‘Nananananananananananananananaaaa…
ze is thuis…’
Oh, zat je te luisteren?
Ik heb het lied DOCHTERS van
Marco Borsato al de hele week in mijn hoofd. Het is een prachtig nummer en gaat
niet over zoons. Het lied bezorgt me goosebumps,
want niet alleen de vertolking maar ook de woorden zijn geweldig. John Ewbank
bedacht de tekst.
‘Jongen, bij deze klinkt mijn
applaus! Je bent een topper!’
Ik ken meer liederen die gaan over dochters. Maar waar zijn de nummers
voor zoons. Dat is toch oneerlijk! Ik heb namelijk een zoon en waarom zingt
niemand voor hem? Het is tijd voor ZOONS en ik ga die schrijven!
Daarom neurie ik de hele week DOCHTERS en borrelen op de meest onhandige
plekken zinnen in me op. Zo gaat dat met inspiratie.
Zit ik op de fiets, floept daar
een zinsdeel in mijn hoofd. Prompt stop ik voor het groene stoplicht, want die
tekst moet direct opgenomen worden in mijn spraakrecorder. Deze vorm van inspiratie
comes and goes. Vangen dus.
Een
andere keer sta ik gebogen over mijn boodschappenkarretje en weet niet hoe snel
ik het idee van me af moet schrijven als een notitie in mijn telefoon. Of dat
ik in de wachtkamer bij de fysiotherapeut een stukje melodie inzing. Komt er net
iemand de wachtkamer in.
Zit ik daar met een brede
glimlach en rode wangen.
Na een week worstelen met mijn muzikaliloosheid lijkt het er op dat ik mijn
tekst passend in de melodie van DOCHTERS heb gekregen. Oké, het rammelt hier en
daar wel hard, maar het past echt, wat eigenlijk getuigt van enorme muzikale
kunstigheid. Hoewel ik nog steeds ver uit de buurt van Johns schaduw blijf. Ik
ken mijn plek.
Ik dacht klaar te zijn en wil de tekst hier op mijn blog plaatsen om te ontdekken dat het nogal levenloos overkomt. Het is net zo suf als een Italiaans ijsje
eten zonder bollen. Behoorlijk caloriearm dus. Oordeel zelf maar:
vroeg
in de ochtend stapt hij binnen
trekt
aan het dekbed en kruipt naast mij in bed
zijn
duimpje hangt in zijn mond
lang
kan hij echt nooit blijven liggen
ik pak
zijn doek af en klier hem er wat mee
al
snel ligt het ding naast hem op de grond
oh,
wat is dit joch toch groot
nu lig
ik alleen en ik hoor dat hij zoekt naar een blok in zijn legokist
wat is
hij stoer, met zijn knappe kop
zijn
stem gaat omlaag en zijn lengte omhoog, zodat ik weer de kleinste ben
die
plek is mij bekend
‘k troost
mezelf met wat extra drop
vroeg
in de ochtend stapt hij binnen
neemt
me te grazen met de loop van een geweer
zijn
blik kijkt dwars door me heen, heel fijn
de
lego is echt naar zijn kop gestegen
zoals
je ook ziet in zijn tekeningenlol
het
moet vooral veel meer horror zijn.
oh,
wat is dit joch toch groot
nu lig
ik alleen en bedenk dat de dino’s nog lang niet zo erg was
hij
tekent te goed, het maakt me werk’lijk bang
ik
snap zelf ook wel dat geen kind hier de drempel nog neemt bij zoveel bloed
met
zombies om me heen, doe ik zelf ook geen oog meer dicht
en
dan, klinkt in mijn doodstille huis
harde
muziek dat hij nu maakt
het
klinkt echt voor geen meter
en ik,
verbaas me steeds weer opnieuw
over
de kunsten die hij toont
herrie
komt uit de boxen
ik
luister braaf
hij is
echt gaaf
ik
laat het los
vroeg
in de ochtend stapt hij binnen
zijn
ochtendhumeur liet hij achter in zijn bed
volgens
mij is hij verliefd
wat
ben ik trots
hij
valt voor een leuke meid
de
klik is enorm en ik zie hoe hij samen met haar van zoveel geniet
maar
hoe groot hij ook mag zijn
vanavond
wacht hij in zijn bed op mij
want
de laatste nachtzoen is voor mij!
Ik heb gelijk he, alleen de tekst plaatsen is nogal doezelig. Wat jammer nou…
… voor mij. Want ik voel al wel
wie dit lied niet gaat zingen en wie het wel moet gaan doen. Ik dus. Ik kan
heus wel zingen, maar ben meer van de badkamerzang. Hoewel ik zelden onder de
douche zing, want de kinderen zouden eens wakker worden van mijn galm.
Daarom hier en nu:
‘Benjamin, this one’s for you. Ik
heb nog geprobeerd Marco te vragen, maar hij neemt zijn telefoon niet op. Hij
is natuurlijk met zijn dochters op stap.’