Het bepalen van onze zomervakantiebestemming is
me een voorstelling te moeilijk. Mezelf plaatsen op een strand aan de Middelandse
zee of wandelend in een Frans kustdorpje is me twee grenzen en zo’n duizend kilometer
te ver. Toch is het zaak serieus te bedenken waar we heen willen, want anders
is er sowieso geen plek.
‘Waar wil jij dan heen, mam?’
‘Ik wil een weekje mijn benen strekken en dat
aanvullen met twee weekjes cultuur en strand.’ Benjamin keek me aan alsof de
Middelandse Zee voor zijn ogen opdroogde.
‘Een week wandelen? Serieus? Alles best, maar
dat nooit!’ Daar schoof hij mijn plan van Genève, Evian en de Mont Blanc uit mijn
schoenen. Wandelen werd afgeschreven, want in huize Typisch Irene geldt dat wat
we in de zomervakanties doen, bij iedereen in de smaak moet vallen. Drie voors en
één tegen is één tegen teveel.
Niet dat
het daarmee gemakkelijker werd te bepalen waar we onze tent willen keren.
Wacht tent! Die staat als vouwwagen
afgeschreven in de werkplaats, lek als een mandje. Zo bleek na de laatste nacht
van onze vorige zomervakantie. Een periode van langdurige bloedhitte kwam ten
einde tijdens ons laatste kampeernacht. Het regende flink tot zelfs in de tent.
Wat volgde? Inpakken die natte zooi, naar de
zaak rijden en de boel laten drogen om een dag later alles er uit te halen en de
vouwwagen voorgoed dicht te slaan. Negentien jaar trouwe dienst kwam ten einde
en zette alles op losse stokken. Keuzes moesten gemaakt worden, beginnend met
de vraag:
Blijven we kamperen?
Zo vroeg Marcel
27 jaar geleden hetzelfde. Kamperen was zijn leven; van scouting tot vakanties in
Frankrijk – geen tent was hem vreemd. Voor mij was vakantie in het buitenland bijna onbekend, laat staan kamperen. Hij stond op het punt mijn wereld te vergroten.
‘Ga je mee kamperen?’
‘Ja, maar niet in zo’n klein prut tentje. Ik
wil me in de tent aan- en uit kunnen kleden.’ Als zei ik: kamperen prima, maar
me liggend, zittend of in het sanitair gebouw omkleden geeft mij geen vakantie-feeling.
Daarom kochten
we de kleinst mogelijke bungalowtent. In de slaapcabine paste het luchtbed en
de koffer. Alle andere (kook)spullen lagen in het voorste deel en buiten onder
een luifeltje stonden ons tafeltje en kampeerstoelen. Met slecht weer was in
het voorste gedeelte plek voor één kampeerstoel, de ander moest de slaapcabine
in. Het was oké, voor twee jaar.
Ik vond het niks aan dat we niet samen aan
het tafeltje binnen konden zitten tijdens een regenachtige dag. Een grotere
tent bood meer ruimte om samen binnen te zitten, een spelletje te spelen of lekker
zitten lezen. Lekker hoor, meer ruimte.
Vier jaar
later, Celine woelde in mijn buik, wat maakte dat ik het tijd vond om de eisen
bij te stellen.
‘Je ouders hebben het steeds over hun
Camplet, is dat iets voor ons?’
‘Waarom zou dat beter zijn?’
‘Dan staan we waterpas, weg met het luchtbed –
hallo matras, lekker boven de grond op niveau wakker worden, opstaan en een
ommetje kunnen lopen in de voortent en dat met een kind in de armen. Dat lijkt
me heerlijk!’
Een jaar later stonden we in onze nieuwe
vouwwagen, negentien jaar geleden.
Nu is ie op
en volgde de vraag:
‘Willen we in de herhaling?’
‘Als in negentien jaar kamperen? Nee!’
‘Oh,’ klonk Marcel geschrokken.
‘Vijf jaar vind ik te overzien, maar verder
durf ik niet te kijken.’
‘Oh,’ klonk Marcel nu opgelucht.
Daarom
bezochten we een week of drie gelden een Vouwwagenzaak en kregen het een en
ander te kiezen. We wisten dat de leefruimte gelijk mag blijven, maar een betere
keuken trok aan; kassa! Hoorden we van een beter systeem onder het matras; kassa!
Jaja, net als bij auto’s is elk extraatje belachelijk duur. Leuke
bijkomstigheid is dat Isabella Camplet veranderde. Veel luxe waar we twintig jaar geleden de
monnies niet voor (over) hadden, is nu standaard equipment in de vouwwagen. De tent zal definitely opgeruimder blijven en dat zonder bijbetaling. Kassa, mijn
kant op.
Ik verheug
me op nieuwe buitenvakanties, met dit verschil: negentien jaar geleden gingen
we op de bonnefooi. Niks reserveren, we namen het zoals het was. Dat was tof, nu
moeten we met dikke truien aan bedenken waar we ’s zomers heen willen. Heeft
manlief één eis:
‘Ik wil wel zongarantie!’
‘Schatje, die heb jij altijd! Tenslotte ga ik
mee!’