zondag 27 mei 2018

Content

    ‘Mam, jij bent dè Nederlander met de meest debiele content.’
    ‘Je zou mijn zoon niet zijn als je mij niet het gevoel zou geven dat ik het weer eens helemaal verkeerd doe, hè?’
    ‘Hoe bedoel je?’
    ‘Wat jij net zegt, klinkt niet als een dikke pluim. Debiel is vaak negatief bedoeld en content, tja.’
    ‘Eigenlijk was het bedoeld als compliment.’
    ‘Wauw, you make my day. Tof! Maar, content klinkt als woord wel erg als konttent. Daar kan ik me beter geen beeld bij vormen.’
    ‘Verpest dit mooie moment nou niet.’
    ‘Konttent is toch met dubbel t?’ Benjamin slaat zich met zijn rechterhand voor zijn eigen hoofd en laat zijn hand langzaam voor zijn gezicht omlaag zakken. Volgens mij vindt hij mij een gevalletje hopeloos.
    ‘Ma-ham! Serieus? Weet je wat: het is met dubbel t en het is een kont in een tent of een tent in een kont, wat jij wil. Zo hoef jij de volgende vraag niet te stellen.’
    ‘Hoe wist jij dat ik dat nou net wilde vragen?’
    ‘Mama, je weet toch wel wat content is?’
    ‘Natuurlijk, het is Belgisch: ik ben content met jou!’ Zijn antwoord is een harde zucht.

Verhuis mee naar mijn onwereldschokkende inbreng in mijn Instagram-verhaal. Hoogstaand mag ik 
het niet noemen, maar het wordt gevolgd en soms krijgt het een onverwacht vervolg. Dan beland ik in een chat met een volger en wordt het brullen, gieren en lachen. Soms is één woord genoeg om in een onvergetelijke chat te belanden. Nu bij de gedachte er aan, vormt zich een big smile op mijn gezicht.
    Vaak zijn het dezelfde mensen die via chat van zich laten horen. Het zijn als het ware ik-zie-jou-momentjes. Die heb ik met mijn zus in Amerika en een vriend waar ik regelmatig even check hoe zijn dag was. Het bovenste leukste zijn de reacties uit compleet onverwachte hoek. Namen en chats ga ik uiteraard niet delen op dit grote roddelweb, maar het zijn kleine kletspraatjes die het leven even wat extra opvrolijken. Het komt van mensen bij wie ik het gevoel heb dat door een beetje contact ze maar zo een moody moment op kunnen vrolijken. Noem het een Insta-bijwerking.

 Ik heb al eens eerder geblogd dat Benjamin mijn verhaal inbreng op Instagram van het aparte vindt. Noem het zinnige nonsens of onzinnige sens. Geef het de naam nutteloze belangrijkheden of grappige ernst. Het is sowieso mijn misbare bijdrage aan de wereld, door mijn dochter in stand gehouden, toen zij in mijn prille Insta-begin vroeg waar mijn verhaal bleef. Dat zij als eersterangs toeschouwer deel van mijn leven is, bleek niet genoeg. Ze volgt mijn verhaal met plezier en ervaart het als onmisbare aanvulling op onze reality. Ze is bang iets te missen denk ik.

Toen vorig jaar de deuren naar beroepsonderwijs zich voor onze kinderen openden, dacht ik: nu is het mijn beurt. Eindelijk is het huis voor mij alleen. Ik blies net een ballon op om dat te vieren, toen een sleutel zich in het sleutelgat omdraaide.
    ‘Ik ben thuis!’, riep dochterlief vrolijk.
    ‘Je bent net weg!’
    Zo ontdekte ik in korte tijd dat mijn kinderen (sinds ik meer vrijwilligerswerk doe) vaker thuis zijn dan ik. Natuurlijk is Celine daarom fan van mijn story. Ze ziet bij mijn afwezigheid graag wat ik buitenshuis uitvreet.

Zo gaat mijn leven grotendeels ook aan mijn zoon voorbij. Hij vindt mij dan wel een gestoorde muppet, maar door zijn oordeel over mijn Insta-inbreng, bewijst hij er naar te kijken. Dat toegeven als 16 jarige (bijna 17) is natuurlijk not done! Op die leeftijd ben je standaard tegen je ouders! Wat zich vooral toont in een mega kloof als het gaat om begrip voor elkaars verhaal!
    Ja, het is wederzijds. Ik begrijp zijn content totaal niet. Hij deelt in zijn verhaal: NEW POST!
    ‘Benjamin, waarom deel jij die tekst als verhaal? Ik vind het maar raar, want ik zie je update toch zodra ik Instagram open!’
    ‘Mam, niet iedereen heeft zoals jij vier volgers op instagram. Sommigen hebben daar een duizendvoud van en zullen mijn post daarom niet zien. Door het in mijn verhaal te vermelden wordt het gezien.’
    ‘Best moeilijk hoor, social media!’
    ‘Nee mam, jij doet moeilijk.’
    ‘Ik gebruik mijn verhaal als berichtenvenster voor wie wil zien wat ik doe, waar ik ben of deel iets lolligs wat in me opkomt. Het liefst dat laatste. Dat de foto na 24 uur verdwijnt is een leuke bijkomstigheid. Weet je wat ik nog leuker vind? Dat er piepels naar kijken, zonder enige verplichting. Blijkbaar koekeloeren ze graag even over mijn schouder mee in mijn eenvoudig leventje. Schokkende dingen hoeven ze niet te verwachten, hooguit een smile. Daar gaat het mij om.’
    ‘Ik blijf erbij, jij deelt maffe foto’s.’
    ‘Ik blijf hier bij, ik ben content!’


zaterdag 19 mei 2018

Tijdloos


Nooit eerder was ik zo onbuigzaam als de afgelopen week. Nooit tevoren ben ik zo’n krachtmeting aangegaan. Alsof mijn ja-en-amen een vakantieweek hadden opgenomen, met in de koffer alle meegaandheid en plooibaarheid. Die zaten strak opgevouwen naast mevrouw toegeeflijk en zus flexibel.
    ‘Ja, schatje, natuurlijk liefje!’, klonk niet één keer, waar dat anders vaak klinkt. Niet dat je zomaar over me heen kan walsen of ik nergens een punt van maak. Ik kan echt wel ‘nee’ zeggen, maar alleen als het big deal is.
    Wat mij betreft is er teveel gedoe om dingen die discuzeur gewoonweg niet waard zijn. Ik ben razend meegaand bij iemand die weet wat hij wil. Uit pure gemakzucht om niet na te hoeven denken klinkt regelmatig mijn ‘ja primakidoki’.

Echter onze nieuwe klok, eigenlijk de wijzers, maakte me onbuigzaam als een ijzeren pookstok. Het verbaasde zelfs mij. Koppigheid staat me net zo slecht als een lampenkap als rok. Verbluffend!

Die nieuwe klok was niet nodig, maar sinds onze serre klaar is en één muur nogal kaal achterbleef leek een grotere klok ons gaaf.
   Zo hier en daar liepen we tegen klokken aan die te dik, te klein, te randloos, te vierkant, te groot, te lelijk, te crinchy, maar meestal te duur waren.

Tot die ene! Je kent het: we gingen naar het tuincentrum voor terrasplantjes om thuis te komen met een grote plant voor de huiskamer, een schep, een kamerplantje, de bijna vergeten terrasvullers en een klok - zomaar onverwacht ertegenaan gebumpt.

De plantjes stonden er al gauw kleurig bij. De klok niet.
    Hij hing perfect aan de muur. Om in de avond te ontdekken dat de wijzers in het donkere licht onzichtbaar werden. De goudkleurige wijzers kleurden teveel mee in het grijze motief op de achtergrond. Het mooie was juist dat de wijzers dezelfde kleur hadden als de klepel die bij de zes het heen-en-weer heeft.
    Je zou maar klepel zijn. Ik zou ontslag aanvragen.

    ‘Het is echt onmogelijk te zien hoe laat het is.’
‘Echt niet. Even met je hoofd wiebelen, de weerkaatsing van het licht zoeken en zo ontdek je de tijd.’
‘Maar ik wil niet hoofdschuddend de tijd zoeken.’
‘Wat piep je nou? Je phone ligt vaker naast je dan ik, open het klepje en tralala, je ziet dat het bedtijd is.’
‘Dat is toch stom! Ik koop een klok om de tijd te zien, niet voor de sier.’
‘Wat wil je dan? De klok is juist zo mooi.’
‘Ik ga de wijzers zwart schilderen.’
‘Ben jij helemaal mesjogge? Die wijzerkleur maakt de klok tot wat ze is. Wat is er tegen wat vooroverbuigen?’
‘Alles, ik wil ze zelfs kunnen zien als ik op mijn kop lig.’

Dochterlief mengt zich in onze discussie. Als zij nou eens kiest voor mijn kant en zoonlief ook, dan kan mijn lief zeggen wat ie wil, maar meeste stemmen hebben wel vaker schokkende zaken mogelijk gemaakt.
    ‘Pap, met zwarte wijzers verliest de klok zijn chique look en wordt gewoontjes.’
    ‘Yes!’
    ‘Niet te blij mama, papa heeft gelijk. Onleesbare wijzers maakt de klok nutteloos.’ Waarop mijn man in hoerastemming raakt.
    ‘Het is twee tegen twee.’
    ‘Wij winnen want wij zijn langer.’ Zo denkt Benjamin gewicht in de klok te gooien.
    ‘Wil je werkelijk de strijd op die manier uit spelen?’ Met een flinke heup bups van die van mij tegen die van Celine vervolg ik: “Dit is gewicht in de strijd.’
    ‘Gelukkig heb je daar nog gewicht, mam, iets hoger valt het wat tegen hè?’
    ‘Och jij! Ik weiger mee te werken aan zwarte wijzers. Is er geen in between? De helft zwart maken? Helemaal zwart wil ik echt niet!’

Amper uitgekletst ging de kwast er op en klonk uit mijn mond:
    ‘Het ziet er niet uit! En nu?’
    ‘Ik bedenk wel iets,’ klinkt manlief zelfverzekerd en ik verlaat het huis.

Bij thuiskomst zie ik direct dat de wijzers helemaal en totaal zwart zijn.
    ‘Bah, zo gewoontjes. Foetsie chique uitstraling. Hallo gewone klok.’ Wat mijn lieverd niet leuk vind.

Weer een dag later zegt hij:
    ‘We spuiten de wijzers in een gouden tint.’
    ‘Ze waren goudkleurig!’
    ‘Ja, maar ik maak het niet dekkend. Ik spuit van een afstand, dan lijkt het gespikkeld.’
    ‘Doe dan gelijk discodip! Ik heb paarse en rode spuitverf.’

Even later is de klok opnieuw tijdloos en worden de wijzers bespoten. Ik hoop echt dat meneer eindelijk de gouden middenweg heeft gevonden.

Manlief plaats de wijzers weer op de klok en op tijd.
    ‘Oh,’ klink ik verbluft, ‘now we're talking. Je vond de middenweg in alle gedoe. Goudgespikkeld!’
    ‘Ja, jij je kleur, ik het zicht,’ zegt Marcel trots. Zet de televisie aan en zoekt onze serie op.
    ‘Gelukkig is het nu goed, want met nog een laag verf zouden de wijzers maar zo kunnen blijven hangen op half zes.’

zaterdag 12 mei 2018

Niezen


Niezen, het lijkt zoiets alledaags. Doet iedereen wel eens, toch?
    Voor mij is het iets waarvoor ik elke keer mijn lijf op scherp moet zetten. Hoe nie(t)snuttig ook, ik moet er rekening mee houden. Iets met hooikoorts en andere allergietuig.

Iemand vertelde me dat men daar na 30 jaar overheen gegroeid is. Wat mij aan het rekenen zette: mijn eerste hooikoortsaanval was tijdens een fietstocht toen ik in Veghel woonde. Ik was ongeveer 12 en ben nu 46. Het is tijd dat ik over alle lentegerelateerde niesbuien heen groei.
    ‘Hatsjoe!’

Ik moet toegeven dat mijn hooikoorts inderdaad af is genomen in heftigheid. Af en toe heb ik een nies-dag, soms vergezeld van jeukende traanoogjes, maar toch vooral die snotterneus. Het is niet meer zoals in de beginjaren. Dan hoefde ik maar in de buurt van een doorgeschoten grasspriet te komen en de bulten stonden op mijn benen. Bloeiende vlier, moest mijn tuin uit of ik moest verkiezen om met een tissuedoos onder de neus buiten te leven.

Die heftigheid is uit mijn leven verdwenen; de herinneringen aan mijn zoektocht naar een goed middel niet. Wat een avonturen, beginnend met Pollinosan (een homeopathisch goedje van Dr. Vogel). Het haalde niets uit bij mijn overlopende neus. Van alles werd getest om jaren later het perfectste middel te vinden op een hoogst onverwachte plek.

Ik kampeerde met mijn lief in Epen (Zuid-Limburg) en kreeg enorme niesbuien en huilde tranen met tuiten. Mijn neus gunde me amper ademruimte. Zo zielig allemaal.
    Thuis was het nooit zo erg als in het Heuvelland. We wisten niet hoe snel we de Oosterberg af moest wandelen, waarbij de helling omlaag een goede hulp was om sneller bij de SPAR te belanden en te zoeken naar het sterkst bestaande middel. We vonden iets, kochten het, ik gebruikte het en langzaam liepen we de helling weer omhoog om onderweg te ontdekken dat de allergie afzakte. Wat een verademing!
    Het spijt me, ik weet de naam van het middel niet meer, hoewel het heel lang deel uitmaakte van mijn standaard medicijnuitrusting.

Het middel moest namelijk het huis uit vanwege de komst van de ziekte van Ménière. Wat volgde op de diagnose was een briefje onder mijn neus, met daarop de naam van een middel tegen duizelingen. Tegelijkertijd klonk:
    ‘U moet stoppen met het middel tegen hooikoorts. Er is een ernstige wisselwerking tussen beide middelen. Het heeft alles te maken met een histamine-houdend middel tegenover een antihistamine-bevattend medicijn. Klinkt inderdaad als een relatie die snel in oorlog zal verkeren. En dat in mijn lijf? No way!
    De keus was makkelijk gemaakt: liever niezen dan die vreselijk lamleggende duizelingen.

Om een paar jaar later te horen:
    ‘U heeft slijtage aan uw sleutelbenen.’
    ‘Vandaar dat onder andere niezen zo pijnlijk is!’ Ik doe het er maar weer mee met een lach en een traan. Die traan zit ‘m in opspelende hooikoorts, dat begrijp je natuurlijk. Als dat het enige was, hoorde je me niet klagen. Maar zo’n nies!
    Die gaat gepaard met plotselinge druk in de borstkas, druk op de ribben en jawel de sleutelbenen. Kort en krachtig zet het de hele boel heftig op scherp:
    ‘Hatsjoe, auw!’ Klonk altijd.

Daarom zocht ik een manier om het niezen zo aangenaam mogelijk te maken. Alles om de druk en bijkomende pijnscheuten te verlagen. Het is mogelijk door een Typisch Irene nies. Alle remmen los, laat maar gaan, alles open, behalve de ogen. Meestal weet ik de volume te reguleren.

Maar vorige week! Oh boy! Die nies voelde zo heftig, ik wachtte een aardverschuiving af, hoewel een autoverschuiving waarschijnlijker leek.
    Totaal uit het niets, met Celine naast me in mijn rood monstertje, krabbelde een nies in mijn neus omhoog. Ik besefte dat het problemen zou geven, want ik knabbelde op een kauwgompie. Hoe laat je alle remmen los met iets in de mond, zonder dat het tegen de voorruit gelanceerd wordt? Mijn handen had ik aan stuur en versnellingspook. Loslaten was geen optie. Vooral omdat het zo onverwacht kwam. De nies was voorbij voor ik het besefte. Gelukkig zonder pijn en met kauwgom nog in mijn mond, maar met een meiske dat zich de autogordel bijna los schrok.
    ‘Mama! Wat was dat?’
    ‘Een nies.’
    ‘Die klonk werkelijk angstaanjagend hard.’
    ‘In mijn kleine auto klinkt alles hard. We zijn in ieder geval wakker hè?!’
    ‘Het lijkt er meer op dat je iemand weg wilde jagen?’
    ‘Nou, eigenlijk wilde ik een vreselijke gedachte wegjagen.’
    ‘Welke gedachte dan?’
    ‘Dat weet ik ineens niet meer…’, even kijk ik dochterlief lacherig aan, ‘ik heb ‘m net weg geniesd.’
    ‘Het heeft gewerkt! Je nieste de auto een meter voorruit, maar bent de negatieve gedachte kwijt. Niezen rocks! Je hebt de oplossing bedacht voor probleemgedachten!’
    ‘Laat ik maar gelijk… hatsjoe!’, klinkt nog eens hard uit mijn strot. ‘Wat wilde ik nou doen?’



zondag 6 mei 2018

Dobbelsteen

De gekte van mijn >10.000 stappen slaat soms over op manlief. Met dit verschil dat hij niet de eenvoudige Nokia Go als stappenteller aan zijn pols wil dragen. Nee, meneer wil het beste: een smartwatch. Hij is niet van de gadgets, wel van de full pakkage:
    ‘Zo’n smartwatch is tegelijkertijd heel handig voor op het werk.’
    ‘Wauw, had ik ook maar zo’n smoes! Dat het handig is voor mijn werk.’
    ‘Welk werk?’
    ‘Dat bedoel ik! Maar schaf ‘m vooral niet aan. Het lijkt er op dat ik eindelijk een perfect verjaardagscadeau voor je heb!’
    ‘Je denkt toch niet dat ik tot dan wacht?’
    ‘Wil je weten wat ik denk?’
    ‘Vertel!’
    ‘Dat als jij zo’n teller hebt, het pas echt leuk wordt, kom maar op met de uitdaging.’
    ‘Wat voor challenge?’
    ‘De strijd om de meeste dagelijkse stappen! Elke avond voor het slapen gaan checken we wie de meeste stappen heeft gezet om dan te kiezen: slapen of nog even doorlopen.’
    ‘Nee hoor, ik win elke dag! Ik zet vast en zeker meer stappen dan jij.’
    ‘Oh ja? Jij zet dan misschien meer stappen in jouw business, ik maak mooie meters in het bos. Een bloempje hier, een eendje daar, dit maakt mij de echte wandelaar. Over wandelen gesproken, schoenen aan! We gaan! Het is prachtig weer.’

Zo sleur ik manlief mee naar buiten. Wat klinkt alsof hij onder dwang mee gaat of met een schop onder zijn bips de deur uit wordt gelanceerd, maar hij gaat graag mee. Heerlijk saampjes op onszelf, samen vertragen, want dat is wandelen ten diepste, zelfs als we flink doorstappen. Eigenlijk best mindful, want wandelen maakt me bewust van alles in en om mij heen.

Zo ben ik me bewust van mijn man die graag een rondje eromheen loopt, maar sneller verveeld is door steeds hetzelfde rondje. Terwijl ik zijn gids en routeplanner ben. Dat is omdat mijn voelsprieten voor richting en plek sterker zijn ontwikkeld dan de zijne. Het weegt soms wel zwaar op me, want ik wil mijn manneke niet vervelen. Zo stel ik de vraag:
    ‘Hoe houden we een wandeling rondom ons huis interessant?’
    ‘We kunnen gaan links-rechtsen,’ antwoordt Marcel. Wat betekent dat we buiten eerst links gaan, dan rechts en zo herhalen. Dat voelt als gaan we eigenlijk rechtdoor, maar in onze woonplaats ligt niets recht of hoekig, ik praat over speelse bouw. Misschien wel speciaal gebouwd voor links-rechtsen?
    Tot je de ene keer begint met links en de volgende keer met rechts. Dan heb je beide kanten gehad, toch? Dus bedachten we: twee-links-twee-rechtsen, maar hoe verder we komen, hoe meer we de tel kwijt raken.

Toen kwam mijn man met een nieuw geniaal plan:
    ‘Irene, we laten een dobbelsteen de route bepalen. Op de dobbelsteen zetten we drie keer een L en drie keer een R en zo wordt onze route bepaald.’
    ‘Een echte surprise-route dus, maar rechtdoor dan?’
    ‘Oh ja goeie,’ is zijn antwoord. Met een watervaste stift schrijft hij twee keer L en twee keer R op de dobbelsteen. ‘Waar niets staat betekend rechtdoor.’
    ‘Ik vind dit geniaal bedacht schatje. Schoenen aan, let’s go!’

We staan al gauw buiten.
    ‘De jongste mag als eerste gooien,’ klink ik enthousiast, gevolgd door: ‘Rechts!’ Waarna Marcel de dobbelsteen pakt, gooit en zijn handen in zijn zakken steekt.
    ‘Rechts! Het is een grote dobbelsteen, we kunnen hem ook schoppen!’
    ‘Slim idee!’ Ik schop de dobbelsteen, die door de wind nog eens extra vooruit wordt gerold. Ineens zet Marcel het op een lopen. ‘Hallo, we gaan toch niet hardlopen!’
    ‘Ben ik met je eens, maar kijk waar de dobbelsteen op af rolt!’
    ‘Oh help, een put!’ Net op tijd staat Marcels voet tussen dobbelsteen en put.
    ‘Moeten we zelfs nog extra opletten,’ zegt meneer en schopt: ‘Rechts!’
    ‘Op deze manier zouden we zo thuis zijn als de straten recht liepen.’

Vervolgens gaan we rechtdoor, rechtdoor, rechts, rechts, links, rechts, rechtdoor, rechtdoor, links, links, rechts, rechtdoor en zo verder en verder. In het echt en kort gezegd komt het er op neer dat we een paar achten wandelen en gelukkig door een paar andere richtingen een andere gedeelte van onze wijk bewandelen, maar we zetten geen stap buiten onze eigen wijk. Eigenlijk zien we niet eens meer dan de helft van onze wijk (bestaat uit ongeveer 533 woningen), typisch!

Daarbij hebben we door te veel windkracht en putgevaar het schoppen afgeschaft.
    ‘Volgens mij heeft de dobbelsteen helemaal geen zin in wandelen.’
    ‘Hoezo?’, vraagt manlief en kijkt me vreemd aan.
    ‘De dobbelsteen wil de buurt niet eens uit.’
    ‘Hoe staat je teller?’
    ‘Ik heb de 10.000 gehaald.’
    ‘Mooi, kom we gaan terug.’
    ‘Goed plan, ik ben gesloopt!’
    ‘Ik niet!’
    ‘Da’s nogal logisch. Jij loopt met je handen in je zakken, terwijl ik niet alleen wandel, maar ook steeds de dobbelsteen opraap. Dit was een fitness wandeling.’