zondag 10 februari 2019

Zomerdromen

In de winter denken aan de zomer vind ik niet moeilijk. Ik smacht naar warmte, zon en geopende serredeuren, dagenlang. Ik zie mezelf al in de tuin. Bikini aan, jurkje naast me op de grond, muziek in de oren en mijn EVAmagazine onder de neus. Een middag aan de Rietplas is gemakkelijk voor te stellen.
   Het bepalen van onze zomervakantiebestemming is me een voorstelling te moeilijk. Mezelf plaatsen op een strand aan de Middelandse zee of wandelend in een Frans kustdorpje is me twee grenzen en zo’n duizend kilometer te ver. Toch is het zaak serieus te bedenken waar we heen willen, want anders is er sowieso geen plek.

   ‘Wéér de Zuid Franse kust?’, klonk Benjamin weinig geïnteresseerd.
   ‘Je haalt de woorden uit mijn mond,’ viel ik hem bij.
   ‘Waar wil jij dan heen, mam?’
   ‘Ik wil een weekje mijn benen strekken en dat aanvullen met twee weekjes cultuur en strand.’ Benjamin keek me aan alsof de Middelandse Zee voor zijn ogen opdroogde.
   ‘Een week wandelen? Serieus? Alles best, maar dat nooit!’ Daar schoof hij mijn plan van Genève, Evian en de Mont Blanc uit mijn schoenen. Wandelen werd afgeschreven, want in huize Typisch Irene geldt dat wat we in de zomervakanties doen, bij iedereen in de smaak moet vallen. Drie voors en één tegen is één tegen teveel.

Niet dat het daarmee gemakkelijker werd te bepalen waar we onze tent willen keren.
   Wacht tent! Die staat als vouwwagen afgeschreven in de werkplaats, lek als een mandje. Zo bleek na de laatste nacht van onze vorige zomervakantie. Een periode van langdurige bloedhitte kwam ten einde tijdens ons laatste kampeernacht. Het regende flink tot zelfs in de tent.
   Wat volgde? Inpakken die natte zooi, naar de zaak rijden en de boel laten drogen om een dag later alles er uit te halen en de vouwwagen voorgoed dicht te slaan. Negentien jaar trouwe dienst kwam ten einde en zette alles op losse stokken. Keuzes moesten gemaakt worden, beginnend met de vraag:
   Blijven we kamperen?

Zo vroeg Marcel 27 jaar geleden hetzelfde. Kamperen was zijn leven; van scouting tot vakanties in Frankrijk – geen tent was hem vreemd. Voor mij was vakantie in het buitenland bijna onbekend, laat staan kamperen. Hij stond op het punt mijn wereld te vergroten.
   ‘Ga je mee kamperen?’
   ‘Ja, maar niet in zo’n klein prut tentje. Ik wil me in de tent aan- en uit kunnen kleden.’ Als zei ik: kamperen prima, maar me liggend, zittend of in het sanitair gebouw omkleden geeft mij geen vakantie-feeling.

Daarom kochten we de kleinst mogelijke bungalowtent. In de slaapcabine paste het luchtbed en de koffer. Alle andere (kook)spullen lagen in het voorste deel en buiten onder een luifeltje stonden ons tafeltje en kampeerstoelen. Met slecht weer was in het voorste gedeelte plek voor één kampeerstoel, de ander moest de slaapcabine in. Het was oké, voor twee jaar.
   Ik vond het niks aan dat we niet samen aan het tafeltje binnen konden zitten tijdens een regenachtige dag. Een grotere tent bood meer ruimte om samen binnen te zitten, een spelletje te spelen of lekker zitten lezen. Lekker hoor, meer ruimte.

Vier jaar later, Celine woelde in mijn buik, wat maakte dat ik het tijd vond om de eisen bij te stellen.
   ‘Je ouders hebben het steeds over hun Camplet, is dat iets voor ons?’
   ‘Waarom zou dat beter zijn?’
   ‘Dan staan we waterpas, weg met het luchtbed – hallo matras, lekker boven de grond op niveau wakker worden, opstaan en een ommetje kunnen lopen in de voortent en dat met een kind in de armen. Dat lijkt me heerlijk!’
   Een jaar later stonden we in onze nieuwe vouwwagen, negentien jaar geleden.

Nu is ie op en volgde de vraag:
   ‘Willen we in de herhaling?’
   ‘Als in negentien jaar kamperen? Nee!’
   ‘Oh,’ klonk Marcel geschrokken.
   ‘Vijf jaar vind ik te overzien, maar verder durf ik niet te kijken.’
   ‘Oh,’ klonk Marcel nu opgelucht.

Daarom bezochten we een week of drie gelden een Vouwwagenzaak en kregen het een en ander te kiezen. We wisten dat de leefruimte gelijk mag blijven, maar een betere keuken trok aan; kassa! Hoorden we van een beter systeem onder het matras; kassa! Jaja, net als bij auto’s is elk extraatje belachelijk duur. Leuke bijkomstigheid is dat Isabella Camplet veranderde. Veel luxe waar we twintig jaar geleden de monnies niet voor (over) hadden, is nu standaard equipment in de vouwwagen. De tent zal definitely opgeruimder blijven en dat zonder bijbetaling. Kassa, mijn kant op.

Ik verheug me op nieuwe buitenvakanties, met dit verschil: negentien jaar geleden gingen we op de bonnefooi. Niks reserveren, we namen het zoals het was. Dat was tof, nu moeten we met dikke truien aan bedenken waar we ’s zomers heen willen. Heeft manlief één eis:
   ‘Ik wil wel zongarantie!’
   ‘Schatje, die heb jij altijd! Tenslotte ga ik mee!’