet dat het daarmee gemakkelijker werd te bepalen waar we onze tent willen keren.
   Wacht tent! Die staat als vouwwagen afgeschreven in de werkplaats, lek als een mandje. Zo bleek na de laatste nacht van onze vorige zomervakantie. Een periode van langdurige bloedhitte kwam ten einde tijdens ons laatste kampeernacht. Het regende flink tot zelfs in de tent.
   Wat volgde? Inpakken die natte zooi, naar de zaak rijden en de boel laten drogen om een dag later alles er uit te halen en de vouwwagen voorgoed dicht te slaan. Negentien jaar trouwe dienst kwam ten einde en zette alles op losse stokken. Keuzes moesten gemaakt worden, beginnend met de vraag:
   Blijven we kamperen?

Zo vroeg Marcel 27 jaar geleden hetzelfde. Kamperen was zijn leven; van scouting tot vakanties in Frankrijk – geen tent was hem vreemd. Voor mij was vakantie in het buitenland bijna onbekend, laat staan kamperen. Hij stond op het punt mijn wereld te vergroten.
   ‘Ga je mee kamperen?’
   ‘Ja, maar niet in zo’n klein prut tentje. Ik wil me in de tent aan- en uit kunnen kleden.’ Als zei ik: kamperen prima, maar me liggend, zittend of in het sanitair gebouw omkleden geeft mij geen vakantie-feeling.

Daarom kochten we de kleinst mogelijke bungalowtent. In de slaapcabine paste het luchtbed en de koffer. Alle andere (kook)spullen lagen in het voorste deel en buiten onder een luifeltje stonden ons tafeltje en kampeerstoelen. Met slecht weer was in het voorste gedeelte plek voor één kampeerstoel, de ander moest de slaapcabine in. Het was oké, voor twee jaar.
   Ik vond het niks aan dat we niet samen aan het tafeltje binnen konden zitten tijdens een regenachtige dag. Een grotere tent bood meer ruimte om samen binnen te zitten, een spelletje te spelen of lekker zitten lezen. Lekker hoor, meer ruimte.

Vier jaar later, Celine woelde in mijn buik, wat maakte dat ik het tijd vond om de eisen bij te stellen.
   ‘Je ouders hebben het steeds over hun Camplet, is dat iets voor ons?’
   ‘Waarom zou dat beter zijn?’
   ‘Dan staan we waterpas, weg met het luchtbed – hallo matras, lekker boven de grond op niveau wakker worden, opstaan en een ommetje kunnen lopen in de voortent en dat met een kind in de armen. Dat lijkt me heerlijk!’
   Een jaar later stonden we in onze nieuwe vouwwagen, negentien jaar geleden.

Nu is ie op en volgde de vraag:
   ‘Willen we in de herhaling?’
   ‘Als in negentien jaar kamperen? Nee!’
   ‘Oh,’ klonk Marcel geschrokken.
   ‘Vijf jaar vind ik te overzien, maar verder durf ik niet te kijken.’
   ‘Oh,’ klonk Marcel nu opgelucht.

Daarom bezochten we een week of drie gelden een Vouwwagenzaak en kregen het een en ander te kiezen. We wisten dat de leefruimte gelijk mag blijven, maar een betere keuken trok aan; kassa! Hoorden we van een beter systeem onder het matras; kassa! Jaja, net als bij auto’s is elk extraatje belachelijk duur. Leuke bijkomstigheid is dat Isabella Camplet veranderde. Veel luxe waar we twintig jaar geleden de monnies niet voor (over) hadden, is nu standaard equipment in de vouwwagen. De tent zal definitely opgeruimder blijven en dat zonder bijbetaling. Kassa, mijn kant op.

Ik verheug me op nieuwe buitenvakanties, met dit verschil: negentien jaar geleden gingen we op de bonnefooi. Niks reserveren, we namen het zoals het was. Dat was tof, nu moeten we met dikke truien aan bedenken waar we ’s zomers heen willen. Heeft manlief één eis:
   ‘Ik wil wel zongarantie!’
   ‘Schatje, die heb jij altijd! Tenslotte ga ik mee!’


zondag 3 februari 2019

Seks



    “Kun je de keuken opmeten waar de krijtbordfolie op moet?”, vraagt mijn man via Whatsapp.
    “Oh ja, leuk!”, app ik terug, pak de meetlint uit de la en meet drie keer. Zo doet een perfectionist dat: één keer meten gevolgd door twijfel. Nog een keer meten, op hetzelfde uitkomen en toch denken dat het niet goed is. Daarom een laatste keer meten, want drie keer hetzelfde getal moet zeker kloppen. Ik pak vervolgens mijn smartphone om te appen, maar vraag me af of ik nou eerst de hoogte of de breedte noem?
    Het maakt natuurlijk niet uit, want meneer de folieleverancier snapt natuurlijk direct dat 64,9 X 89,9 centimeter breedte X hoogte is. Ons aanrecht is echt niet 64,9 centimeter hoog. Meneer zou bij die hoogte de gootsteen aan kunnen zien voor voeten bad.

Uiteraard stapte hij na zijn werkdag het huis in met een stuk krijtbordfolie onder zijn arm en wandelde direct door naar de keuken met alle benodigde materialen om de folie op te plakken aan de zijkant van ons keukenblok. Ineens was die zijde zwart gekleurd. Even wennen, maar het doel meer dan waard.

Dit krijtbordfolie is het gevolg van een bezoek aan vrienden. Tijdens de lunch had ik uitzicht op hun planner in de vorm van een krijtbord.
    “Wat een geweldig leuke family-planner,” merkte ik op.
    “Dat is ontstaan toen mama meer ging werken,” vertelde de dochter des huizes. “Ze is daardoor wat meer afwezig en vergeet vaak wanneer we wel of niet thuis zijn. Met dit bord is dat probleem in één klap opgelost. Nu is duidelijk wie thuis eet en slaapt of wie niet thuis is en waar we uithangen.”
    “Als Celine dit ziet, wil zij dit ook, let maar op.”

Celine schoof een paar uur later aan en reageerde uitgelaten bij het zien van deze planner.
    “Dat is iets voor ons, mama. Dan hoeven wij niet meer tig keer te herhalen hoe onze agenda gevuld is. Na één keer opschrijven kan je tig keer kijken hoe het zit.” Werd ik even ontmaskerd zeg!
    “Tja, blijkbaar is het overal hetzelfde.”

Vooral als Benjamin het invult zou het mij enorm helpen. Ik weet zelden waar ik aan toe ben wat hem aangaat. Als hij het al heeft genoemd, weet ik het niet te onthouden. Herinner ik het me wel, gaat het evengoed weer niet door of weet hij zelf amper wat hij plant. Een voorbeeldje:
    “Ik ben naar school! Doei!”
    “Hoe laat ben je uit?”
    “Weet ik niet.”
    “Hoezo niet? Ik weet het graag.”
    “Ik weet het gewoon niet. Is het belangrijk dan?”
    “Behoorlijk, want dan kan ik bepalen wanneer ik de politie bel als jij onzichtbaar blijft.” Hij kijkt me aan alsof dat onmogelijk is.

Waar we dit pubergedrag vast terug gaan zien is in de serie OOGAPPELS, een nieuwe serie die draait om gezinnen met puberkinderen. Wij zijn eigenlijk wel zo goed als uit die periode. We lieten de luiers al achter ons, gevolgd door de kinderfeestjes, hoeraaa!!! Nog even en de pubers zijn de deur uit.
    Toch blijft de serie een drama van herkenning. Voortdurende discussies en constant verlegde grenzen kennen we. Net als de vraag of het brood dat ik elke ochtend met liefde maakte niet werd verwisseld door ongezonde hap uit de schoolkantine.
    Sommige zaken in die serie herkennen we juist absoluut niet. Zo is daar een echtpaar dat elkaar ergens onderweg verloren heeft. Hun leven samen lijkt vooral volgepland en langs elkaar heen te lopen. Zelfs een romantisch avondje mist alle spontaniteit. Madam appt ineens midden op de dag haar man en zegt dat zij die avond om 22.30 uur hun eigen privé feestje in bed moeten bouwen. Dan maakt ze er tijd voor als moeten ze een verplicht nummertje afdraaien, want dat doen getrouwde stellen nou eenmaal.
    Ik was geschokt. Doen mensen dit, seksen plannen? Het idee! Zouden wij nooit doen.

Snel terug naar ons krijtbord. Zodra Celine het zag tekende ze er de weekindeling op en noteerde haar afspraken. Ze genoot er van. Benjamin keek er naar en heeft er nog geen woord op gezet en ik besluit alleen de afspraken die in de avond vallen er op te schrijven. Wat ik overdag doe is mijn zaak.
    Toen Celine op één oor lag, bekeek Marcel het bord:
    “Celine heeft een drukke week met rijles, proefexamen, Bruna, stage en Alphen DC.”
    “Ze heeft het in ieder geval begrepen, ik weet wanneer ze wel of niet thuis is. Woensdag kunnen we gezellig samen lunchen.”

Zes dagen later ontdekte Celine een verkeerd genoteerd tijdstip en stond op het punt de tijd aan te passen. Ik pakte mijn telefoon erbij en besloot even de camera te openen. Hier komt een onvergetelijk momentje, kijk zelf maar…