zaterdag 23 november 2013

Doodsangsten

Vanaf 2 mei 2014 is mijn boek ‘Vanuit mijn eierdopje’ te koop.

Deze blog, waarin ik werkelijk te maken krijg met een indringer en zijn mes, is daarin terug te vinden, samen met 25 andere blogs.

Ik garandeer je een lach, bij het lezen van elke blog hier, maar misschien wel een grotere lach bij het lezen van mijn boek. Daar zijn namelijk mijn beste blogs te vinden.

Wil je mijn boek bestellen? Klik dan op de foto van mijn boek en je komt vanzelf op de site van boekscout.

Een echte fan bestelt ‘m!

zaterdag 16 november 2013

"Sint Maarten Sint Maarten"



Wat heb ik zitten wachten zeg! De mand met lekkers stond klaar.
   Daarvoor ben ik speciaal nog op pad gegaan. Wat nog niet eens zo makkelijk was, want met mijn maandagse-leenkind is alles anders. Het is niet zomaar: “Doei, ik ben boodschappen doen!” en trek de deur achter me dicht. Nee, met zo’n oppaskindje moet alles doordacht worden: ga ik met de auto of lopend. Ga ik voor alle boodschappen of alleen het hoognodige? Neem ik de buurtsuper of mijn grote vriend AH? Moet het kind eerst nog wat eten en drinken of kan ik gelijk weg? Is haar luier vol of niet? Oh, ik moet zelf ook nog even!

Ik besluit lopend te gaan, met het kind in de wagen en dan het hoogstnodige te halen. Morgen is nog een dag en kan ik de rest doen, ik heb gewoon niet zo’n zin vandaag. Ik prop het kind met banaan in de wagen en heb een pakje sap bij de hand voor als het kind ‘dlinke’ gaat roepen. Nog snel een luier-check, plaspauze en hupsakee. Daar gaan we. Wat een gedoe!!! Leve de pubers!

Als we langs de schappen lopen blijkt al snel dat het meegesleepte boodschappenmandje wel iets te veel bevat om mee te nemen aan de hand. Ik kijk onder de wagen hoeveel boodschappen ik daar kwijt kan.
   Geweldig! Deze wagen heeft helemaal geen boodschappenmand, -net of -vak. Minimalisme is vast en zeker het idee van madams ouders. Het zou maar zo een bezuinigingsmanier kunnen zijn: zorg voor geen ruimte voor boodschappen, koop je ook nooit teveel.

Mijn oplossing: kind uit de wagen, boodschappen er in. Zo lopen we gezellig, langzaam en babbelend weer naar onze thuisbasis. Jaha, dit alles voor een gevulde schoen, ik bedoel mand!

Want het is Sint Maarten.
   Ik moet vooral even op internet gaan zoeken waar het nou eigenlijk allemaal om te doen is. Vooral ook wat snoep er mee te maken heeft. We hebben net Halloween achter de rug. De zakken zijn al gevuld. Welke zakken moeten nu weer gevuld? Ik denk al haast die van de tandartsen. “Vooral flink snoepen,” hoor ik ze al roepen, “Gnagna.”

Tijd om vooral even met mijn neus in de computer te duiken, voordat ik nog idiotere gedachten krijg. Zie me googlen…
   Wil jij wel geloven dat onze bloedeigen koning onder de indruk is van Sint Maarten? Wist jij dat? Ik vind het echt gaaf dat hij hier mee bezig is geweest! Wauw. Ik hou steeds meer van onze koning!

Even verder googlen…
Ja, de koning is dus ontvangen op Sint Maarten. Door wie dan? Niet door mij, hij ging ons huisje stilletjes voorbij. Heeft hij bij jou voor de deur gestaan? Kreeg hij veel lekkers van je? Is hij een lekkere snoeperd?
 
Terwijl ik nog wat verder google, klinkt ineens “Sint maarten, Sint Maarten” en wacht ik op de deurbel. Die niet gaat! Met al mijn zoeken op internet heb ik helemaal niet door hoe laat het ondertussen is en dat er heus geen kinderen meer aan de deur zullen komen.

Hoor ik weer “Sint maarten, Sint Maarten”  en kijk op. Het is mijn bloedeigen kerel, die met een smile van oor tot oor van de bank naar de kast loopt. Met het water in de mond kijkt hij in de mand.
“Van de bounty’s blijf je af!” klinkt van de andere bank. Zijn smile verdwijnt niet, er blijft natuurlijk genoeg voor hem over. Zo van een afstandje vind ik deze grote jongen wel erg blij kijken bij het idee dat hier geen snoeperdjes zijn geweest en zullen komen. Hij is net een klein jongetje, zo blij. Ik vind hem ineens verdacht verdacht. Hij heeft mij teveel oog voor de minireepjes.

   Zo kom ik stilletjes van de bank, sluip geruisloos achter hem en vraag plotseling scherp: “Heb jij eerder vanavond in een Halloweenpak alle kinderen op de hoek van de straat bang gemaakt?”

zaterdag 9 november 2013

Verdachte situatie


Hij loopt schijnbaar achteloos in mijn richting. Slungelig, duidelijk ook afwezig. Alsof hij alleen op de wereld is, met zoveel mensen om ons heen. Zijn ogen zijn gericht op…  ja, waarop?
   Natuurlijk, hij zoekt zijn fiets. Hij loopt langs en kijkt naar een lange rij fietsen.

Niets verdachts aan deze situatie. Het enige waar ik nog oog voor heb is het inpakken van de boodschappen en dan naar huis. Tot ik die man wéér zie terugkomen. Hij komt van de andere richting aangelopen en kijkt weer naar alle fietsen aan de andere kant. Heeft hij zijn fiets nog niet gevonden?! Dan heeft hij toch wel een erg groot vergeetachtigheidprobleem en ik blijf hem nog even in het vizier houden.

Als hij een tweede rij fietsen heeft bekeken komt hij weer terug en kijkt strak naar een derde rij fietsen. Dit wordt toch wel erg verdacht! Dan valt mijn oog op iemand die naast me zijn boodschappen inlaadt en mij in de gaten houdt. Ben ik nu ineens verdacht? Dit gaat lekker zeg! Ik doe alsof ik het niet in de gaten heb en breng mijn karretje weg. Klaar!

Heeft die man mij nog steeds in het oog. Best suf eigenlijk. Ik let op iemand en weer een ander houdt mij in de gaten. Uiteindelijk leg ik aan de laatste uit wat er gaande is. Al snel kijken we samen naar de eerstgenoemde man en hebben we door dat hij erg gericht is op de fietssloten. We beseffen dat hij niet naar zijn eigen fiets zoekt, maar een fiets. Pikkedief!

Even overleggen we wat te doen. Hij zegt: ‘de politie bellen.’ Ik zoek naar de telefoon in mijn tas en zoek de man weer op. Is ie maar zo verdwenen. Ben ik nog te laat ook!!! Sufkop!

Een week later, het incident al haast vergeten, zie ik een folder bij de kassa. De boodschap is luid en duidelijk: bij verdachte situaties bel 112. Zie je, ik had moeten bellen, heb mijn les geleerd. Bij de eerst volgende verdachte situatie weet ik wat te doen! De folder gaat mee als reminder. Nu snel naar huis. Het wordt wel erg donker. Nog amper thuis barst een hevige bui los!

Als de boodschappen opgeruimd zijn, zie ik post op tafel dat nog verstuurd moet worden.
   ‘Hé, er ligt nog post,’ zeg ik hardop, want ik weet dat mijn manneke dit wel even weg wil brengen. Er komt echter geen reactie als ‘Oh, zal ik dat even brengen?’ echter wel: ‘Snurk,snurk!’ Natuurlijk, als hij gaat lezen kijkt hij al snel naar de binnenkant van zijn ogen. Met een overdreven harde en diepe zucht, die hem ook al niet wekken, loop ik naar de hal, trek mijn jas aan, neem een paraplu mee en ga zelf.

Terug thuis pak ik de telefoon. Net voordat ik een nummer wil indrukken klinkt: ‘Wie ga je bellen?’
   ‘Huh? Jij sliep toch?’
   ‘Nee hoor, kijk maar.’ Inderdaad meneer is wakker, zijn ogen wijd open. Vreemd toen ik hem nodig had sliep ie en nu is ie wakker. Met de telefoon nog in de hand, vraagt hij nog eens wie ik ga bellen? Ik bedenk ineens dat ik hem nooit heb verteld van die man in het centrum, die op zoek was naar een fiets en vertel hem er over.
   ‘Wat heeft dat te maken met dat jij iemand gaat bellen?’ Ja, wij vrouwen kunnen zomaar van onderwerp veranderen. Zo ook ik.
   ‘Ik ga niet iemand bellen, maar 112! Ik vond vandaag namelijk een folder. Kijk maar,’ en houdt hem de folder onder de neus.
   ‘Wat voor verdachts heb je meegemaakt dan?’
   ‘Nou, ik kom thuis met boodschappen en roep: Er ligt post! Ik probeer op andere manieren jouw aandacht te krijgen. Normaal spring jij dan direct op, want je houdt zoveel van me en loopt dan naar de brievenbus. Nu het zo regent, klinkt hier gesnurk. Vind je dat niet ook verdacht?’

Vervolgens klinkt ‘Bliep, bliep, bliep…’ bij het indrukken van de toetsen onder mijn vingers.




zondag 3 november 2013

Zoektocht


Ze loopt snel de keuken in, draait het licht aan en gooit haar tas op tafel. Ze draait zich om naar het aanrecht en vraagt zich vast af: ‘Wat eten we vandaag?’ Ik sta zo dichtbij, kan bijna de koelkastdeur voor haar openen en de fris zoete geur van haar parfum ruiken. Probleem: zij staat binnen in het volle licht en ik buiten in de schemering. Ik sta schandalig dicht bij haar raam. Wat een inbreuk op haar privacy! Of telt dat niet als de ander het niet beseft?

Wat verder van me af klinkt plotseling fluisterend maar beslist: ‘Ga weg bij het raam.’ Ik draai me naar mijn zus, ze staat wat verscholen en ik voel haar angst. Ze kent me goed genoeg om te weten dat ik een millimeter verwijderd ben van aankloppen. Vooral ook omdat we reuze trek hebben. We zijn een groot deel van de middag bij ons mam geweest. Na alle harde werken bij fysio en logopedie, is ze doodop. Ze doet even een dutje en zal daarna eten. Zo gaan zuslief en ik wat sightseeing doen in Deventer en zullen er wat eten. Eigenlijk heb ik me hier dagen op verheugd. Hoe vaak kan ik nou uit met mijn zus die in Amerika woont?

   ‘Hé,’ klinkt na een hele poos lopen en zoeken naar een restaurant, ‘hier zijn we nu al voor de vierde keer.’
   ‘Lopen we rondjes dan?’ vraag ik terwijl ik voor de vierde keer op de menukaart van ’t Arsenaal kijk. Misschien hebben ze in de tussentijd de kaart verandert, dat kan toch? Niet dus, maar onze zin in zalm is vergroot. Is dat dan echt teveel gevraagd? Gewoon zalm? Gerookt, gestoofd of gegrild. In welke vorm ook, wij willen zalm.

Tot dus ineens dat pand in mijn oog sprong. Een prachtige gevel staart me aan. Vanaf de grond tot aan de eerste verdieping vult glas de kozijnen. Het geheel vormt een boog tot aan de eerste verdieping en in het midden zijn twee deuren. Ze zijn dicht, zo ook de vitrage, maar als ze open zouden staan, zou het voelen als een uitnodiging om binnen te komen en aan te schuiven. Ik zou me hier direct thuis voelen, waar mijn zus alleen maar huivert.
   Ze kent me en herkent ons pap in mij. Een soort van baldadigheid maakt zich van me meester als gevolg van samen lachen, gieren en brullen en ook nog reuze trek. Ik wil op het raam tikken en til bijna mijn arm op. Als ik me ineens bedenk wat het gevolg zou zijn. Mevrouw is net thuisgekomen van haar werk en had al zo’n rot dag, klopt er ook nog eens uit het niets iemand op het raam. Ze zal zich het apezuur schrikken.
   Ik stap weg bij het raam, hoor een zucht van opluchting naast me. Toch maar even ergens anders ons maaltje zoeken.

Nog amper de hoek om, zien we aan de overkant van de straat een man net van zijn fiets stappen.  Hij heeft zijn dochter achterop. Terwijl hij het kind uit de fietsstoel helpt, loop ik wat meer in zijn richting en vraag: ‘Heeft u toevallig zalm op het menu?’ Alsof het de normaalste zaak is om zo’n vraag te krijgen van een wildvreemde denkt hij even na. Met een zwaar Frans accent klinkt:
   ‘Ik eb et wel in dze vriezer!’ 
   ‘Oh wat heerlijk!’
   ‘Vilt u zalm eten dan?’
   ‘Ja meneer, mijn zus en ik hebben daar zo enorm zin in!’
   ‘Dan zou u eens bij ut Arsenaal, om de oek kunnen probeeren.’
   ‘Daar hebben we al vier keer gecheckt, maar kennen ze vandaag geen zalm meneer. We zoeken wel even verder.’

Geloof het of niet, nergens is ook maar één zalm te vinden en ons moeder is onderhand uitgerust en klaar met eten. Het is tijd om terug te gaan. Terug naar de auto.
   ‘Weet jij waar de parkeergarage is?’ vraag ik mijn zus en haar blik zegt duizend woorden. We zijn zoveel rondjes gelopen, zoveel straten in geweest, we weten het niet meer. Gelukkig is daar de smartphone met Google Maps. De auto blijkt helemaal aan de andere kant van het centrum te staan. Ook dat nog.

Heb ik al zo’n trek, ben al moe van het lopen. Weet ik één klein beetje troost.
Ons avondeten ligt in de auto: mandarijnen en water!