zaterdag 24 april 2021

Dukaatslag

    ‘Mama, wij hebben gewandeld,’ zei Benjamin, waarna ik van schrik bijna alle schrijf- en tekenspullen uit mijn handen liet vallen.
    ‘Huh? Staat mijn gehoorapparaat wel aan? Zei je iets over wandelen?’
    ‘Ja, mam.’
    ‘Dat is onmogelijk!’
    ‘Geloof je me niet?’
    Nope, ik geloof je voor geen stap.’
    ‘Toch is het zo,’ mengt ineens Lara zich in het gesprek.
    ‘Ga jij nou ook zitten liegen? Weten jullie sowieso wat wandelen is?’
    ‘Maham, waarom is het zo moeilijk om dit te geloven?’
    ‘Omdat ik al 100.000 keer zei dat jij meer moet bewegen en jij me 100.001 keer zuchtend aankeek! Keer ik vanavond mijn creatieve wandelkont om samen met Celine te tekenen, sneaken jullie mijn huis uit om te wandelen. Wat een gra… Wacht, jullie namen natuurlijk een retourtje PLUS ter aanvulling op jullie troep-voorraad. Die ene kilometer heen en terug heet nog geen wandeling.’

Meneertje

Benjamin en wandelen is als lopen op het water. Dat kon maar één iemand en Hij heette niet Benjamin. Ik trek zijn niet-wandelen even breder: zoonlief beweegt werkelijk te weinig. Meneertje hoeft heus niet te wandelen omdat ik het zo graag doe, maar het is iets en beter dan fulltime computer-hangen. Wandelt hij eindelijk, dan is het naar het station of de PLUS, om zijn vriendin of snoeptroep op te halen. Beide zijn ongezond dichtbij.
    De benaming Meneertje klopt overigens niet meer. Zoonlief steekt met schouder en hoofd boven mij uit. Om daar lengte bij te zetten staat hij vaak op zijn tenen tegen me aan. Het voelt voor mij dan of hij mij de baas wil zijn. Alsof ik bang ben.
    Ik denk in ieder geval niet dat hij dan mijn grijze haren telt.
    En nog wat, hè?! I am not impressed als hij op me neerkijkt. Al ben ik little, ik laat niet met me sollen. Niet in mijn huis waar ik me big mama voel, als in: I’m the boss en dat maakt hem meneertje.

Stenentijdperk
Of hij kleineert mij door te zeggen dat ik onder een steen leef. Hoe hard hij ook schreeuwt, ik roep:
    ‘Kijk naar jezelf.’
    ‘Hoezo?’, vraag hij dan.
    ‘Wat is het grote nieuws van vandaag?’ Waarop hij zijn schouders op haalt. Het boeit hem niet. Zijn leven draait om een bepaald genre films, NFT’s, vectoren, full HD, 4K’s, Photoshop, YouTube en van alles waarvoor ik graag mijn kop in het zand steek, oh nee, onder een steen. Not my party. Maar… mijn verstand van bewegen, afwisseling in werk en andere dingen waar hij niets van wil horen maken mij weer wereldwijs.

Route
Tot ik hem vrijdag hoorde over zijn wandeling. Mijn ongeloof maakte plaats voor geloof. Hij wandelde echt en ik ben trots. Kan dit de start zijn van een beter leven? 
    I hope so! Hoe dan ook herkende ik het effect van wandelen op hem. Hij sprak enthousiast over deze tocht met zijn lief en hoe zij naar de Dukaatslag liepen en vervolgens via de Lupine-Oord naar de Orthodontiepraktijk wandelden.
    ‘Die op de Molen?’
    ‘Ja, hoe weet jij dat?’
    ‘Dat vraag jij aan madam-wandelt-Houten rond? Meneertje, je zult wel moe zijn, want het rondje dat jullie liepen mag je een wandeling noemen.’
    ‘Ja, goed hè?’, straalde hij.
    ‘Yep, daarom mijn korte applaus*.’ Ik genoot vooral van zijn enthousiasme. Hij bleef maar ronddartelen in de kamer. Hij leek gewoonweg de happiness van lopen te voelen.

Genept

Dat was allemaal vrijdagavond. Vanmiddag vroeg ik:
    ‘Wie gaat er mee wandelen?’
    ‘Ik ga alleen mee als we naar de Dukaatslag gaan,’ antwoordde meneertje. ‘Trouwens we liepen gisteren via de Plus en daar wat rondjes tot het saai werd en toen naar de Dukaatslag, Lupine-Oord...’
    ‘Ja, ja, duidelijk. Wij gaan naar de Dukaatslag, dat heb ik ervoor over om jou mee te krijgen.’ Meneertje trok zijn jas sneller aan dan ik mijn woorden uitsprak. Wonderlijk! Al besefte hij niet dat we links de weg op gingen en daarmee de Dukaatslag rechts lieten liggen. Ik zei het vooral niet hardop en genoot van deze wandeling waar hij en Lara bij waren. Tot hij een paar straten verder weg vroeg:
    ‘Mam, we lopen zeker heel dicht bij de Dukaatslag?’
    ‘Niet echt nee, jij bent er verder van weg dan je ooit wandelend bent geweest.’
    ‘Ja, maar ik wil wel naar de Dukaatslag!’
    ‘Weet ik, dat kan op de terugweg.’
    ‘En de Lupine-oord dan?’
    ‘Die doen we een andere keer. Nu niet zeuren, anders sla ik je zo in de stoel van de orthodontistpraktijk op de Molen. Ben ik benieuwd of je daarna ooit nog daarheen wilt.’
    'Waar ligt die dan vanaf hier?'
    'Boeit niet, geloof me.'
    En dan zegt hij dat ik onder een steen leef? Ik weet tenminste waar ik wandel.


* kort applaus: is in huize Typisch Irene één letterlijke klap in de handen.
Bij een lang applaus gaan we helemaal los.

zondag 18 april 2021

Verfklodders

Met alle gebruikte apparaten in huize Typisch Irene vormt zich een flinke berg snoeren. Zeg daar gerust “u” tegen. Niet te verwarren met wie “u” zegt tegen mij. Duik dan weg, want die pipo krijgt onherroepelijk te maken met een retourtje voordeur, om pas weer welkom te zijn als geoefende “je”-zegger. Gelukkig leren de meesten dat voordat ze over de drempel van huiskamer naar hal stappen. Ze blijven blijkbaar te graag.

Snoertje

Soms blijven ze zo lang dat ze vragen:
    ‘Hebben jullie een micro USB (of USB C) snoertje?’ Waarna ik met gemak een kluwen snoertjes voor iemands neus hou of de mijne aanbied met deze afspraak:
    ‘Na oplading wil ik dit snoertje persoonlijk ontvangen of leg je die op mijn bureau.’ Die boodschap wordt begrepen, ik vind ‘m altijd netjes terug. Mijn gezinsleden kunnen daar wat van leren. Zij weten inmiddels dat zij het lenen van mijn snoertjes op hun beeldscherm kunnen schrijven. Nou niet gelijk zeggen dat ik egoïstisch ben, ik heb er mijn ervaringen en redenen voor. Namelijk het kwijt-maak-gedrag van mijn inhuizige woongenoten. Twee van ons, ik noem geen namen, vinden meestal probleemloos hun stuff. Met de nadruk op meestal, want deze dames, ik noem toch nog steeds geen namen, zijn ook human. Voor de rest begrijp je het wel, maar ik zeg het toch maar: de andere twee in dit gezin, zijn beter in kwijtrakerigheid en roepen dan regelmatig:
    ‘Mama (of Irene) heb jij mijn *bedenk-maar-iets* gezien?’

Kwijt?
Laat ik nou een actueel voorbeeldje hebben. Gisteren werkte ik ongestoord in de keuken tot vanuit de serre klonk:
    ‘Irene, heb jij mijn stemapparaatje gezien?’
    ‘Nope.’ Ik keek niet eens op, roerde in een pan en hoorde Celine.
    ‘Papa, echt? Vraag jij dit zonder rond te kijken?’
    ‘Ik heb heus wel gekeken.’
    ‘Duidelijk niet goed, want hij ligt gewoon op de radiator achter je.’ Ik draai me om en kijk tegelijkertijd met manlief naar de radiator. ‘Hoe kun je die nou niet gezien hebben bij je kijken?’
    ‘Meis,’ antwoord ik bij het uitblijven van een antwoord van meneer: ‘Ik snap niet hoe, maar paps ziet meer dingen over het hoofd. Hij kijkt vooral niet lager dan ooghoogte. Dat hij mij nog ziet verbaast me, ik ben namelijk maar 1.64 en val ver buiten die kijkhoogte.’

Schilderen
Met dat snel gevonden apparaatje bedacht ik: hoe heerlijk dat ik mijn snoertjes zelden kwijt ben. Ik heb
dan ook de oplossing voor door-elkaar-geraakte snoeren en het herkennen van de mijne. Het heeft alles te maken met een snoertje dat zichzelf kleurde. Ja, dat gebeurde stomtoevallig, als echt buiten mijn bedoeling om kleurde de oplossing zich. We stappen even terug in de tijd dat ik nog bezig was met mijn laatste schilderwerk. Het is hier als eerste te zien.
    Daarop zie je veel blauw en rood, toch?

Rood

Kijk dit snoertje, dezelfde kleuren en nee, ik heb dat snoertje niet geschilderd. Dat deed het snoertje zelf. Het zit zo: Tijdens het schilderen luister ik altijd muziek en soms met oortjes in, omdat het verder in de kamer onrustig is. Zie je al hoe het snoertje tussen oor en phone losjes rondom mij hangt? In al zijn lossigheid dook het een keer zo in de verf. Plons!
    Zie je? Ik deed het niet, het snoertje koos er zelf voor. Het heeft nog smaak ook door van rood te snoepen. Even dacht ik: poep! Om snel daarna te denken: leuk!

Klodder
Want kijk nou zelf: met die ene lik zie ik in een oogopslag welk snoertje van mij is. Daarom pakte ik het volgende snoertje erbij en kleurde die. Dat deed ik dan weer wel zelf. Nu durft niemand nog een snoertje van mij te bietsen. Ik krijg bijna de neiging om meer te beschilderen; mijn kinderen, Marcel, och laat maar. Ik schaam me nog voor het kleuren van het stofzuigermondstuk. Ook dat deed ik niet zelf, dat deed mijn kast en weer rood!
    Al goed, natuurlijk baadde het mondstuk niet uit zichzelf in het rood. Een kwast kwam er evenmin aan te pas. Wel stofzuigde ik en bedacht dat het geen kwaad kon om mijn schilderkast van zijn plek te rollen en er onder te zuigen.

Besmeurd
Het kon wel kwaad. Het ging mis in een verfklodder, want ik zag een wiebelige pot verf over zijn deksel. Het viel en spatte kapot op de grond met flinke dotten rood tegen de muur, op de grond en aan mijn stofzuigermond. Over de laatste twee maakte ik me niet druk. Die waren schoon te krijgen of het droogt wel. De muur, die wordt niet meer wit. Ach wat, kast ervoor en onzichtbaar. Waar ik me nog wel druk om maak?
    Niemand stofzuigt meer voor me. Ik koor klinkt:
    ‘Wij durven niet aan te raken wat door jou voorzien is van een kleurtje.’

zaterdag 17 april 2021

Dwalen door IJsselstein

Na een stadswandeling vorige week, besloten we 11 april opnieuw te dwalen in een binnenstad. Nu niet weer Utrecht. We kennen die stad goed, door verschillende stadswandelingen en toch verrast het steeds weer. We wilden eens iets anders. Zoals je af en toe een nieuw recept test, want je wilt de bloemkool toch eens anders op je bord tegenkomen. Het loont om eens een andere stad te be- en onderzoeken. Nieuwe straten en gevels te ervaren, bewonderen en doorwandelen. Ik heb er zin in, het beter-dan-voorspelde weer gelukkig ook.


IJsselstein
Ons doel: IJsselstein. Nooit eerder dacht ik na over de herkomst van deze stadsnaam tot ik ontdekte dat de Hollandse IJssel hier stroomt. Dat moet er iets mee te maken hebben. De afgelopen jaren bezocht ik deze stad zo’n drie keer als vrijwilliger bij het Taalhuis en ontdekte daarmee de prachtig lichte bibliotheek. Echter in het voorbijfietsen ontdekte ik ook in mijn rechter ooghoek de pittoreske, knusse sfeer van het centrum. Daarom zei ik na de laatst keer:
    'Daar wil ik eens rondstruinen.'
    En off we go! Met de auto op weg. Bij het naderen van het centrum voelde ik mijn nieuwsgierigheid weer groeien. Eenmaal naast de auto, trok ik mijn das strakker om mijn nek; het was koud en guur. Hup naar de brug!
    'Wacht, daar staat een leuke foto,' riep ik ineens uit. Nog amper op IJsselsteinse grond stonden we al stil. Kijk zelf waarom: het water, de bomen, de huizen en de kerktoren. Zijn ze geen plaatje?


Dwalen
En weer door - de hoofdwinkelstraat in. Daar maakten we de afspraak te gaan dwalen, net als vorige week in Utrecht. Manlief bedacht dat ieder om de beurt de richting mocht bepalen. Heerlijk, zo speels een stad te verkennen.
    'Links!', riep ik, waarmee we recht op de kerk af liepen en vervolgens erom heen, omdat er geen andere weg was. Eenmaal achter de kerk koos Marcel voor rechts. Ik snap waarom: aan het eind van die weg lag een prachtig pandje. Hoewel het pad langs het water ook lonkte, vanwege de magnolia. Maar ja, deal is afspraak, Marcel mocht de richting kiezen. En daar is het pandje. Heerlijk zo’n brommer op de voorgrond.


Geveltjes
    'Links!,' zei ik logischerwijs. Bij rechts stonden we gewoonweg bij het beginpunt op de brug. Het schoot al lekker op, nu we opnieuw in de hoofdwinkelstraat waren. De straat deed heerlijk oud aan met de klinkers in de weg en de vele kleine winkelgevels. Ineens las ik ‘Blokker’ op het ene raam en op een andere ‘Hema’. Het kwam vreemd op me over, want met zulke kleine gevels past er toch geen groot winkelketen achter? Raar genoeg voelde ik me een gluurder bij het naar binnen turen. Ik deed het toch. Het klopte wel, ik herkende de Hema en Blokker stijlen. Het bleef in mijn hoofd niet passen - kleine gevels bij grote ketens? Voor de rest legde ik verschillende mooie gevels vast.


Gesloten
Stonden we even stil bij een restaurant: gesloten. Went het ooit, die stille terrassen? Hoewel dit terras er nog altijd aantrekkelijk uit zag. Het maakte dat ik de stemmen, het gerinkel van glas en hard gelach in mijn hoofd hoorde. Gezellig, laat maar komen, die open terrassen. Die vaccins dus. We willen weer leven in de straten, in de winkels.


Verder lopend en me verwonderend over de gezellige winkelstraat merkte ik ineens op:
    ‘Hier ga ik binnenkort eens shoppen,’ om het meteen weer te betreuren. Ik besef dat het niet zo spontaan kan als ik wil: ‘Please! Geef ons onze spontaan terug!’
    ‘Rechts,’ riep meneer dwars door mijn vochtige ogen heen. Heel goed, sommige gedachten moeten gestopt worden, voordat het huilen je uitbreekt. Rondkijkend snapte ik opnieuw meneers keus, verderop lag een brug. We hielden er stil. De fiets stond er perfect als versterkte het ons Hollandse leven, van actie en evengoed rust. Van alles wat.
    Het is altijd leuk twee kanten op te kijken. Welke kant is de beste, mooiste, fotogeniekste? Beide! Dat is soms de beste keus.
    Klik klik.

      

Bibliotheekje
    ‘Links,’ zei ik en trok manlief mee. Vervolgens ontdekten we al snel dat het een goede richting was, want het schattig kleine bibliotheekje dat aan de muur hing, wilde ik niet missen. De titels echter wel. Het kastje er onder trok mijn man meer aan. Hij doorzocht zijn jas en trok zijn broekzakken al bijna binnenstebuiten. Behalve touw kwam er niets zinnigs uit zijn zakken.
    ‘Wat doe jij nou?’
    ‘Er liggen zulke leuke dingen in dat kastje, ik wil er iets bij leggen. Ik denk niet dat zij iets hebben aan touw.' Er lagen inderdaad koddige en bovenal nutteloze zaakjes in dat kastje.
    ‘Ik denk niet dat touw daar iets toevoegt. Hou maar gewoon in je zak, wie weet redt het ons op een dag.’ Wel houd ik in gedachten dat als ik hier weer eens kom, ik iets mee moet nemen om er in te doen.

     

Inspiratie
Verderop in de straat ontdekken we Museum IJsselstein. Ik moest opnieuw bijna huilen. Ik wil zo graag weer een museum bezoeken. Deze lijkt me helemaal oké, al is het om de tekst aan de muur: als je bij mij bent. Het klinkt als het begin van een gedicht. Die ik overigens niet nu ga schrijven. Wel ben ik verkocht, want teksten raken me. Ik zou het liefst direct mijn reMarkable erbij pakken en doorschrijven. Zei ik een gedichtje? Een elfje, een stukje proza of gewoon wat in me opkomt kan ook. Gewoon waar ik zin in heb, oh, wacht dat is wandelen. En door.


Klein
Om aan het eind over het water dat pandje te zien dat mij de allereerste keer dat ik hier fietste al aantrok, me verwonderde. Daar staat het kleinste restaurant van Nederland, zeggen ze. Ik heb het niet onderzocht, maar wil ze blind geloven. Rara, waar ga ik eens eten als alles weer open is en ik aan de goede kant van het water sta. Ik hoop er straks dichterbij te komen.


Stadsmuur
Na twee keer rechts, staan we op een keuzepunt. We kunnen op straatniveau blijven of de stadsmuur af gaan en via een soort bloementuin langs de stadsmuur verder lopen. We verkiezen het laatste al is de tuin nog behoorlijk kaal. Kom maar op met warmte en zon. Laat alles eindelijk eens opbloeien. Planten staan op ontploffen als je het mij vraagt. Het is een mooi stukje genieten tussen water en stadsmuur om aan het eind de trap naar straatniveau te nemen. Of is het dakniveau? We lopen namelijk langs daken van huizen. Heel apart.



De tuin die lager lag boeide me evengoed. Kijk die stoelen. Kom je erbij zitten? Even verderop gelopen kon ik het niet laten om door de kier van een deur te kijken. Deze dame is toch eigenlijk onbeschaamd nieuwsgierig. Niet doorvertellen en sluit alle kieren als je gluur-risico wilt vermijden. Ik ben vast niet de enige gluur-fan.

     

Molen
We wandelden een keer links en rechts en zagen eindelijk de molen dichterbij komen. Wat is dat toch dat een molen zo aantrekt? Hij draaide niet. Hij stond gewoon. Torenend boven de huizen uit, uitkijkend over het water en het dorp. Doe mijn levenslang dat uitzicht. We liepen er om heen en zagen een ander stukje park. Prachtig met een bloeiende magnolia erbij.

          

Om vervolgens door de hoofdstraat en één doel voor ogen tussen twee torentjes door, de brug over, uit te komen bij eerder genoemde kleinste restaurant van Nederland. We moesten 'm gewoon van dichterbij bekijken. Ik koekeloerde er wat omheen, zag stoelen opgeklapt tegen een lantaarnpaal staan en weer dat gevoel dat me bekroop: Ga open!
    

Tegels
Tot Marcel achter me riep dat op de bewegwijzeringsbordjes een kasteeltoren aangegeven werd. Tijd om die te volgen. We liepen achter een andere kerk langs, over een pad met tegels over vrijheid. Sommige daarvan kwamen meer binnen dan andere. Het was duidelijk een schoolproject, want er stonden schoolnamen op de tegels. Ik bekeek ze allemaal en vereeuwigde de mooiste; die met de meeste waarheid in mijn ogen. Ik vergat daarmee naar de kerk om te zien. Tot we de laatst meters rondom de kerk liepen en bleek dat de toren verstop werd in steigers. Tegenvaller! Vergeet die foto.


Kasteeltoren
We vervolgden onze weg naar de kasteeltoren. Die eenzaam op een groot plein bleek te staan. Oh nee, wacht, Kasteelvrouwe Bertha van Heukelom stond er ook bij en de contouren van wat eens het kasteel was omringde het plein. Wat jammer dat het kasteel er niet meer bij stond. Ik liep er omheen en keerde om. Daar zag ik de besteigerde kerktoren van een afstand. Hij is toch echt bijzonder.
Klik klik!

    

Buitengebied
Tenslotte besloten Marcel en ik terug te keren naar het eerste plan: een gedeelte van een wandelroute langs de Hollandse IJssel te lopen. We vergaten alle reeds gezette stappen en zochten de kortste weg naar de Hollandse IJssel om daar nog een rondwandeling maken. Eenmaal op het Eiterense Jaagpad volgden we de rivier het dorp uit, ons ondertussen vergapend aan het ene na het andere prachtige huis of bewonderden het uitzicht over het water. Een mens heeft altijd wat te dromen.
    We wandelden maar zo het buitengebied in en volgden een deel van het jaagpad.


    ‘Marcel hoe ver ligt de eerstvolgende brug? Oh wacht ik zie hem al, ik bedoel de volgende daarna.' Meneer opende grote vriend GoogleMaps en zag dat het wel een behoorlijk eind lopen was.
    ‘Te ver. We lopen gewoon nog een stukje door en draaien later weer om.'
    ‘Omdraaien? Als in dezelfde weg terug?’ Dat is nogal wat voor meneer en mevrouw we-nemen-nooit-dezelfde-weg-terug, tot we een paar honderd meter verderop onze benen voelden. Het was werkelijk tijd om te keren. De kortste weg naar de auto. Daar terug bedacht ik dat ik mijn activity-tracker aan had moeten zetten om hier een screenshot van onze kris-kras route te delen… Vergeten!
    Hoe dan ook beveel ik IJsselstein-à-la-dwalen 100% aan.
    Voor ons was het mooi geweest.

 Tot wandels,

zaterdag 10 april 2021

In de hoek

    ‘And a happy new year!’, of zoiets, zongen Marcel en ik afgelopen week voor een jarige vriend. Een week eerder stond hij met zijn gezin bij ons op de stoep. Dat was om precies te zijn op 1 april. Een dag die niemand vergeet: mijn verjaardag!
    ‘Lang zal ze leven,’ zongen zij. Het klonk beduidend meer uit volle borst. Nogal logisch, zij stonden met vier borsten op mijn stoep. Wij met twee op de hunne. Hoe dan ook maakten we iets van elkaars verjaardag.

Pepermunt

Jarig zijn is niet mijn specialiteit - ik doe er al jaren niets aan. Daarom klonk op de vraag of ik door corona een feestje miste:
    Nope, al jaren niet en toch voel ik me ieder jaar super jarig.’ Dat heeft te maken met deze vriend en zijn gezin en het bosje bloemen en het rolletje pepermunt dat zij me ieder jaar geven. Dat laatste is een terugkerende grap. Ik vroeg aan ons kind-aan-huis (hun dochter des huizes) waar dit begon:
    ‘Geen idee,’ zei ze. ‘Maar dit jaar krijg je dit.’ Ze overhandigde een pakje met drie rolletjes zwart-witjes. ‘Lust je die?’
    ‘Zeker weten, die zijn lekkerder!’, antwoorde ik en had binnen een uur de eerste rol op. Is goed voor mijn lagere bloeddruk. 

Verwend
Net als op andere 1 aprillen volgden meer verrassingen. Zo kwam onverwacht een vriend een bakkie doen en bracht tegelijkertijd Celine thuis. Twee in één zeg maar. Herstel: drie in één. Hij had een bos bloemen bij zich. Van Celine kreeg ik eerder al mijn meest gewenst puzzel: The Starry Night van Vincent van Gogh in Smart Cut versie. Smart is het, walgelijk om te puzzelen, maar oh, wat heerlijk dat ze die voor me kocht. Van Marcel kreeg ik een reMarkable, een E-papertablet waarop ik notities en schetsen kan maken. Echt een dijk van een cadeau voor iemand die veel schrijft voor interviews en nu bomen redt. Van Benjamin kreeg ik een dag later het fantastische boek: De jongen, de mol, de vos en het paard. Hij vergat het 1 april te geven. Juist hij die zegt dat ik onder een steen leef, leeft zelf onder een rotsblok. Daarmee kaatst deze boomer die beschuldigende bal terug! Ligt die lekker weer bij hem.

Geschreeuw
Ik kaatste echter zelf ook een bal. Het rolde echter anders terug dan ik ik verwachtte.
    Hierbij even wat achtergrond informatie: 111 mensen feliciteerden me op mijn facebook tijdlijn waarvan zeven een dag te laat en weer drie anderen twee dagen te laat. Ik liet het met plezier over me heen komen. Dat mensen mijn verjaardag vergeten, maakt me niet uit.
    Hoor ik daar ineens Jeroen Balk schreeuwen vanuit Houten Zuid:
    ‘Wat?! Maakt het jou niet uit of iemand jouw verjaardag vergeet?’
    Schreeuw ik vanuit Noord terug:
    ‘Klopt, tenzij jij het vergeet!’ En steek er mijn tong bij uit.
    Lees gerust even mee wat op mijn verjaardag gebeurde op Feestbook:



Je leest het goed, hij schreef: DEAL! Zo begon het stille afwachten. Foto’s van de hoek bleven uit, daarom verwachtte ik iets anders, hoewel het stil bleef tot afgelopen donderdag. Een appje doorbreekte de stilte met de vraag of ik vrijdagavond of zaterdagochtend thuis was.
    Ik wist dat Jeroen me niet vergeten was, zo is hij niet. Hij houdt woord… Maar niet zonder toch een beetje opvoeren van de spanning. Hij liet nog weten dat de voorpret in huize Balk enorm was. Jaja, dat verhoogt mijn onzekerheid.

Profielfoto
Afijn, terwijl ik vrijdag mijn kookkunsten uitvoerde, zei Marcel ineens:
    ‘Jeroen staat voor de deur,’ waarop Celine naar de deur liep en deze opende. Daarmee kon ik mijn handen even wassen en drogen. Ik dacht nog wel: gelukkig is het geen 1 april, want dan zou ik niet lachend richting Jeroen durven lopen.
    Meneer kwam binnen met in zijn schaduw zijn vrouw en zoon. Alle drie met een grote glimlach en
hij met een flink pakket, dat hij mij in handen duwde. Het openen viel niet mee, daarom pakte ik een mes van het aanrecht om aan alle kanten plakband los te snijden. Bij het openen van het pakket schrok ik, want ik keek warempel mezelf aan. Serieus? Kreeg ik mezelf cadeau?

Chocolalalala
Eenmaal volledig geopend, bleek het cadeau behoorlijk gepersonaliseerd te zijn en nog verder geopend lagen negen chocoladerepen in drie smaken netjes naast elkaar. Zo voelde ik me een week na mijn verjaardag nog jarig, met dank aan Jeroen en co.
    Vroeg Jeroen nog wel even:
    ‘Volgend jaar mag ik toch wel je verjaardag een keer vergeten?’
    ‘Jeroen, jij mag ‘m vijf jaar vergeten, want zoals jij schrijft: dit is slecht voor mijn lijn.’
    Stel dat andersom Jeroen mij had gevraagd: in de hoek of een cadeau, dan koos ik voor de hoek. Daarom nu alvast voor iedereen waarvan ik de verjaardag vergeet: hier de foto van mij in de hoek.









zondag 4 april 2021

Aaibaar

    
‘Marcel, misschien ben ik wel zwanger,’ zeg ik in het besef dat ik zwaar overtijd ben en in breedte wat toeneem. ‘Wil je liever een jongen of een meisje?’ Meneer verslikt zich in een sperzieboon, maar herpakt zich snel.
    ‘Met die mogelijkheid hield ik geen rekening.’
    ‘Ik ook niet, het is wel goed om er even bij stil te staan, toch?’ Hij lijkt even de voor- en nadelen in zijn hoofd af te wegen en antwoordt met:
    ‘Een hond.’
    ‘Slim,’ mengt Lara zich in het gesprek. ‘Een hond heb je maar voor een jaar of 13.’
    ‘Een hond? Dan is er iets heel erg mis gegaan in mijn buik.’ Ik wrijf bezorgd over de bolling onder mijn borstkas.

Avondklok
Terwijl ik mijn buik aai, zit Celine met grote ogen en haar mond wijd open aan tafel.
    ‘Dus je wilt ons niet papa? En wel een hond?’ Ze schreeuwt het bijna uit met een paniekerige piepstem en vochtige ogen.
    ‘Nee, joh, ik heb jullie toch al. Ik wil er niet nog één. Wat ik wel wil is een reden om na 22.00 uur naar buiten te mogen. Dat heet een hond.’
    ‘Maar een baby kun je ook uitlaten,’ gooit Lara in de groep. ‘Er zijn baby’s die alleen door een wandeling in de kinderwagen in slaap vallen.’
    ‘Was ik die baby maar,’ zwijmel ik in het besef dat er een berg werk in de keuken ligt en de kabouters mijn adres nooit lijken te vinden.
    ‘Tot de politie een bon aan de kinderwagen hangt,’ zegt Marcel.
    ‘Nee hoor, mijn vriendin doet het gewoon en wordt nooit bij de luier gepakt.’
    ‘Nee, logisch, ze draagt geen luier en woont in een gat.’

Aaien

Het onderwerp huisdieren lijkt me te achtervolgen. Tijdens een wandeling met Celine loopt een vrouw in onze richting. In haar hand houdt ze een riempje met aan het eind daarvan een klein hondje.* Ik houd wat afstand, terwijl Celine juist op het beestje afloopt en hem aait. Ze geniet ervan, zolang het duurt. Eenmaal verder wandelend zegt ze:
    ‘Momma, weet je hoe satisfying aaien is? Als ik me verdrietig of alleen voel, wil ik een dier aaien.’
    ‘Dat kan ik me voorstellen ja.’
    Even later kruist een kat onze weg. Ben ik evenmin een fan van. Ik kreeg even te vaak de nagels in mijn lijf of een onverwachte uithaal terwijl ik wel lief was. Sommige katachtigen mogen mij blijkbaar niet. Prima, ik vertrouw die priemende ogen ook niet. Zo is het lekker wederzijds. Toch buig ik voorover naar deze kat.
    ‘Hallo kat, wat leuk je te zien. Geniet je ook zo lekker van de zon?’, zeg ik met zo’n piepstemmetje die we ook bij baby’s inzetten. Maf eigenlijk, maar blijkbaar koppelen we dat aan liefde en zachtheid.
    ‘Momma, ik snap niks van jou.’
    ‘Ik ook niet, moet je ook niet willen, maar hoezo nu dan niet?’
    ‘Je aait een kat! Je houdt er niet van en je bent er allergisch voor.’
    ‘Klopt, maar deze kwam gewoon op me af.’
    ‘Echt niet, als jij hem niet had toegesproken, was hij doorgelopen zonder op of om te kijken.’
    ‘Hatsjoe!’
    ‘Kijk daar heb je het al.’

Huisdier
Wat volgt is een gesprek over het feit dat Celine in mij iemand ziet die graag aait en kroelt. En of ze gelijk heeft zeg.
    ‘Momma, ik weet waar jij die behoefte in kwijt kunt.’
    ‘Ja, ik ook.’
    ‘Aan een cavia.’
    ‘Wat? Hatsjie!’ Klink hard over straat. ‘Ik ben allergisch voor hooi en dus is een cavia on-welkom.’
    ‘Oh ja, jammer. Je bent eigenlijk gek op die miep-beesten.’ Madam denkt in stilte na over een volgende optie. Ze zoekt naar een aaibaar dier dat kan leven zonder hooi of stro. Zo zwemt er een vis in haar uitgesproken gedachten voorbij, een schildpad kruipt langs en een leguaan ligt stil. Behalve zoonlief die blij opleeft bij het idee van deze diersoortigen, bedenken Celine en ik:
    ‘Ze zijn helemaal en totaal niet aaibaar.’
    ‘Momma, een koe! Die is aaibaar. Ik zie jou wel koe-huggen.’
    ‘En hooischudden in de stal zeker.’
    ‘Tjonge wat is dit moeilijk zeg. Een paard is teveel werk…,’ ze blijft even stil. ‘Oh, ik weet het. Een vogel.’
    ‘Echt niet, de hele dag dat getjilp in huis. Ik wil juist stilte! Ik denk dat ik mijn aai-behoefte maar op mijn bankstel afreageer, een dier wordt ‘m niet.’
    ‘Dus het idee van een huisdier moet ik maar echt verbannen?’
    ‘Ja, het lijkt me het beste om dit hele gesprek zo snel mogelijk te vergeten.’
    ‘Dan moet ik maar een vriend, die kan ik aaien.’
    Are you serious?’
    ‘Nee, mama, ik ben er nog niet aan toe.’
    ‘Jammer, ik ben er wel aan toe het huis weer meer voor mezelf te hebben.’
    ‘Nou momma, dan hoop ik voor jou dat je sowieso niet zwanger bent.’


* Op de foto pronkt Eefje, de hond van instagramvriendin en naamgenoot Irene van der Velden. Bedankt meid voor de vrolijke foto. Aai voor Eefje. En hieronder nog eens Eefje, bij mw. Koe. De stoere Eef!