Die Charles Darwin.
Je weet wel, die van de evolutiefantasie. Hij schijnt alles bedacht te hebben door
zelfstudie, iets met autodidactheid. Leuk hoor zijn theorie, maar ik koop het niet.
Het brengt mij op het idee om autodidactisch een test te gaan doen om Charles’ theorie
te ontkrachten (al is het maar voor mezelf).
Ik bedacht DE
BAKJES TEST. Deze is nog in progress
en begon op 16 april 2010 om 08.34 uur. In tegenstelling tot de ingewikkeldheid
van Darwin, hou ik het eenvoudig. Zo ben ik. Hoge theologische bedenksels zijn
niet aan mij besteed. Hoewel ik hier natuurlijk theoretische verzinsels bedoel.
DE BAKJES TEST is
als volgt: in mijn kast staan negen bakjes. Ik pak ze er even bij en beschrijf
ze voor je, hoewel je deze beschrijving ook over mag slaan en gelijk door kan
gaan naar de volgende paragraaf. Anyway:
Het eerste bovenste bakje heeft een gele rand
met daarin gekleurde stippen. Op de gele bodem staat een slungelige haas
afgedrukt met in zijn hand een mandje met eitjes. Het derde bakje is hetzelfde,
alleen is geel groen geworden en bij de zevende is groen roze geworden. Ik noem
ze gemakshalve een drie bakkige drieling.
Vervolgens zijn daar de tweede en zesde bak die
beide versierd zijn met een gele rand en daarop kleine konijntjes. Op de gele bodem
staat een lief schattig glimlachend konijn. De bakjes vormen duidelijk een blije
één bakkige tweeling.
Het vierde en achtste bakje zijn beide versierd
met een licht blauwe rand met op de groene bodem de afbeelding van een kaalgeplukt
kip en twee kuikentjes. Die bakjes vormen een identieke tweeling.
Dan zijn daar de vijfde en negende bakjes die
een paar vormen. De één heeft een paarse rand met zeevruchten erop en de Kleine
Zeemeermin kijkt me met kraaloogjes vanaf de bodem aan. Samen met het bakje met rood-witte rand en een piraat die met zijn haak zwaait, vormt het een sprookjespaar.
Het zijn dus setjes en ik ben de bindende factor, want ik kocht ze uit. Het ene jaar het ene
setje, een ander jaar het andere en zo ontstond in vier jaar tijd dit stapeltje
fruitbakjes. Niks BIG BANG!
Vóór 16 april 2010
was ik de dwangneuroot die wilde dat elk setje bij elkaar in de stapel zat. Als
ik de vaatwasser leegruimde, sorteerde ik ze eerst en stapelde ze dan op. Het was
niet zo erg dat ik ook nog het ene stel persé bovenop de andere wilde hebben.
Dat zou het nog belachelijker maken. Ik ben ervan losgekomen.
Vooral door DE BAKJES
TEST. Net nadat ik deze test bedacht, liet ik de stapel bakjes vallen. Een oerknal
in de vorm van een kreet volgde, waarna ik ze opstapelde zoals het voor me lag.
Niks sorteren, niks uitzoeken. Gewoon stapelen en in de kast zetten. En
wachten.
Wachten op de dag
dat elke tweeling, drieling of paar uit zichzelf bij elkaar komt, zoals ook
Marcel en ik elkaar zomaar ergens tegen het lijf liepen en BOEM – een paar.
Nu vijf jaar later,
zoveel fruithapjes verder, laad ik dagelijks de bakjes in en haal ze uit de
vaatwasser. Nooit meer oog voor enig orde. Ik heb er zelfs vrede mee, want ik wacht
op het wel of niet slagen van mijn test. Dat is loskwam van mijn dwangneurose is mooi meegenomen.
Trouwens het zijn
tegenwoordig acht bakjes. Er is er één uitgestorven, zou ik denken. Dat kan
toch gebeuren? Of is het toch toch het Zwarte Gat of de Bermudadriehoek? Die
zit dan in mijn huis? In Celine’s kamer misschien? Ik wacht wacht tot ie vanzelf
terugkomt.
Hopelijk is dat wel
voordat het volgende probleem zich aandient en mijn BAKJES TEST wel flink laat
rammelen. De bakjes verbleken namelijk. Het dagelijks
afwassen eist zijn tol en de bakjes passen zich aan. Nog een paar jaar en alle
bakjes zijn wit!
Hoor ik Darwin al
roepen:
‘Kijk! Ze liggen op volgorde.'