zaterdag 9 november 2013

Verdachte situatie


Hij loopt schijnbaar achteloos in mijn richting. Slungelig, duidelijk ook afwezig. Alsof hij alleen op de wereld is, met zoveel mensen om ons heen. Zijn ogen zijn gericht op…  ja, waarop?
   Natuurlijk, hij zoekt zijn fiets. Hij loopt langs en kijkt naar een lange rij fietsen.

Niets verdachts aan deze situatie. Het enige waar ik nog oog voor heb is het inpakken van de boodschappen en dan naar huis. Tot ik die man wéér zie terugkomen. Hij komt van de andere richting aangelopen en kijkt weer naar alle fietsen aan de andere kant. Heeft hij zijn fiets nog niet gevonden?! Dan heeft hij toch wel een erg groot vergeetachtigheidprobleem en ik blijf hem nog even in het vizier houden.

Als hij een tweede rij fietsen heeft bekeken komt hij weer terug en kijkt strak naar een derde rij fietsen. Dit wordt toch wel erg verdacht! Dan valt mijn oog op iemand die naast me zijn boodschappen inlaadt en mij in de gaten houdt. Ben ik nu ineens verdacht? Dit gaat lekker zeg! Ik doe alsof ik het niet in de gaten heb en breng mijn karretje weg. Klaar!

Heeft die man mij nog steeds in het oog. Best suf eigenlijk. Ik let op iemand en weer een ander houdt mij in de gaten. Uiteindelijk leg ik aan de laatste uit wat er gaande is. Al snel kijken we samen naar de eerstgenoemde man en hebben we door dat hij erg gericht is op de fietssloten. We beseffen dat hij niet naar zijn eigen fiets zoekt, maar een fiets. Pikkedief!

Even overleggen we wat te doen. Hij zegt: ‘de politie bellen.’ Ik zoek naar de telefoon in mijn tas en zoek de man weer op. Is ie maar zo verdwenen. Ben ik nog te laat ook!!! Sufkop!

Een week later, het incident al haast vergeten, zie ik een folder bij de kassa. De boodschap is luid en duidelijk: bij verdachte situaties bel 112. Zie je, ik had moeten bellen, heb mijn les geleerd. Bij de eerst volgende verdachte situatie weet ik wat te doen! De folder gaat mee als reminder. Nu snel naar huis. Het wordt wel erg donker. Nog amper thuis barst een hevige bui los!

Als de boodschappen opgeruimd zijn, zie ik post op tafel dat nog verstuurd moet worden.
   ‘Hé, er ligt nog post,’ zeg ik hardop, want ik weet dat mijn manneke dit wel even weg wil brengen. Er komt echter geen reactie als ‘Oh, zal ik dat even brengen?’ echter wel: ‘Snurk,snurk!’ Natuurlijk, als hij gaat lezen kijkt hij al snel naar de binnenkant van zijn ogen. Met een overdreven harde en diepe zucht, die hem ook al niet wekken, loop ik naar de hal, trek mijn jas aan, neem een paraplu mee en ga zelf.

Terug thuis pak ik de telefoon. Net voordat ik een nummer wil indrukken klinkt: ‘Wie ga je bellen?’
   ‘Huh? Jij sliep toch?’
   ‘Nee hoor, kijk maar.’ Inderdaad meneer is wakker, zijn ogen wijd open. Vreemd toen ik hem nodig had sliep ie en nu is ie wakker. Met de telefoon nog in de hand, vraagt hij nog eens wie ik ga bellen? Ik bedenk ineens dat ik hem nooit heb verteld van die man in het centrum, die op zoek was naar een fiets en vertel hem er over.
   ‘Wat heeft dat te maken met dat jij iemand gaat bellen?’ Ja, wij vrouwen kunnen zomaar van onderwerp veranderen. Zo ook ik.
   ‘Ik ga niet iemand bellen, maar 112! Ik vond vandaag namelijk een folder. Kijk maar,’ en houdt hem de folder onder de neus.
   ‘Wat voor verdachts heb je meegemaakt dan?’
   ‘Nou, ik kom thuis met boodschappen en roep: Er ligt post! Ik probeer op andere manieren jouw aandacht te krijgen. Normaal spring jij dan direct op, want je houdt zoveel van me en loopt dan naar de brievenbus. Nu het zo regent, klinkt hier gesnurk. Vind je dat niet ook verdacht?’

Vervolgens klinkt ‘Bliep, bliep, bliep…’ bij het indrukken van de toetsen onder mijn vingers.