‘Allemaal dood!’, zegt hij, legt
zijn telefoon weg en sluit zijn ogen. Al snel voel ik hoe zijn lichaam een
laatste schok uitdeelt. Je weet wel, zo’n schok die door je lichaam jaagt, vlak
voor je in slaap valt. Deze ging zo hard dat zelfs de spin onder ons bed uit
zijn web moet zijn gevallen. Dan volgt zijn zware ademhaling. Hij slaapt. Nee,
niet die spin, Marcel. Zo gaat het altijd.
Net zoals het altijd hetzelfde
gaat als Marcel op de bank een boek gaat lezen. Binnen een paar minuten leest
hij met zijn ogen dicht. Hij slaapt dus zijn boek, zoals een vriendin ooit zei.
Onbegrijpelijk! Als ik een boek lees… ALS hè, als ik me in een boek
verlies, dan zal ik never nooit niet
in slaap vallen. Ik wil de afloop weten, ook al zijn mijn boeken lang niet zo
spannend als die meneer leest.
Daarbij, als ik het lezen moet
onderbreken, dan toch alleen als ik de alinea of liever zelfs het hoofdstuk uit heb. Marcel kan midden in een
zin, of zelfs woord, het boek opzij leggen. Dat vind ik wonderlijk. Het is als
tijdens het koken ineens stoppen en alles half gaar op tafel zetten. Hoe
halfgaar wij als gezin ook mogen zijn, daar zou ik niet mee weg komen.
Dat ik ALS schreef, is niet zomaar. Ik lees niet veel meer, want ik weet
geen leuke boeken. Ik viel altijd voor romans. Niet die van de verpleegkundige
die valt voor de dokter met zijn zwoele blik. Dat is mij te doorzichtigheid. Een
beetje meer spanning is gewenst.
Trillers gaan mij echter te
ver. Al die doden aan het eind! Daar mag Marcel zich in verliezen. Dat hij met
zoveel doden kan leven, prima. Ik niet. Niet in boekvorm, niet in filmvorm en
al helemaal niet in het echte leven.
Omdat mijn echtgenoot alle boeken leest vanuit zijn smartphone, kan hij ze
in het donker verslinden. Dat maakt het alleen maar spannender. Daarom verkies
ik een echt boek en kruip dichter bij het schemerlampje. Volgens mij moet er wel
40 watt in, want lezen wordt er niet makkelijker op. Dat ligt natuurlijk aan
mijn bril, niet aan mijn leeftijd.
Een echt boek heeft mijn
voorkeur. Ik wil bladzijden omslaan, de geur van het drukwerk ruiken, ezelsoren
kunnen vouwen (wat ik niet doe, dat is zonde) en het meest nog wil ik bij het
sluiten van het boek aan de bovenkant zien waar de boekenlegger zit.
Daar zit het ‘m vooral in: mijn
boekenleggers. Ik heb er veel - allemaal kunstwerkjes van de kinderen. Die kunnen
niet in een teleboek.
Denk ik terug aan onze vakantie. De boeken die ik mee had, vielen tegen.
Dat kan natuurlijk gebeuren. Ik was echter blij verrast toen ik in de campingwinkel
zomaar twee boeken in mijn handen gedrukt kreeg. De ene dag GERAAKT van Els Ruiters en een paar dagen
later TWEESTRIJD van Linda Jansma. Helaas trillers. Leuk voor Marcel, zo dacht
ik. Maar hij kende ze al. Tja, hij slaapt ook zoveel boeken.
De boeken verdwenen in een hoek, want een verhaal over een vermist
meisje van vijftien en de andere over huiselijk geweld gingen mij te ver. Tot
ik ze een paar dagen later weer opmerkte.
‘Toch jammer om niets met deze
boeken te doen.’
‘Ga ze dan lezen.’
‘Maar als ze nou allemaal dood
gaan? Dan kan ik niet meer slapen.’
‘Ach jawel, dan bescherm ik je toch!’
‘Tuurlijk.’ Zou hij mijn cynisme
horen? Ik vraag me af wie harder wegrent van een beer, hij of ik.
Mijn nieuwsgierigheid won. Ik opende het boek van Els Ruiters.
De proloog was echt spannend,
maar ik ontdekte dat na elk spannend stuk ontspanning volgde en door juist dan te
stoppen kon ik lekker slapen. Hoewel stoppen onmogelijk leek! Voor het eerst in
mijn leven had ik een boek in drie dagen uit.
‘En?’, vroeg Marcel me bij het
dichtslaan van het boek.
Ik was nu ook een ervaren
triller-lezer en leerde van een ervaren triller-fan het juiste antwoord:
‘Allemaal dood!’