Niezen, het lijkt zoiets
alledaags. Doet iedereen wel eens, toch?
Voor mij is het iets waarvoor ik elke keer mijn
lijf op scherp moet zetten. Hoe nie(t)snuttig ook, ik moet er rekening mee houden.
Iets met hooikoorts en andere allergietuig.
Iemand vertelde me dat
men daar na 30 jaar overheen gegroeid is. Wat mij aan het rekenen zette: mijn eerste
hooikoortsaanval was tijdens een fietstocht toen ik in Veghel woonde. Ik was ongeveer
12 en ben nu 46. Het is tijd dat ik over alle lentegerelateerde niesbuien heen groei.
‘Hatsjoe!’
Ik moet toegeven dat
mijn hooikoorts inderdaad af is genomen in heftigheid. Af en toe heb ik een nies-dag,
soms vergezeld van jeukende traanoogjes, maar toch vooral die snotterneus. Het
is niet meer zoals in de beginjaren. Dan hoefde ik maar in de buurt van een doorgeschoten
grasspriet te komen en de bulten stonden op mijn benen. Bloeiende vlier, moest
mijn tuin uit of ik moest verkiezen om met een tissuedoos onder de neus buiten
te leven.
Die heftigheid is
uit mijn leven verdwenen; de herinneringen aan mijn zoektocht naar een goed
middel niet. Wat een avonturen, beginnend met Pollinosan (een homeopathisch goedje
van Dr. Vogel). Het haalde niets uit bij mijn overlopende neus. Van alles werd
getest om jaren later het perfectste middel te vinden op een hoogst onverwachte
plek.
Ik kampeerde met mijn
lief in Epen (Zuid-Limburg) en kreeg enorme niesbuien en huilde tranen met
tuiten. Mijn neus gunde me amper ademruimte. Zo zielig allemaal.
Thuis was het nooit zo erg als in het
Heuvelland. We wisten niet hoe snel we de Oosterberg af moest wandelen, waarbij
de helling omlaag een goede hulp was om sneller bij de SPAR te belanden en te
zoeken naar het sterkst bestaande middel. We vonden iets, kochten het, ik
gebruikte het en langzaam liepen we de helling weer omhoog om onderweg te
ontdekken dat de allergie afzakte. Wat een verademing!
Het spijt me, ik weet de naam van het middel
niet meer, hoewel het heel lang deel uitmaakte van mijn standaard
medicijnuitrusting.
Het middel moest
namelijk het huis uit vanwege de komst van de ziekte van Ménière. Wat volgde op
de diagnose was een briefje onder mijn neus, met daarop de naam van een middel
tegen duizelingen. Tegelijkertijd klonk:
‘U moet stoppen met het middel tegen hooikoorts.
Er is een ernstige wisselwerking tussen beide middelen. Het heeft alles te
maken met een histamine-houdend middel tegenover een antihistamine-bevattend
medicijn. Klinkt inderdaad als een relatie die snel in oorlog zal verkeren. En
dat in mijn lijf? No way!
De keus was makkelijk gemaakt: liever niezen
dan die vreselijk lamleggende duizelingen.
Om een paar jaar
later te horen:
‘U heeft slijtage aan uw sleutelbenen.’
‘Vandaar dat onder andere niezen zo pijnlijk
is!’ Ik doe het er maar weer mee met een lach en een traan. Die traan zit ‘m in
opspelende hooikoorts, dat begrijp je natuurlijk. Als dat het enige was, hoorde
je me niet klagen. Maar zo’n nies!
Die gaat gepaard met plotselinge druk in de
borstkas, druk op de ribben en jawel de sleutelbenen. Kort en krachtig zet het de
hele boel heftig op scherp:
‘Hatsjoe, auw!’ Klonk altijd.
Daarom zocht ik een
manier om het niezen zo aangenaam mogelijk te maken. Alles om de druk en bijkomende
pijnscheuten te verlagen. Het is mogelijk door een Typisch Irene nies. Alle
remmen los, laat maar gaan, alles open, behalve de ogen. Meestal weet ik de
volume te reguleren.
Maar vorige week! Oh
boy! Die nies voelde zo heftig, ik wachtte een aardverschuiving af, hoewel een
autoverschuiving waarschijnlijker leek.
Totaal uit het niets, met Celine naast me in
mijn rood monstertje, krabbelde een nies in mijn neus omhoog. Ik besefte dat
het problemen zou geven, want ik knabbelde op een kauwgompie. Hoe laat je alle
remmen los met iets in de mond, zonder dat het tegen de voorruit gelanceerd
wordt? Mijn handen had ik aan stuur en versnellingspook. Loslaten was geen optie.
Vooral omdat het zo onverwacht kwam. De nies was voorbij voor ik het besefte. Gelukkig
zonder pijn en met kauwgom nog in mijn mond, maar met een meiske dat zich de
autogordel bijna los schrok.
‘Mama! Wat was dat?’
‘Een nies.’
‘Die klonk werkelijk angstaanjagend hard.’
‘Het lijkt er meer op dat je iemand weg
wilde jagen?’
‘Nou, eigenlijk wilde ik een vreselijke gedachte
wegjagen.’
‘Welke gedachte dan?’
‘Dat weet ik ineens niet meer…’, even kijk ik
dochterlief lacherig aan, ‘ik heb ‘m net weg geniesd.’
‘Het heeft gewerkt! Je nieste de auto een
meter voorruit, maar bent de negatieve gedachte kwijt. Niezen rocks! Je hebt de oplossing bedacht voor
probleemgedachten!’
‘Laat ik maar gelijk… hatsjoe!’, klinkt nog
eens hard uit mijn strot. ‘Wat wilde ik nou doen?’