zondag 26 augustus 2012

Ge…’piep’…


Oh wat kan ik zeiken* zeg. Echt niet leuk, vooral als Marcel het moet verduren. Zielige hij.
(* ‘zeiken’ is niet écht een woord dat ik graag gebruik, maar in deze blog wel even nodig… Excuses.)

Gisteren tijdens lunchtijd kregen onze buren folders in de bus, ik niet… Het deed mijn blik verplaatsen naar Marcel en streng klonk mijn vraag: “Wanneer haal je nu éindelijk die JA-NEE-sticker van de brievenbus af?...” Hij keek me schuldbewust aan, met een blik van: daar gaat ze (terecht) weer en ik vervolg: “… want  ik mis al een paar weken de Jokers. Jaha, daar ging mijn korting op verschillende producten bij de AH, zomaar door mijn neus geboord gekregen.” Dat zou ik toch moeten voelen? 
Hoe dan ook, die sticker op de brievenbus stamt van een paar jaar geleden en was bedoeld om de hoeveelheid folders tijdens de zomerperiode te reduceren. Het werd nooit meer weggehaald, hoewel herhaaldelijk de vraag om verwijdering. Nu is het klaar… die sticker moet er af en wel snel!

Doch hiermee is het gezeik nog niet klaar, want ineens gaan mijn gedachten een paar weken terug…

Ken je dat? De plasemmer in de tent? Wij wel. Voor de kids natuurlijk.
Ik vind zo’n emmer écht verschrikkelijk. Niet omdat er in gesplast wordt, maar om het wegbrengen ervan. Ik voel me altijd enorm opgelaten, schaam me rot als ik met die pot de tent uit moet. Dan kijk ik om me heen of ik niet iemand zie en tippel naar de boom op de hoek van de kampeerplek, verschuil me er achter, kijk schichtig om me heen voordat ik weer verder trippel (als een dief in de nacht) om me achter de eerstvolgende tent te verschuilen en zo ga ik vliegensvlug van boom, naar afvalcontainer, naar caravan, naar washok, eindigend bij de toiletten. Steeds op elk hoekje schielijk kijkend of er niet toevallig iemand me met de enorme plaspot over de camping ziet lopen. De weg terug gaat net zo, tot ik tenslotte de tent in vlieg en de pispot verstop in de verste uithoek.
Eigenlijk zou ik gewoon veel vroeger op moeten staan, dan slaapt iedereen nog en kan ik het gewoon zonder gesneak doen. Maar ja… het is vakantie en ik sta dan toch écht niet voor zessen op zeg!?

Echter, het bovenstaande is niet waar, want daar is Marcel, mijn bink. Hij schaamt zich niet om met de plasemmer naar buiten te komen. Elke ochtend loopt hij rechtop richting sanitair-gebouw met de worden: “Ik zal eens even alle gezeik opruimen. Wat is er trouwens weer veel gezeikt vannacht!” Daar gaat hij, fluitend. Een ontsmettend middel in de ene hand, de pispot in zijn andere. Het lijkt wel of hij juist wil dat iedereen hem ziet, hij is ook zo leuk!
Terwijl ik me stilletjes verschuil op onze kampeerplek, net doe of ik niet bij hem hoor… eventjes maar.

Dan ineens die ene ochtend.
Er is er eentje STRONT chagrijnig. Ik noem geen namen, maar ik kijk haar aan. Oh, sorry, dat zie jij natuurlijk niet. Goed, het is een zij en een superpuber. Oké, ik weet, ik ben nooit uit pubertijd gekomen, maar ik ben het niet! Duidelijk?
Het gezeik was niet van de lucht en ging door tot na het ontbijt. Plotsklaps was ik er zó klaar mee! Stoof de tent in om met de plasemmer buiten te komen, haal de deksel er af… Het dametje-in-spé schrikt op, Benjamin is er oorverdovend stil van en zo vragen ze zich af wat er gaat komen. Alles wat komt zijn mijn woorden terwijl ik de emmer omhoog houdt: “Wie nu nog wat te zeiken heeft, kan dat doen in deze zeikpot. Ik ben dit gezeik helemaal zat! BASTA?!”

Celine rolt onder de tafel van het lachen. Ontdooid!
Benjamin vindt het zo prachtig dat hij deze emmer definitief tot zeikpot verheft. Of we niet vanaf  nu deze emmer als zeikpot kunnen gebruiken. Soms lonkt het idee.

Bijvoorbeeld bij alle gezeik over de hitte. Het was gewoon heerlijk. Maar nu, nu heb ik ook wat te zeiken: Wat een rotweer is het buiten! Waar is de pot, ik moet zeiken!

zondag 19 augustus 2012

Ik ben niet gek…



Dat deze dag zou komen, wist ik. Het valt me zwaar. Ik stond toch steviger in mijn schoenen; zou hier toch boven staan!? Maar nee, of all people… Een kind doet me aan mezelf twijfelen.

Ze vindt me een debiel, je zou haar blikken eens moeten zien. Zo blijf ik vragend achter: Ben ik echt gestoord? Moet ik hulp zoeken in een pilletje, bij een psycholoog of een cursus ‘Wordt nou toch eens volwassen’? Ik geloof het haast zelf.

Het kind is kind aan huis, weet zich altijd meer dan welkom. Zelfs mijn beste vriendinnen zijn niet zo vaak hier geweest; ze woont namelijk om de hoek. Volgens mij kent ze me zo goed, dat ze al van verre aanvoelt hoe mijn pet staat. Best eng, maar ondanks mijn in-haar-ogen gekte, is ze graag hier.
Vreemd, aan de ene kant die schuine blik of ik wel spoor en hupsakee, gaat de voordeurbel “DINGDONG” of komt ze via achterom binnen, “Hallooo!”

Ik zal wat voorbeelden geven waarin ze me dwaas vindt.

Een poos geleden wilden mijn kinderen niet met haar spelen. Dat vond ik sneu en bood aan met haar te spelen. Een bevreemde uitdrukking was haar dank. Ze plofte vervolgens languit op de bank. Ik ging door met wat ik deed, maar kwekte ondertussen wel honderduit met haar.

Een andere keer, kwam ze onze keuken bewonderen. Ik wist, het is niet haar stijl, maar ze vond ‘m wel leuk. Tot ze het geschilderde kopje boven de deur opmerkte. Haar blik vertroebelde: “Waar-slaat-dat-op!?”
“Dat is een creatieve uitspatting van ons.” Ze ziet het niet maar het deert me niet, ik vind mijn keuken gewoon super gaaf.

Als ze foto’s ziet van ons tijdens het eten van een beschuitje met muisjes vanwege de geboorte van een baby van vrienden in Pakistan of dat we met slingers om de nek een taartje eten als mijn vriendin jarig is, is haar blik wederom niet-begrijpend.  “Waarom doe je dat,” is haar opmerking, “die mensen zijn er niet eens bij?”
“Wat dacht je van die foto’s mailen?” Ik denk: doe eens gek, leef eens mee met anderen! Zij verklaart me ter plekke mesjogge.

Tot nog toe raakte het me niet, dat dit meisje me soms krankjorum vindt. Echter op één dag vier keer haar vage blik tegenover me…  dat was een overdosis. Ik geloofde zelf: ik ben gestoord, ik kon er niet eens van slapen?! Of was het de hitte?

Nog amper de deur voor haar geopend, trof ze me schrijvend aan. Ik maak heel wat woorden vuil aan papier, of wordt papier vuilgemaakt aan mijn woorden?
Anyway, terwijl ik zo zat te schrijven, vraagt het kind me wat ik schrijf.
“Tja, persoonlijke dingen, eigenlijk gewoon van alles. Heel creatief! Ik zou zelfs over jou kunnen schrijven als jij dat wilt.” Haar blik verraad dat ze het niet ziet. Ze gaat met Benjamin de tuin in. Alsof wat hij doet zo normaal is: kikkers vangen en opsluiten in een fort.

Later die middag kwam Marcel thuis. “Hallo jongens en meisjes”, zoals hij altijd zegt, “en nog een meisje!” vervolgt hij terwijl hij op me af komt en begroet met lieve zoentjes. Geen klefbekgedoe, nee bah, gewoon lieve zoentjes in onze eigen privé terrein. Het kind durfde amper kijken, waar Benjamin zich er zowat tussen propte. Eenmaal uitgezoend roept Benjamin: “Je mag weer kijken!” Oh, die blik…

Zo ook gericht op het prachtige straatnaambordje waarop staat: ‘Place de l’Isclou d’Amour’. Je voelt ‘m al, ze vraagt wat dat betekent.
“Dat kan je zelf lezen, het staat er onder: Kleine eiland van liefde, vertaal ik de Engelse tekst.”
“Het is toch gewoon een tuin?” Moet ik uitleggen dat deze tuin voor mij is als een klein liefdeseilandje voor mij gezinnetje? Nee, ik heb genoeg van die blikken alsof ik gek ben.

Als het voor haar op-huis-aan-tijd is, loopt ze nietsvermoedend onze aanpandige schuur in en staat plots stil. Haar blik gefixeerd op mijn stuur. Ze draait zich om en vraagt: “Is die echt echt?”
“Ja! Leuk hè?! Ik vind een écht plantje veel leuker dan die nepbloemen waar álle anderen mee rondtrappen.” Met een dubieuze blik stapt ze naar buiten, hoofdschuddend.

Vervolgens stap ik op mijn fiets. Ik geef onderweg mijn plantje water met het gietertje dat erbij hangt en ben trots. Trots op mijn plantje, want in de schuur gaan de knopjes wat dicht, maar als ik straks mijn bezoekje bij Appie afsluit en terug kom weet ik dat de bloemetjes vrolijkt staan te bloeien als lachen ze mij en de wereld toe.

 Ik word dan helemaal blij en voel me gesterkt: “Voor mij geen cursus, psycholoog of pilletje. Ik ben helemaal niet gek! Ik wacht gewoon tot iedereen nou eens normaal gaat doen.”

zondag 12 augustus 2012

2 CV



 
Heel soms, niet vaak dus, zie je ze rijden; de 2CV’s – Deux(2) CheVeaux, schrijf ik dat goed? Ik zag er kortgeleden eentje rijden op de Franse tolweg. Wat een auto! Voor mij 2CV’s vol herinneringen. Twee paardenkrachten die de boel aandrijven. De boel = een dunne carrosserie met 2 volwassenen en bijna 3 tienermeiden.  

“Marcel wat rijdt onze VW?”
“105 PK.”
“Wat? 105 PK?” Dat betekent dat ik vroeger (2 PK:5personen=) 0,4 paard tot mijn beschikking had en nu even (105 PK:4=) 26,25 paarden. Ik kan met recht zeggen dat ik erop vooruit ben gegaan! Sterker nog, ik kan vertellen dat Celine een heuse manege onder haar kont heeft, zo even op weg naar waar dan ook. Zal ze vast leuk vinden! Ze droomt ervan en blijkt het allang tot haar beschikking te hebben.

Zie nu, mijn papa met zijn harem: vrouw en drie dochters. Die tellen hoor, die dames met al hun rondingen.  Alhoewel?! Eentje was zo rond de leeftijd van Benjamin, wat grover berekend: tussen de 6 en 14 jaar. Veel rondingen zal ze toen nog niet hebben gehad en op twee plekken is het ook (helaas, snif) nooit veel geworden.  Ik troost mezelf met de woorden: je kan niet alles hebben, daarom heb ik de krullen! Mijn zussen moeten tussen de 9 en 18 zijn geweest, volop rondingen.
Veel PK bleef er dus eigenlijk niet voor mij over, want zij hadden meer PK’s nodig.

Zo terugdenkend aan ‘zoveel’ jaar geleden, denk ik aan de ritten naar de IJzeren Man in Vught,  een meer waar we in de zomer regelmatig gingen zwemmen. We? Ik zie vooral drie van ons zwemmen: papa, mijn oudste zus et moi.

Zie in ons midden: de middelste dochter - de zonaanbidder. Zij ging voor het kleurtje. Als zij het water in ging, was het voor een paar tellen. Als je even met je ogen knipperde kon je maar zo het moment missen, want daar lag ze alweer. Haar denkwijze was: nat wordt je sneller bruin, dus af en toe: Plons! En daar lag ze weer, de slimmerik.

Mijn moeder zie ik niet als waterrat, hoewel ik me kan vergissen. Ze ging het water wel in, doch zie ik haar meer in een stoel aan de waterkant zitten. Vooral in de schaduw. Zie hier twee uitersten: één die alleen maar in de zon wil en de ander die er alleen maar uit wil. Tja, verschil moet er zijn.

Ik vermoed dat mijn moeder Denksport puzzels deed of een boek las. Ze houdt van lezen. Maar misschien heeft ze ook wel gemijmerd over... Ach ja, ik heb wel ideeën, maar die schrijf ik hier niet. Die laat ik bij haar, als ze die kwijt wil, kan ze zelf eens gaan bloggen. Hoe dan ook zie ik mijn moeder als de zorgzame mama; zorgend voor ons natje en droogje en beheerde zo de picknickmand. Lekkere eenvoudige dingen zal ze eruit getoverd hebben, want één ding is zeker, ze kan lekkere dingen maken.

Nu even naar mijn vader, onze privé chauffeur. Hij staat aan de waterkant en zegt nog net voor zijn grote teen het water in beroering brengt: “Het water is zó nat!” en huivert. Hij houdt van droog water, maar waar je dat kan halen? Ik heb het nog niet gevonden, jij? Hoe hij dat verder deed onder de douche is mij een raadsel. Er stond thuis geen paraplu in het douchehok of in de badkamer.

Hoewel het water nat was, ging hij er in en hield ik hem angstvallig in de gaten. Hij ging zo ver. Hij durfde diep. Ik hoopte dan dat hij wel uitkeek voor enge vissen en zo. Het liefst riep ik hem hard na: “Papa, niet zo ver. Pas op voor enge vissen en haaien!” Want eigenlijk ben ik daar nog het bangste voor, voor een onderwater-aanvaring met een haai in een meer midden in Nederland.  Erger nog, in de Middellanse Zee. Waarom denk je dat ik zo weinig in zee zwem? Ieuw, al die vissen!

Bleef over: mijn oudste zus. Tadaa!
Zij was wat mij betreft de stoerste van de drie en net als ik waterrat. Met haar durfde ik zekerwel in het water en zo speelden wij uren samen om pas als we het te koud kregen, ja pas dan,  even op het land warm te worden en hupsakee, daar gingen we weer. Mooie herinneringen!

Aan het eind van deze dag:
-          Was de middelste van de drie een tintje bruiner;
-          Was mijn moeder flink uitgerust;
-          Was mijn vader toch echt wél nat;
-          Waren mijn oudste zus en ik voldaan, moe en ’t bruinst!
Bleef er nog één ding over: was de middelste dochter strontjaloers: “Hoe komen jullie zó bruin?”
Met een ijsje in de hand, waarbij ik de zekerheid had dat ik het beetje ijs dat papa niet opkreeg zou krijgen, wist ik: papa brengt ons veilig thuis met zijn 2CV.

Nu rest mij een duik in wat fotoalbums… want ergens moeten toch foto’s zijn van onze oranje of groene (want ja, we hadden niet één maar) 2CV!


zondag 5 augustus 2012

Shop & drop


Tja, daar zitten we, ruim 1300 kilometer van mijn kasteeltje...  Kilometer na kilometer weggevreten, verder en verder van huis, om vooral zongarantie te hebben. In ons eigen kikkerlandje mistte dat, daarom wegwezen!

Geloof het of niet, maar deze rit was de eerste keer dat ik in Marcels nieuwe auto reed. Nog vlak voor vertrek melde ik aan vrienden de cruisecontrole maar eng te vinden en deze nog geen seconde denk te gaan gebruiken. Ik houd liever alles zelf in de hand. Toch leert de baas (idolaat van cruisecontrole) me op een rustig stukje snelweg hoe het werk en warempel, ik rijd kilometer na kilometer met dat ding aan. Tja, onze Volkswagen kerkhof (vanwege alle dode vliegen op de voorruit en neus), hoewel mij te groot, rijdt ie als een trein en trekt mijn tweede huisje naar onze eindbestemming. Wil ik nog meer?

Ja! Daar zijn!!! Wat een rit!

Eenmaal op onze eindbestemming zijn zon, zee en wind direct ons deel. Wauw, het bestaat! Hier kom ik eindelijk aan de benodigde overdosis vitamine D gecombineerd met V. Een goede smakelijke mix. 

Helaas, niet alles is koek-en-ei... Ondanks volop zon, zijn er momenten dat we allemaal wat anders willen doen. Zo is er die ene dag: Hij wil krabbetjes en visjes zoeken, zij wil shoppen. De andere hij wil mee met de kleine hem en zij kijkt sip... Bang dat zij enige is in haar shopwens.

Mama komt met de uitkomst: de mannen bevredigen hun jaaginstincten maar, de dames doen dat waar zij goed in zijn. We gaan naar Collioure, waar het beiden kan. Het is een prachtig pittoresk, schilderachtig, knus en gezellig dorpje, aan de nog prachtigere Pyreneeën en de aller-prachtigste Middellandse zee. Eerlijk = eerlijk, liefst tuur ik over het water - denkend aan... eigenlijk niets. Daarboven lonkt het even-samen-zijn met dochterlief!

Ze heeft twee winkels in gedachten. We lopen eerst gezellig en vooral rustig aan een rondje op deze warme dag. Hoor je me klagen? Nee! Ik zou niet durven, hiervoor koos ik deze regio.

Het eerste winkeltje wordt al snel gevonden waarna madammeke naar die andere wil. Daar gaan we weer. Zij neemt de leiding, wetend waar ze heen wil in de snoeihete winkelstraatjes. Echt wel warm hoor, maar klaag ik? Nee toch?

“Hé wacht, deze straat loop ik voor de tweede keer door!” roep ik Celine na een poosje na. Ze loopt inmiddels ver voor me uit. "We zouden toch gezellig samen shoppen?! Jij loopt daar, of eigenlijk rent, en ik ben hier. Wacht!" Ik ga een beetje rennen… Dacht het niet met 30+ graden. Maar ik klaag niet, durf niet.

"Ja, maar ik zoek dat ene winkeltje!"  Of ik dat niet weet, maar waarom zo haastig? Dit is relax-area, vakantie, weet je nog? Zonder horloge om behoorlijk tijdloos ook. Laten komen wat komt, doch daar gaat ze weer, ze vliegt de bocht alweer om. Hijg, puf, zweet, weer klaag ik niet!

Na drie keer alle straten te hebben gezien (HELP) en twee keer dat prachtige jurkje te hebben gezien, maar gezien de prijs intens lelijk blijkt (329,-), vind de shopper-in-dop de gezochte winkel. Éindelijk! Ongelooflijk hoe doelbewust ze hiernaar zocht. Ik dacht dat ik een doelgerichte shopper was,  maar ik ben ingehaald. Zoals wel met meer dingen gebeurt. @#!~#*

Eenmaal binnen gaat ze van voor naar achter, heen en weer, dan weer linksom, dan weer rechtsom en dat herhaaldelijk! Noemde ik haar net doelbewust? Echt niet, ze is knap besluiteloos. Al die hebbedingen, veel te veel en dan ook nog een zo warm. Ik heb dorst. Maar klagen doe ik niet…

Als we dan tenslotte buiten staan, moet madam naar het toilet. “Oké, ga jij maar even de pot op”. Nu word ik doelgericht,hou je vast! Ik wandel in één keer naar het supermarktje;  koop 2 koude boissons (blikjes frisdrank); las vervolgens een plaspauze in en ga op zoek naar de mannekes. Hoe doelgericht - daar zijn ze al. Niks drie rondjes. Recht toe recht aan! De hitte trotserend - opzij slome slenterde Fransen en toeristen!  Ja, ik klaag, ik ben klaar met duf rondlopen in deze tropische warmte.

Mijn enige overblijvende wens: te mogen droppen, turend over het water - denkend aan... eigenlijk niets. Of toch wel: “Marcel, hier met die drop!”