zaterdag 3 maart 2018

Haast

Even snel boodschappen doen is er niet bij met madam Ireen. Ik plan er zelfs extra tijd voor in. Er gebeurt van alles rondom mijn karretje, let maar op, ik rol met gemak van het een in het ander.

Het begint op de groenteafdeling van de Albert Heijn. Daar tref ik de groenteman.
   ‘Goedemorgen…’ ik kijk vluchtig op het klokje in de rechterhoek van mijn Samsung en vervolg met ‘middag. Goed weekend gehad?’
   Uiteraard volgt zijn antwoord, gevolgd door een langer of korter babbeltje. Dat hangt af van een collega-klant die een vermiste banaan aangeeft of een vraag stelt over één of andere vitaminebom. Al goed, ik ken mijn plek, weet mijn taak: boodschappen doen.
   ‘Tot gauw!’ Zwaai zwaai.

Een ‘goedemiddag’ klinkt hier; ‘weer beter?’ klinkt daar en ondertussen werk ik mijn karretje halfvol. Om te eindigen bij mijn favoriet op het zelfscanplein. Vaak maakt ze een opmerking waardoor ik weet: ze las mijn blog! Gevolgd door een kort babbeltje, deze keer heel interessant: ze wordt oma. Ze straalt nu al.

Niet veel later loop ik door de hal richting uitgang. Zie daar de Straatnieuwsverkoper staan en schrik! Hij wil nog wel eens de inhoud van mijn karretje checken. Hij is van het gezonde en eist dat ook van mij. Na jarenlange babbels weet hij dat ik chronisch pijn heb en probeert mij naar Eilat te krijgen. Hij ziet me dobberen in zoutwater en genieten van de zon op mijn huid. Ik zie dat ook wel voor me. Op mijn vraag:
   ‘Betaal jij de ticket?’ Kijkt hij of Eilat een idee was van de Bruna-medewerker.

Soms toont hij een zorgelijke blik en vraagt me:
   ‘Gaat het wel goed met je?’
   ‘Nou nee, ik heb enorm slecht geslapen, ik ben zó moe.’ Ik verwacht dan begrip en een bemoedigende boks.
   ‘Hoe oud ben jij?’
   ‘Dat weet je toch, ik ben 25!’ Zou hij me geloven?
   ‘Dan kan jij niet moe zijn, alleen mensen van 80 zijn moe.’

Nu staat hij daar en loop ik hier met mijn karretje. Ik kijk snel even wat bovenop in het winkelwagentje ligt. Oeps, een Hazelnootschuimtaartje. Als hij die ziet, wacht mij een donderpreek van hoe slecht dat is voor mijn lijn. Ik moet ‘m snel verdoezelen!
   Ik pak een pizza (die van het diepvries soort) en werp die snel bovenop de taart om te bedenken dat de ongezondheid uit mijn karretje prijkt. Blijft alleen deze mogelijkheid over: zelf voor het karretje te springen, zodat meneer niet in het karretje kán kijken!
   Zie mij, terwijl het karretje langzaam verder rolt, ineens voluit voor het karretje jumpen! Met een smile van ik-doe-dit-altijd-hoor beland ik bij eerdergenoemde.
   Niets van dit alles ging aan hem voorbijgegaan. Hij moet zo lachen dat hij mijn karretjesinhoud vergeet te checken.

Dan volgt een praatje over de laatste sportieve acties. Hij is trots dat ik elke dag wandel. Mits het wel vijf kilometer per uur is en niet minder dan zeven kilometer per dag. Veeleisend mannetje hoor, blij dat hij mijn vader niet is!
   Op zijn vraag waarom ik niet fitness of tennis, weet ik de juiste smoezen en loop even later richting uitgang. Het was weer reuze gezellig dit boodschappen doen, op naar huis nu.

Hoor ik ineens geschreeuw en kijk rechts over mijn schouder. Daar komt het geluid tenslotte vandaan. In mijn geval klinkt al het geluid van rechts. Dat is het gevolg van een kapot linker oor.
   Rechts van mij zie ik niets geks. Daarom kijk ik vooral even links.

Daar staat Peter te zwaaien. Ik kijk opnieuw om me heen. Er zwaait niemand terug.
   ‘Je zwaait naar mij!’
   ‘Ja, naar wie anders?’
   ‘Naar de mevrouwen in het reisbureau misschien? Tenslotte sta ik tussen jou en het reisbureau in.’ Het zou echter Peter niet zijn als dit gesprek niet een totaal andere wending krijgt.

Ineens kijkt hij me boos aan.
   ‘Waarom negeerde je mij?’
   ‘Negeren? Ik was gewoon in gedachten.’
   ‘Dat je maar weet dat het meer leek op dagdromen. Over wie droom jij?’
   ‘Omdat jij het zo graag wilt weten…’
   ‘Wacht jij eens even dammetje? Ik ben toch zeker de enige man in jouw leven?’ Oh men, hoe klets ik me hier nou weer uit? Ik moet altijd weer smoezen verzinnen.

Ik rij met mijn karretje dichterbij Peter, laat die los en loop er omheen tot ik tegenover Peter sta.
   ‘Maar Peter, jij bent natuurlijk de enige man in mijn leven,’ ik draai me om en bump zowat tegen zijn baas, Renee. Als we het over blikken gaan hebben! Die had hij in zijn ogen, die van het verbaasde.
   ‘En ik dan?’
   ‘Wacht, ho, niet zo snel mannen. Ik was nog helemaal niet uitgepraat! Peter is de enige man in mijn leven die mij zó enorm blij kan maken met een pond kipgehakt! Kan ik die nou eindelijk krijgen?’