maandag 24 februari 2014

Even voorstellen



Voordat je jezelf verliest in de hoofdpersonen in dit boek, stel ik ze aan je voor.

Mag ik applaus voor de oudste hoofdrolspeler: Marcel, mijn allerliefste echtgenoot.
    Hij legt vooral de nadruk op de eisen waarmee ik rekening moet houden bij het schrijven van dit boek. Allereerst mag ik niet de nadruk leggen op het woord kaal. Hij snurkt niet en wil vooral niet voor gek worden gezet. Alsof ik hem als pispaal zou willen gebruiken. Hoe komt hij erbij?!
    Hij moet te allen tijde beschreven worden als de perfecte echtgenoot, die regelmatig een bloemetje meeneemt, de deur altijd voor me openhoudt, mijn jas aangeeft, mij altijd voor laat gaan en de stoel onder me aanschuift. Dat betekent dat dit boek één groot leugen wordt, want eigenlijk is maar één van al zijn galante daden waar. Tenslotte is één keer per jaar regelmatig.
    Natuurlijk denkt hij aan geld. Daarom moet ik hierbij vastleggen dat hij de helft van de opbrengsten van dit boek krijgt. Vandaar ook zijn handtekening even verderop. Ik zeg verder maar niet dat ik denk dat dit boek hem juist geld gaat kosten, want wat hebben wij ineens een leuk verjaardagscadeau voor iedereen!
     ‘Was dat je laatste eis, schat?’, vraag ik met mijn ogen gericht op het beeldscherm voor me. Vanaf de andere bank klinkt een afwezig ge-hum, wat ik als een ‘ja’ beschouw.
    Als ik alles goed en wel beschreven heb, herhaal ik hardop zijn eisen om zijn goedkeuring te vragen. Het blijft verdacht stil op de andere bank. Natuurlijk, ik had het kunnen weten. Hij languit op de bank en dan lezen? Het scherm van zijn e-reader is erg zwart. Hoor hem snurk… ik bedoel zwaar ademen. Dat had ik natuurlijk nooit mogen opschrijven. Snel verder voordat ik moet gaan rectificeren.

Hoor je ook ineens hoefgetrappel?
    Dat is natuurlijk onze dochter. Ze is ons oudste kind en heet Celine, maar luistert ook naar koosnamen als gekkie, meiske, meis, madammeke en chickie. Oh nee, zij noemt mij chickie.
    Het liefst komt ze aangegaloppeerd op een van haar stokpaarden. Alhoewel dat niet meer kan, want die zijn onlangs verhuisd naar een stal achter het schot op zolder. Ze was het erover eens dat haar rijdieren de kamer uit mochten. Zou het aan de leeftijd liggen? Hoe dan ook, opluchting hier, dat kan ik je wel vertellen. 
    Veel eisen heeft deze amazone niet, behalve dat ze vooral als de clown bekend wil worden. Ze vindt dus eigenlijk alles best, maar vooral: hoe gekker hoe beter. Ik wens haar dan ook veel succes, want zij mag zorgen voor wat goeie grappen die mij inspireren. Het is namelijk niet altijd ‘halleluja’ en ‘amen’ in dit huis. Had ik al verteld dat ze puber is?
    Meer nog hoopt ze beroemd te worden. Of dat over mijn of haar eigen rug zal gaan? Dat moet de tijd leren. Ze heeft genoeg kwaliteiten. Voor het geval het zo ver komt, ook van haar alvast een handtekening.

Marcel wordt wakker geschud door tromgeroffel.
    Onze benjamin laat natuurlijk luid en duidelijk van zich horen terwijl hij los gaat op zijn drumstel. Hoor onze little drummerboy, die eigenlijk niet meer zo little is.
    Hij wil de grote onbekende blijven. Daarom voor hem een username bedacht… Uhm… Waar heb ik ‘m nou opgeslagen? Waar is de knop ‘wachtwoord vergeten’? Dat zegt tegelijkertijd alles over deze knul. Hij vergeet zelf erg snel zijn wachtwoorden en gebruikt die knop regelmatig. Soms ziet hij mij als zijn ‘wachtwoord vergeten’-knop, maar hé, ik onthoud ook niet alles!
    Om zijn naam toch vooral niet steeds te vergeten, noem ik hem maar Benjamin. Hij ís tenslotte de benjamin, dat zei ik toch al?
    Hij is mijn meest kritische hoofdpersoon. Ik huiver steeds weer als ik zijn toestemming moet vragen voor het delen van een schrijfsel. Niet over hem schrijven zou daarom gemakkelijker zijn. Alleen kan hij wel eens de grootste clown zijn, dus moet ik wel over hem schrijven. Onthoud daarom: Benjamin is het pseudoniem voor onze jongste zoon. Daar is akkoord op gegeven. Applaus voor Benjamin!
    Op zijn handtekening wordt nog even geoefend. 

Last but not least kom ik, de auteur
    Ik prijs me gelukkig als hun vrouw en moeder. Deze lieverdjes met wie ik leef vormen ons verhaal. Aan mij de eer om dat verhaal te schrijven. Wauw!

Typisch...

 

zondag 23 februari 2014

Privacy



Oud nieuws: Whatsapp was uit de lucht.
   Koud overgenomen door Facebook, voor een astronomisch hoog bedrag, valt het wel erg op dat het nu plat lag. Het gemopper op Facebook was al niet van de lucht, want oh, onze privacy gaat naar de knoppen en wat nu als Whatsapp het ook nog begeeft?

Even naar onze heilige privacy. We zitten met z’n velen op Whatsapp, Linkedin, Twitter, Facebook en nog evenzoveel meer. Dan zijn we ook nog via tig apps te volgen. Waar dacht je dat onze privacy ligt? Ik weet niet hoor, privacy willen en dan met de computer of telefoon op internet? Vergeet je privacy, die is naar de knoppen.

Ik troost me, hier op mijn plekje www.irenevanvalen.nl. Hier is mijn privacy. Ik ben graag op mijn privé plekje. Heerlijk ‘anoniem’ ga ik hier mijn gang. Niemand die me hier leert kennen! Hoor je mij klagen dat mijn privacy wordt geschonden? Als dat al gebeurt doe ik dat lekker zelf, kan ik alleen mezelf voor de kop slaan.
   Jij smult er ondertussen van. Snoeperd!

Ik heb trouwens wel net bedacht dat www.irenevanvalen.nl niet verkocht wordt voor minder dan
 €14.000.000.001,-. Zo durf ik garanderen dat deze site in handen blijft van mij, want wie legt dat nou neer voor dit kleine plekje?
   Zo vier ik een feestje. Wacht ik pak even een toetertje uit de kast en blaas wat ballonnen op.

Marcel kijkt me bevreemd aan als ik uit de kast kom met een feestmuts op. Ik vertel triomfantelijk van mijn belofte eigenaar te blijven van dit plekje en dat we daar op gaan toosten.
   Verschijnt er plotseling een duivels glimlachje om zijn mond en een blinkende tand schittert in het licht van de lamp boven hem. Ik val stil.
   ‘Je zit gewoon glashard te liegen’, zegt ie.
   ‘Hoezo? Je leest toch dat er achter de www irenevanvalen staat? Wie is dat? Dat ben ik!’
   Oké, het is niet mijn echte naam maar hé, dat is voor mijn privacy. Daarbij heb ik toestemming gekregen van meneer hemzelf om zijn naam te mogen gebruiken. Dat is dus trouwen in gemeenschap van naam. Trouwens, what’s in a name?
   Zoals ook mijn man beaamt, als hij zegt: ‘Laat die naam nou maar. Zelfs ik beheer deze domeinnaam niet.’
   ‘Wat? Wie dan wel? Je hebt er toch wel veel geld voor gekregen?’
   Ik word werkelijk bang, want wie steekt zijn neus dan in mijn website? Wie schendt mijn privacy? Dan hoor ik dat RitsRatsreklame BV naamseigenaar is en kijkt mijn manneke akelig triomfantelijk. Oh ja, we hebben de zaak ook nog.

Huiverig vraag ik wat mijn webnaam waard is in de ogen van meneer RitsRats. Zegt hij kraakhelder:
   ‘Ik verkoop het voor niet minder dan € 2300,-‘,  en kijkt er bij alsof het al verkocht is.

In dat geval stop ik direct met blogs schrijven. Is eigenlijk sowieso niet zo’n gek idee. Ik moet me richten op een boek die uit gaat komen op 2 mei. Jawel, de deal is gesloten ik heb werk te doen. Veel werk. Leuk werk! Blogs schrijven voor mijn boek.Dat is pas privacy op straat.

Ben ik toch vooral benieuwd wat mijn privacy waard wordt.

zondag 16 februari 2014

Eitje



De verleiding is groot. Ze voorbijlopen haast ondoenlijk. Maar ik laat me niet verleiden!
   Ik zie de blikken al op mijn gegroeide buik en billen. De weegschaal waarmee ik vervolgens op voet van oorlog sta en de spijkerbroek die te strak zit met de riem die een gaatje losser moet. Volumineus, dat wordt mijn toekomst als ik me nu laat verleiden.
   Beter is te bewijzen sterk en krachtig te zijn!

Zo spreek ik mezelf twee keer per week toe vóór ik de Albert Heijn betreed, want ik mag niet vallen voor de Praline crunch eitjes. Dat zijn de aller-aller-aller-lekkerste paaseitjes. Ze kijken me elke week smachtend
aan, of kijk ik hen smachtend aan? Verleiden zij mij nou, of ik hen?
   Ik weet de zacht bitter zoete smaak die zich in mijn mond verspreid en als ik zachtjes bijt, knispert het subtiel tussen de tanden, de sensatie is compleet. Even de ogen dicht en intens genieten, dromen.
   Want ik trotseer ze al een aantal weken en kijk steevast de andere kant op. Daar liggen ontbijtkoek,  beschuit en creamcrackers. Ook lekker, maar vooral minder aantrekkelijk. Wegkijken is een eitje!

Tot ik vanochtend aan tafel vertelde dat ze weer te koop zijn. Zwijmelend, kwijlend en piepend smeekten mijn gezinsleden me of ik ze niet toch morgen wil kopen? Mijn uitleg waarom niet, zelfbehoud dus, wordt door hen geaccepteerd. Ze zien mijn onvermurwbaarheid, maar kijken er wel intens zielig bij.
   ‘Oké,’zeg ik uit medelijden, ‘je mag ze lekker zelf gaan kopen. Maar neem ze mee naar school of werk, als ik ze maar niet zie.’
   Ze twinkelen als sterren.

Wat ik dan voor me zie is Marcel. Hij als boodschappenhater, stuurt zijn moeder er op af om de grootste zak te zoeken die er bestaat. Daar is zij nog enorm goed in ook. Hij komt die dan later in de week ophalen en neemt die mee naar het werk. Natuurlijk onderweg al snoepend. Hij is vast enorm gek op zijn moeder.
   Als ik dan zaterdags in de auto stap klinkt hij opgetogen: ‘Vind je de auto niet netjes gezogen?’
   ‘Ja, inderdaad, je hebt zeker een rustige week gehad.’
   ‘Nou, de auto lag vol met papiertjes van ei… ‘, hij houdt zich ineens in.
   ‘IJsjes? Heb je ijsjes gegeten dan? Vind je het daar niet te koud voor?’ Hij en ijs eten in de winter?!

Of de kinderen zelf eitjes zullen kopen? Daar gunnen zij zich vast geen tijd voor, want ze zouden eens minder tijd doorbrengen op MineCraft of minder lang kunnen chatten. Zo belangrijk zullen die eitjes vast niet zijn.
    Zo wel, dan zouden ze vast overwegen ze thuis te verstoppen. Want op school moeten ze natuurlijk delen en ze zijn al zo duur gekocht.
   Juist als ik dan de kast opentrekt om de net gevouwen kleren erin te leggen komen er honderden paaseitjes mij tegemoet. Ik rol de kamer uit en beland onderaan de trap tussen de schoenen. Valt nog even een schoen op mijn kop, waar weer drie eitjes uit rollen. Wil ik me ophijsen aan de jas, voel ik zes eitjes in de jaszak. Steun ik op de schooltas waar ik gelijk maar de broodtrommel uit opdiep, vind ik ook daar vier eitjes. Ik ben wat duizelig van de val en besluit op bed te gaan liggen,  voel ik vijf eitjes onder het kussen van Marcel.
   Ik kan niet anders dan gillen. Ik wilde géén eitjes, maar wordt erdoor bedolven.
   ‘Is er ook een plek in dit huis waar ik geen eitjes vind?’

Dat moet de huiskamer zijn.
   Juist als ik de deur open doe, zie ik Marcel de prullenbak met moeite dicht doen en wat verschrikt naar de bank terug lopen. Wil ik weten waarom hij zich zo onzeker gedraagt?
   Nee! Ik wil maar één ding: alle verzamelde eitjes in de prullenbak gooien. Met dat ik de vuilnisbakknop opendruk lijkt het of er een bom ontploft. Miljoenen papiertjes vliegen de lucht in. Met mij in het midden, dwarrelen ze sierlijk naar beneden. Een regen van kleur en schittering omgeeft me, ik word er bijna blij van.
   Ik vang een paar papiertjes. Het blijken aluminium papiertjes in rood, blauw en geel. Hier en daar zit een paars papiertje tussen, versierd met blauwe konijnen en oranje kippetjes.
   ‘Marcel!!!!! Waar heb je die AH Delicate praline eitjes melk/crunch verstopt?’
   ‘Die zijn op! Je zocht toch een plek waar géén eitjes te vinden zijn?!’


zaterdag 8 februari 2014

Linker sok


Per twee doe je ze aan, loopt er de hele dag op rond, trekt ze ’s avonds weer uit en werpt ze met een mooie boog, hupsakee de wasmand in, om ze goedgelovig als je bent, weer per twee in de la terug te vinden: schoon en fris als Robijntje.

Hoor ik daar een ‘dank je wel, mama, dat je steeds weer mijn sokken wast en vouwt.’? Niet dus, eerder een diepe zucht en gestommel naar zolder: ‘Mama, waar liggen mijn sokken?’ Ik prop ter plekke een paar sokken strak in elkaar en smijt die met een strakke pass naar de kop van deze zeurpiet.
   ‘Mama is nog niet toegekomen aan de drie wasmanden vol wasgoed. Zoek het maar uit.’ Ondertussen bedenk ik dat ik iets verkeerd doe. De was moet niet langer het sluitstuk of uitstelstuk van de dag worden. Ik moet het verheffen tot beginstuk. 
   Wat een vreselijk idee.
 
Sokken werden ook het onderwerp van een telefoongesprek met mijn neef. Gaandeweg ons gesprek vroeg hij: ‘Hoe komt het toch dat er regelmatig één sok achterblijft en de ander nooit meer tevoorschijn komt?’
   ‘De wasmachine eet er af en toe eentje op, dat weet jij toch ook?!’ zei ik zelfvoldaan en -verzekerd. Even bleef het stil. Zo’n stilte waarbij ik voelde dat de ander bedacht of ik werkelijk gek ben, wat ik natuurlijk niet ben, of dat ik misschien wel gelijk had.
   ‘Hoezo?’ klinkt dan ook zijn vraag.
   ‘Wat denk je zelf? Dat apparaat draait maar rondjes, met enige beloning verzuipen en stikken, dan weer in poeder dan weer in vloeibare wasmiddelen, die hij helemaal niet lust. Mag hij af en toe even snoepen van wat vast voedsel? Zodoende slurpt ie een sok weg. Zou ik ook doen als ik wasmachine was.’
   Opnieuw stilte aan de andere kant van de lijn.

Nu laat ik het aantal vermiste sokken niet oplopen boven de tien, maar blijken er mensen die een boodschappentas vol hebben. Je zou toch zeggen dat daar een aantal paar in terug te vinden moet zijn. Ik zeg er verder niets over tegen dochterliefje, want prop zo’n sok vol met vulling. Bedenk er twee oren bij, die recht op de kop, ehm, hoofd staan en steek er aan de onderkant een stok in. Wat heb je dan? Een stokpaard! Dat zouden dan de 8ste, 9de en nee, nee, nee. Celine mag er niets van horen. Ik kan geen stokpaard meer zien. De stal is vol.

'Een beter plan is', zo vertelde ik mijn neef: ‘Ga verhuizen.’
   Zijn reactie sprak wederom boekdelen, alsof hij nu zeker wist dat tante Irene gestoord is.
   ‘Verhuizen? Waarom?’
   ‘Wel, als je verhuist gaat alles door je handen, de verhuisdoos in. Ik wil wedden dat de sokken die meneer wasautomaat niet op at, weer gevonden worden. Nu ik er zo over nadenk, bedenk ik ineens dat je dan zorgt voor een extra waskamer. Of eigenlijk kleding kamer. In die kamer staan wasmachine,  -droger en -rek.  Afspraak wordt: alleen in die kamer mag je kleding aan of uit doen. Nergens anders in huis. Mocht je onverhoopt een sok, slipje, das of broek kwijt zijn, weet je één ding zeker: het ligt in die kamer. Probleem opgelost.’

Ik overtuigde meneer niet, hij blijft waar hij woont en gaat waarschijnlijk de sokken weggooien.

Ik denk verder over die kledingkamer. Daarin zou ik de schone was (links in de kamer) scheiden van  de vieze was (rechts in de kamer). Vouwen doe ik mooi niet meer. Alle was hangt aan de lijn, zit in de droger of in een wasmand te wachten tot het weer aangetrokken wordt. Ik bedoel maar, waarom steeds maar weer strijken, vrouwen en opbergen als je een paar dagen later weer overnieuw kan beginnen. Over monnikenwerk gesproken.

Mijn neef kon ik niet overtuigen, mijzelf wel.
Ik ga al mijn sokken weer vinden… Jaaaaa!!!!
Ik ga verhuizen.