‘Zo’n smartwatch is tegelijkertijd heel
handig voor op het werk.’
‘Wauw, had ik ook maar zo’n smoes! Dat het
handig is voor mijn werk.’
‘Welk werk?’
‘Dat bedoel ik! Maar schaf ‘m vooral niet
aan. Het lijkt er op dat ik eindelijk een perfect verjaardagscadeau voor je
heb!’
‘Je denkt toch niet dat ik tot dan wacht?’
‘Wil je weten wat ik denk?’
‘Vertel!’
‘Dat als jij zo’n teller hebt, het pas echt
leuk wordt, kom maar op met de uitdaging.’
‘Wat voor challenge?’
‘De strijd om de meeste dagelijkse stappen! Elke
avond voor het slapen gaan checken we wie de meeste stappen heeft gezet om dan te
kiezen: slapen of nog even doorlopen.’
‘Nee hoor, ik win elke dag! Ik zet vast en
zeker meer stappen dan jij.’
‘Oh ja? Jij zet dan misschien meer stappen
in jouw business, ik maak mooie
meters in het bos. Een bloempje hier, een eendje daar, dit maakt mij de echte
wandelaar. Over wandelen gesproken, schoenen aan! We gaan! Het is prachtig
weer.’
Zo sleur ik manlief
mee naar buiten. Wat klinkt alsof hij onder dwang mee gaat of met een schop
onder zijn bips de deur uit wordt gelanceerd, maar hij gaat graag mee. Heerlijk
saampjes op onszelf, samen vertragen, want dat is wandelen ten diepste, zelfs
als we flink doorstappen. Eigenlijk best mindful, want wandelen maakt me bewust
van alles in en om mij heen.
Zo ben ik me bewust
van mijn man die graag een rondje eromheen loopt, maar sneller verveeld is door
steeds hetzelfde rondje. Terwijl ik zijn gids en routeplanner ben. Dat is omdat
mijn voelsprieten voor richting en plek sterker zijn ontwikkeld dan de zijne.
Het weegt soms wel zwaar op me, want ik wil mijn manneke niet vervelen. Zo stel
ik de vraag:
‘Hoe houden we een wandeling rondom ons huis
interessant?’
‘We kunnen gaan links-rechtsen,’ antwoordt
Marcel. Wat betekent dat we buiten eerst links gaan, dan rechts en zo herhalen.
Dat voelt als gaan we eigenlijk rechtdoor, maar in onze woonplaats ligt niets
recht of hoekig, ik praat over speelse bouw. Misschien wel speciaal gebouwd
voor links-rechtsen?
Tot je de ene keer begint met links en de
volgende keer met rechts. Dan heb je beide kanten gehad, toch? Dus bedachten
we: twee-links-twee-rechtsen, maar hoe verder we komen, hoe meer we de tel
kwijt raken.
Toen kwam mijn man met
een nieuw geniaal plan:
‘Irene, we laten een dobbelsteen de route
bepalen. Op de dobbelsteen zetten we drie keer een L en drie keer een R en zo
wordt onze route bepaald.’
‘Een echte surprise-route dus, maar
rechtdoor dan?’
‘Oh ja goeie,’ is zijn antwoord. Met een
watervaste stift schrijft hij twee keer L en twee keer R op de dobbelsteen. ‘Waar
niets staat betekend rechtdoor.’
‘Ik vind dit geniaal bedacht schatje.
Schoenen aan, let’s go!’
We staan al gauw
buiten.
‘De jongste mag als eerste gooien,’ klink ik
enthousiast, gevolgd door: ‘Rechts!’ Waarna Marcel de dobbelsteen pakt, gooit
en zijn handen in zijn zakken steekt.
‘Rechts! Het is een grote dobbelsteen, we
kunnen hem ook schoppen!’
‘Slim idee!’ Ik schop de dobbelsteen, die
door de wind nog eens extra vooruit wordt gerold. Ineens zet Marcel het op een
lopen. ‘Hallo, we gaan toch niet hardlopen!’
‘Ben ik met je eens, maar kijk waar de
dobbelsteen op af rolt!’
‘Oh help, een put!’ Net op tijd staat
Marcels voet tussen dobbelsteen en put.
‘Moeten we zelfs nog extra opletten,’ zegt
meneer en schopt: ‘Rechts!’
‘Op deze manier zouden we zo thuis zijn als
de straten recht liepen.’
Vervolgens gaan we rechtdoor,
rechtdoor, rechts, rechts, links, rechts, rechtdoor, rechtdoor, links, links,
rechts, rechtdoor en zo verder en verder. In het echt en kort gezegd komt het
er op neer dat we een paar achten wandelen en gelukkig door een paar andere
richtingen een andere gedeelte van onze wijk bewandelen, maar we zetten geen
stap buiten onze eigen wijk. Eigenlijk zien we niet eens meer dan de helft van
onze wijk (bestaat uit ongeveer 533 woningen), typisch!
Daarbij hebben we
door te veel windkracht en putgevaar het schoppen afgeschaft.
‘Volgens mij heeft de dobbelsteen helemaal
geen zin in wandelen.’
‘Hoezo?’, vraagt manlief en kijkt me vreemd
aan.
‘De dobbelsteen wil de buurt niet eens uit.’
‘Hoe staat je teller?’
‘Ik heb de 10.000 gehaald.’
‘Mooi, kom we gaan terug.’
‘Goed plan, ik ben gesloopt!’
‘Ik niet!’
‘Da’s nogal logisch. Jij loopt met je handen
in je zakken, terwijl ik niet alleen wandel, maar ook steeds de dobbelsteen opraap.
Dit was een fitness wandeling.’