zondag 25 maart 2018

Emotionele waarde


AFSCHEID NEMEN BESTAAT NIET! Zo zingt Marco Borsato uit opgeblazen borst in het gelijknamige lied. Boy, heeft hij gelijk! Zolang iets in mijn hart zit, hoef ik er geen afscheid van te nemen. Dierbaar als het is, blijft het veilig waar het zit. Het heeft alles te maken met toegevoegde emotionele waarde.

Emotionele waarde en ik zijn een typisch stel. Marcel zal zeggen: een onmogelijk stel. Hij heeft te dealen met mij en de waarde die ik aan alles geef. Waar hij vooral aan mij emotionele, sociale en fysieke waarde hecht, plak ik op alles de sticker ONVERVANGBAAR. Vooral op de knutsels, liefdesbriefjes, tekeningen en spulletje die onze kinderen maakten. Die waar VOOR MAMA op staat zijn het waardevolst.
    Ieder stukje denderde knetterhard mijn hart in, BAM! Weggooien verliest alle waarde.

Om te beseffen dat ik dit ook met mensen heb. Soms bump ik into iemand (een heerlijke uitdrukking, omdat ik er duidelijke bumpbeelden bij heb); een onverwachte ontmoeting, soms letterlijk door te botsen om vervolgens met een sorry, een verlegen glimlach of zelfs uitleg mijn excuses aan te bieden. Vaak is dit eenmalig, maar evengoed is dit de eerste stap naar meer praatjes. Zo ging het met Ton op de groenteafdeling en Sylvia bij de zelfscan of met mensen op straat, zelfs op Instragram.
    Laat staan als ik bump into een bekende. Het praatje wordt een afspraak met koffie en een flinke bijklets sessie. Kort en krachtig of met alle tijd, in beide gevallen zijn mensen in mijn hart gebumpt. De één dieper dan de ander - ik hou zo van mensen.
    Hoeveel plek heeft een hart?

Ondertussen ben ik enorm afgedwaald van wat ik wilde delen. Hoe ik hiernaartoe geploft ben?
    Ik moet terug naar de emotionele waarde waar ik over begon en opletten dat mijn verhaal niet andere kanten op botst.

Kom mee, een kleine twee weken terug in de tijd.
    Ondanks zware regenbuien koos ik het bospad. Het was eigenlijk echt heerlijk! Vooral toen ik ontdekte dat mijn regenjas niet bestand was tegen zóveel regen en mijn schoenen mijn voeten net zomin droog hielden. Sowieso verloor ik grip met die schoenen. De zolen hadden nog maar een beetje profiel. Maar wandelschoenen zo lek als een zeef was me echt een overdosis waterdruppels te veel.
    Gelukkig herinnerde een vriend me eraan om als ik dan toch drijfnat was er dan vooral maar het beste van te maken. Let go, stamp in de plassen! Als natter niet kan, laat het meisje binnenin even los! Daar was ze aan toe zeg! Jump!
    Zo eindigde ik naast doorweekt en koud vooral heerlijk verfrist. Echt maf!

Thuis ging alles uit tot aan mijn ondergoed, want pas daar ontdekte ik dat ik tot op mijn hemd nat was. Doorweekt en toch happy. Koud tot op mijn bot en weten: een volgende keer ga ik gewoon weer, want thuiskomen is daarna overheerlijk en warm.
    Het is de plek waar chocolademelk, joggingbroek en dik vest me opwachten.

Na heerlijk opwarmen en me klaarmakend voor mijn plicht, staarden de drijfnatte schoenen me aan. Ik pakte ze op en bedacht dat de volgende wandeling er één naar Bever Sport is.

Zo gezegd zo gedaan.
    Ik stond al gauw oog in oog met allemaal LOWA’s, het merk waar ik weer voor wilde gaan. Mijn keus was echter niet voorradig dus zou thuisbezorgd worden.
    Daarom stond donderdag de bezorger voor de deur en besefte ik dat hierbij het definitieve einde aanbrak voor mijn oude vertrouwde wandelschoenen! Let op: dit zijn dé schoenen waarop ik het wandelen als sportliefde oppakte. Geen idee hoeveel kilometer ik op ze gevreten heb, maar het zijn er veel en het werden er meer en meer.
    Eigenlijk ben ik aan ze gehecht, ook al voldoen ze niet meer. Voel je ‘m? Die emotionele waarde komt mijn hart in denderen. Moet ik ze werkelijk de prullenbak in gooien alsof het niets is?
    Zij waren erbij toen ik mijn-alleen-in-het-bos-angst overwon; of wandelde rond de meren in de buurt; bij de Lek en het Verdronken Bos; bij Rhynauwen; Amelisweerd; verschillende plekken in verscheidene provincies; of aan de Noordzeese stranden; La France’s Cote d’Azur, Parijs, de Charente Maritime, de Pyrénées Orientales; Barcelona en vele andere plekken.
    New Zealand bleef onbewandeld. I dream on.

Herinneringen… Even een zakdoekje pakken, traanoogjes. Door de hooikoorts natuurlijk!
    Of niet, het zijn de schoenen die plaats moeten maken voor mooiere waterdichte stappers. Die zijn echt mooi, ik koos ze zelf. Maar hoe neem ik nu afscheid van deze oude dierbare kistjes?

NIET!
    Tijdens mijn houskeeping voelde ik vooral veel emotionele waardeloosheid tot een geweldig idee in mijn hoofd bumpte. Na een appje naar mijn lief en zijn bewezen medewerking, wist ik dat afscheid afgewend is en ik zing: AFSCHEID NEMEN BESTAAT NIET!
    Het zit ‘m in de kunst!







zaterdag 17 maart 2018

Hoerwoning


    ‘Hoe kom je aan een hoerwoning?’, leest hij hardop. Ik lach er hard om, maar bedenk dat ik me vooral moet schamen. Dit ruikt naar uitlachen. Zo lelijk! Ik moet in de hoek! In een hoek waar een hele dikke spin zit.
    Ik kijk rond en zie dat het onmogelijk is om in de hoek te staan. Er staan namelijk tafels, schilderijen op ezels en kasten. Ik kan me beter onder de tafel verstoppen tot ik uitgelachen ben.

Gelukkig leest de voorlezer verder alsof ik er niet ben. Hij toont een knap staaltje concentratie.
    ‘In Nederlaand zijn veel mensen op zoek naar voonriumte. Je koent een hoes koppen of hoeren.’
    Het lezen en uitspreken van Nederlandse teksten is een uitdaging voor toekomstige Nederlanders. De wil om het te leren gelukkig sterker, hier in het Wereldhuis.

Een van mijn wereldplekken! Wat het Wereldhuis is? Kijk snel hier.
    Het is een plek van ontmoeting om vooral vereenzaming tegen te gaan. Ik zie van dichtbij hoe dat werkt, want een man die ik hier ontmoet vertelt me dat hij alleen woont. Hij vindt het vreselijk saai en eenzaam. Om niet bij de pakken neer te zitten, komt hij op donderdagmiddag naar hier om samen te lunchen. Ondertussen ontmoeten we elkaar wekelijks en praten over de week, het weer of wat maar boven komt drijven.

Mijn belangrijkste reden om in het Wereldhuis te zijn, is omdat ik taalvrijwilliger ben bij de Nederlandse Conversatie les. Ik noem het taalles, wat beter uit te spreken is.
    Elke week komen we bij elkaar. Steeds weer is het bijzonder om samen te zijn met deze groep Marokkanen, Syriërs, Peruanen, Afghanen en een Filippijnse. Verschillende culturen ontmoeten elkaar in vriendschap en plezier, vertrouwen en openheid, respect en waardering. Je zou er eens bij moeten zijn!
 
Vaak lezen we de Start!-krant, de begrijpelijkste krant van Nederland. Deze is speciaal geschreven voor Medelanders.
    Deze keer kozen we een artikel met als titel: HOE KOM JE AAN EEN HUURWONING? De enige man in het gezelschap leest hardop over hoerwoningen, hoertoeslag en verliest zichzelf volledig in het woord wonignbouvvregeneging, wnogingbvouvergenegin. We grijpen in:
    ‘Woningbouwvereninging.’
    ‘Wat is dat?’
    ‘Het is net zo’n prachtig woord als gemeenteraadsverkiezingen.’

Ik zeg afschaffen!
    Niet die verkiezingen zelf. Nee zeg! Dat zou jammer zijn van alle energie die ik gestoken heb in mijn onderzoek naar gemeentezaken. Ik ga voor het eerst in mijn leven zonder stemhulp kiezen! Wat eigenlijk de schuld is van één politicus die me aanraadde te duiken in hun verkiezingsprogramma. Ik deed dat en meer. Zo volgde een email  met extra vragen ter verduidelijking, waarop een serieus antwoord terug kwam. Zo gaaf, dat ik als eenvoudig lolburger serieus werd genomen. Ik las wat meer verkiezingsprogramma’s en ben er uit!

Terug naar de Start!-krant en zijn huurwoningen.
    De klanken ui, uu, en ng zijn voor velen een probleem om uit te spreken. De wil om het goed te zeggen gelukkig groter. Zo oefenen we lustig verder. Zie je me al zitten met getuite lippen?
    Hoeveel tuit ook, een huurwoning blijft een hoerwoning. Dan niet mogen lachen? Vergeet het! De lezer nam het me gelukkig niet kwalijk. We kennen elkaar inmiddels wat langer en hebben wel vaker lol. We lopen vaak samen richting huis en kletsen ronduit. Of eigenlijk kletst hij, ik luister en verbeter waar nodig.

Eén keertje spraken we over de zalige koffie van Barista.
    ‘Weet je wat daar echt lekker is?’, zei hij enthousiast.
    ‘De kokoscappuccino!’
    ‘Nee, de spinazie.’
    ‘Wacht even, spinazie? Zeker in een salade of zo?’
    ‘Nee, in de koffie.’
    ‘Als in spinaziekoffie?’
    ‘Het is lekker!’
    ’Daar geloof ik niets van.’
    ‘Volgende keer gaan we het proeven.’

Zo lopen we een week later naar Barista. Een Marokkaanse loopt een eindje mee. Jammer genoeg kan ze niet mee proeven. Ze moet haar dochter ophalen, maar vraagt me vooral de volgende keer te vertellen wat spinaziekoffie is.

Even later zit ik aan een tafeltje met mijn spinaziegast en komt de bediende onze wensen opnemen:
    ‘Wat mag het zijn?’
    ‘Een spinazie.’ Ik wacht in stilte af.
    ‘Oké, een spinazie.’ Vervolgens vraagt de medewerker naar mijn wens.
    ‘Ik wens te weten wat hij bedoelt.’
    ‘Hij bedoelt deze smoothie.’ De menukaart wordt onder mijn neus geopend en ik zie een groen drankje.
    ‘Ik wist het!’
    ‘Wat wist u?’
    ‘Ik wist dat er niet één spinazieblaadje in jullie koffie zit! Lekker, doe mij ook maar zo’n smoothie.
Ik word er toch niet groen van?’
    ‘Geen idee, ik heb het nooit gedronken.’
    ‘Wat is een smoothie?’, vraagt mijn tafelgezel.

Een week later vraagt de vrouw die mee was gelopen hetzelfde:
    ‘Wat was nou die spinazie?’
    ‘Een Smoothie.’
    ‘Wat is dat?’, zegt ze en klappert met haar oren.
    ‘Ik zal het even opschrijven.’ Vervolgens hebben we het tijdens de taalles over wat een Smoothie is. Dat is nog eens een actualiteit!’








vrijdag 9 maart 2018

Ik kan dit!



    ‘Mam, wat is jouw onderbroek maat?’
    ‘Ook goede morgen!’ Ik verslik me in mijn thee. Het is vroeg, mijn haar staat in de out-of-bed-modus en dan deze vraag. ‘Ik draag geen onderbroeken,’ mok ik. ‘Het klinkt alsof ik tenten draag. Ik draag slipjes.’
    ‘Ja mam, to much detail. Wat is je maat?’
    That’s the question. Kijk!’ Ik schuif mijn stoel naar achteren, ga staan en wiebel met mijn bips (klinkt slanker dan achterwerk). ‘Dit is nou een maatje 38 slash M.’

Een dag later klinkt:
    ‘Mama, wanneer begon jij met bloggen?’ Zo klinken hier de laatste tijd meer vragen. Oh wacht, er komen wat feestdagen aan: onze trouwdag en mijn verjaardag - 1 april. Dochterlief bekokstooft iets, kijk wat op haar deur geplakt staat.
    ‘Ik blog sinds 9 maart 2011.’

Ineens ben ik klaarwakker! Dat is vandaag zeven jaar geleden.
    Zeven jaar lachen en gieren. Bedoeld voor jou, maar misschien lach ik het hardst. Tenslotte doorleef, beschrijf, herbeleef en verbeter ik elk verhaal.

Soms was het brullen; dan bleef ik blogloos. Hoe dat falen voelt, leg ik niet meer uit, het wordt niet begrepen. Voor mij schieten woorden tekort; als in onbeschrijflijk. Wees blij dat mijn gechagrijn dan niet in jouw huis heerst, want het is intens heftig. Bovenal zielig voor Marcel.

Wat ik wel kan beschrijven is het proces - de weg - die ik afleg naar een blog. Heb ik dat als eens gedeeld?

Waar zeven jaar geleden mijn kinderen, toen 12 en 9 jaar, de inspiratie op een presenteerblaadje aanboden, gaan zij nu hun eigen weg. Daarmee nemen ze veel inspiratie mee. Ik kan er niet meer bij, waardoor ik mijn verhalen in andere richtingen ontdek. Op nieuwe paden en onverwachte plekken. Het is bijzonder grappig om te ontdekken dat inspiratie steeds vaker verder weg ontstaat.
    Zo heb ik nu vier verhalen ronddobberen in mijn bovenkamer. Ze ontstonden buitenshuis en wachten op hun tijd, aandacht en internetplekje.

Eenmaal klaar om te schrijven, schud ik de ruwe versie binnen dertig minuten uit mijn mouw. Met gemak typ ik ruim 1000 woorden van me af. Veel te veel, daarom volgt het echte werk.
    Dat begint met vragen als: Wat wil ik werkelijk vertellen? Wat is belangrijk? Hoe wordt alles smeuïger? Waar kan ik spelen met woorden? Wordt de grap begrepen? Zo krijgt madam Innerlijke Criticus haar podium; de veeleisende bitch. Als ik haar had laten overstemmen zou ik een kleine zeven jaar geleden het bloggen hebben opgegeven. Gelukkig ben ik de eigenwijste en snoer haar mindset. Ik ben dan wel zo’n twee uur verder.

Wat volgt is de lange check op fouten. Drie of vier keer de hele tekst lezen en elke ronde verandert er iets, waardoor ik weer moet herlezen.
    Om na het uploaden een dag later nog een fout te ontwaren. Aaaaarrrrggghhhh! Meld het alsjeblieft, lieve lezer, als je een fout ziet.

Om na zeven jaar bloggen, werkelijk te vallen voor iemand die enorm goed is. Mijn grote held, ik zijn grootste fan. Ik heb het over Sjors Mulder. Ik zit wekelijks klaar voor zijn column. Hij komt binnen met een diepgang en eerlijkheid waar ik jaloers op ben en elke keer in precies 800 woorden. Over een kunstje gesproken.

Lezers van mijn eerste uur, weten dat ik begon met de eis van 600 woorden. Ik schoof die snel van mijn scherm en schroefde het op. Dit vooral op verzoek van een paar fans die mijn blogs nooit lang genoeg vinden. Nu raak ik steeds vaker 700 – 800 woorden.
    Is daar Sjors, eigenlijk Daniel Boissevain. In mijn volksmond Daniel Boursin, dat onthoud ik beter. Hij is columnist in de serie ZOMER IN ZEELAND en raakt me door stukken voor te lezen. Dat is pas gaaf. Zal ik dat ook doen?

One thing at a time. Eerst te gaan voor 800 woorden, iedere blog. Met steeds één oog gericht op de teller spelen met woorden tot ik uit kom op 800. Soms door wat meer peper, dan weer wat meer opblazen, vervolgens wat waarheid  verdraaien. Ja dat doe ik af en toe, terwijl de basis echt is. Wat pit en fleur toevoegen maakt elk verhaal mooier.
    Ik geniet van mijn schrijversvrijheid om tot 800 woorden te komen.

Hoor ik iemand zeggen:
    ‘Wat doe je jezelf aan. De plicht tot elke week een blog is toch al heel wat. En dan nu deze belachelijke eis.’
    Zeg ik:
    ‘Ja, het is een uitdaging, maar ik heb er zo’n zin in. Het houdt dit leuk voor mij. Ik geloof in mij, ik kan dit.'
    Dit noem ik mijn schrijversliefde, spelen met woorden en zinnen en mezelf vervolgens zo erg verliezen in het schrijven dat ik vergeet om Celine wakker te maken! Dat gebeurde deze week.

Zo zie je: niet voor mij, maar voor mijn gezin is het zwaar. Ik vergeet hullie!




zaterdag 3 maart 2018

Haast

Even snel boodschappen doen is er niet bij met madam Ireen. Ik plan er zelfs extra tijd voor in. Er gebeurt van alles rondom mijn karretje, let maar op, ik rol met gemak van het een in het ander.

Het begint op de groenteafdeling van de Albert Heijn. Daar tref ik de groenteman.
   ‘Goedemorgen…’ ik kijk vluchtig op het klokje in de rechterhoek van mijn Samsung en vervolg met ‘middag. Goed weekend gehad?’
   Uiteraard volgt zijn antwoord, gevolgd door een langer of korter babbeltje. Dat hangt af van een collega-klant die een vermiste banaan aangeeft of een vraag stelt over één of andere vitaminebom. Al goed, ik ken mijn plek, weet mijn taak: boodschappen doen.
   ‘Tot gauw!’ Zwaai zwaai.

Een ‘goedemiddag’ klinkt hier; ‘weer beter?’ klinkt daar en ondertussen werk ik mijn karretje halfvol. Om te eindigen bij mijn favoriet op het zelfscanplein. Vaak maakt ze een opmerking waardoor ik weet: ze las mijn blog! Gevolgd door een kort babbeltje, deze keer heel interessant: ze wordt oma. Ze straalt nu al.

Niet veel later loop ik door de hal richting uitgang. Zie daar de Straatnieuwsverkoper staan en schrik! Hij wil nog wel eens de inhoud van mijn karretje checken. Hij is van het gezonde en eist dat ook van mij. Na jarenlange babbels weet hij dat ik chronisch pijn heb en probeert mij naar Eilat te krijgen. Hij ziet me dobberen in zoutwater en genieten van de zon op mijn huid. Ik zie dat ook wel voor me. Op mijn vraag:
   ‘Betaal jij de ticket?’ Kijkt hij of Eilat een idee was van de Bruna-medewerker.

Soms toont hij een zorgelijke blik en vraagt me:
   ‘Gaat het wel goed met je?’
   ‘Nou nee, ik heb enorm slecht geslapen, ik ben zó moe.’ Ik verwacht dan begrip en een bemoedigende boks.
   ‘Hoe oud ben jij?’
   ‘Dat weet je toch, ik ben 25!’ Zou hij me geloven?
   ‘Dan kan jij niet moe zijn, alleen mensen van 80 zijn moe.’

Nu staat hij daar en loop ik hier met mijn karretje. Ik kijk snel even wat bovenop in het winkelwagentje ligt. Oeps, een Hazelnootschuimtaartje. Als hij die ziet, wacht mij een donderpreek van hoe slecht dat is voor mijn lijn. Ik moet ‘m snel verdoezelen!
   Ik pak een pizza (die van het diepvries soort) en werp die snel bovenop de taart om te bedenken dat de ongezondheid uit mijn karretje prijkt. Blijft alleen deze mogelijkheid over: zelf voor het karretje te springen, zodat meneer niet in het karretje kán kijken!
   Zie mij, terwijl het karretje langzaam verder rolt, ineens voluit voor het karretje jumpen! Met een smile van ik-doe-dit-altijd-hoor beland ik bij eerdergenoemde.
   Niets van dit alles ging aan hem voorbijgegaan. Hij moet zo lachen dat hij mijn karretjesinhoud vergeet te checken.

Dan volgt een praatje over de laatste sportieve acties. Hij is trots dat ik elke dag wandel. Mits het wel vijf kilometer per uur is en niet minder dan zeven kilometer per dag. Veeleisend mannetje hoor, blij dat hij mijn vader niet is!
   Op zijn vraag waarom ik niet fitness of tennis, weet ik de juiste smoezen en loop even later richting uitgang. Het was weer reuze gezellig dit boodschappen doen, op naar huis nu.

Hoor ik ineens geschreeuw en kijk rechts over mijn schouder. Daar komt het geluid tenslotte vandaan. In mijn geval klinkt al het geluid van rechts. Dat is het gevolg van een kapot linker oor.
   Rechts van mij zie ik niets geks. Daarom kijk ik vooral even links.

Daar staat Peter te zwaaien. Ik kijk opnieuw om me heen. Er zwaait niemand terug.
   ‘Je zwaait naar mij!’
   ‘Ja, naar wie anders?’
   ‘Naar de mevrouwen in het reisbureau misschien? Tenslotte sta ik tussen jou en het reisbureau in.’ Het zou echter Peter niet zijn als dit gesprek niet een totaal andere wending krijgt.

Ineens kijkt hij me boos aan.
   ‘Waarom negeerde je mij?’
   ‘Negeren? Ik was gewoon in gedachten.’
   ‘Dat je maar weet dat het meer leek op dagdromen. Over wie droom jij?’
   ‘Omdat jij het zo graag wilt weten…’
   ‘Wacht jij eens even dammetje? Ik ben toch zeker de enige man in jouw leven?’ Oh men, hoe klets ik me hier nou weer uit? Ik moet altijd weer smoezen verzinnen.

Ik rij met mijn karretje dichterbij Peter, laat die los en loop er omheen tot ik tegenover Peter sta.
   ‘Maar Peter, jij bent natuurlijk de enige man in mijn leven,’ ik draai me om en bump zowat tegen zijn baas, Renee. Als we het over blikken gaan hebben! Die had hij in zijn ogen, die van het verbaasde.
   ‘En ik dan?’
   ‘Wacht, ho, niet zo snel mannen. Ik was nog helemaal niet uitgepraat! Peter is de enige man in mijn leven die mij zó enorm blij kan maken met een pond kipgehakt! Kan ik die nou eindelijk krijgen?’