“Ik? Verhuizen? Echt niet!”
Zo klonk ik stellig
op eerste kerstdag en geloofde vooral in mezelf. Eerlijk is eerlijk, één
kamertje meer is mijn kleine droom. Een
kamer zonder djembé, pianokruk en crosstrainer die opzij moeten gezet om te
schilderen. Een kamer waar mijn schrijfsels gewoon kunnen blijven liggen in plaats
van steeds maar opgeruimd, omdat de keukentafel nodig is voor de volgende
maaltijd.
Ik klaag niet hoor. Ik heb met alle moederliefde in mij mijn
plekje opgegeven voor een concertzaal met podium, waarin een piano, drumstel en
meer ingrediënten luidkeels klinken. Doch nu ook coulissen en theatergordijnen
aanwezig zijn en mijn schildersezel verheven is tot gordijnsteun, zinkt de
moed me in de sloffen. Schilderen in deze woestenij? Het lonkt niet meer.
Echter verhuizen
voor één kamer meer is mij te veel. Ik wacht liever tot de kids het huis uit
zijn.
Of ik val als een blok voor een huis, dan wel als een huizenblok.
Laat dat nou
gebeuren zeg. Drie weken na mijn eerder genoemde uitspraak, fiets ik door een
straat en zie een bordje ‘te koop’. Ik fiets even rond deze woning en vind het
met de seconde mooier. Thuis neem ik een intern kijkje op funda.nl. Wat een
paar dagen later resulteert in een bezichtiging.
Ik was ondertussen head over
heels verliefd. Het bestaat, verliefd worden op een huis en was al haast aan
het inpakken. Het was tenslotte bijna in ons bezit. Bijna, als in zowat,
vrijwel en dus niet helemaal.
De waarheid is: helemaal niet! Daarom
nu een brief…
Schrijven, als manier om te delen en verwerken.
Geachte bewoners,
1 februari 2014
Via deze weg wil ik u niet feliciteren met uw aankoop! Ik kan er alleen
maar vreselijk ongelukkig mee zijn. Pikkedief dat u er bent.
Ik had een droom, zo vredig, zo mooi. Het werd omgeven door een grote glimlach,
een kus van de zon en haar warmte voelde als een deken om mijn schouders.
Zittend aan mijn vlonder, voetjes in koel water, nipte ik van mijn alcohol
vrije cocktail. Kijk die zon eens schijnen!
Vooral dat plekje aan het
water, kijkend naar de overkant met de uitlopende bomen en struiken die
langzaam uit botten, het fris groene gras in de uitloper van het park. Af en
toe bukt daar iemand om de uitwerpselen van haar ongedierte op te rapen,
terwijl Benjamin weer in zijn bootje voorbij komt varen en zwanen achter hem
aan glijden. Alles ingelijst met een gouden randje. Nou ja, eigenlijk past dat
ongedierte er niet bij, maar ja.
Achter me weet ik mijn huis met vier slaapkamers, een ruime theaterzaal,
mijn auto in de garage en een balzaal van een woonkamer. Ik zweef over een wit
marmeren vloer, waarnaast mijn atelier. Kwasten en verf liggen klaar om op het
doek verwerkt te worden tot een volgend kunstwerk.
Ik had deze grote droom.
U prikte er in met één speldenprik
en ‘pats!’ De zoete smaak van mijn mijmeringen werden zuur en bitter en zoute tranen
rolden over mijn wangen.
Wij zouden na een tweede bezichtiging een bod doen. Wij zouden wederom naar
de notaris vertrekken. We hebben daar immers een strippenkaart . Eerst was daar
ons testament, toen volgde een bedrijfspand, nu dit huis en dan… nee, geen
scheiding. Sterker nog, ik luister naar mijn vriendin die me een scheidverbod
op heeft gelegd. Daar zal niemand wat aan verdienen.
Waarom hoor ik dan toch nog de sleutels van mijn luchtkasteel rinkelen in
mijn zak? Ik diep ze op en zie de sleutels van mijn huidige huisje met de kale
tuin en kleine keuken. Vol ongeloof steek ik ze in het slot en beloof al haast,
niet nog een keer te vallen voor een utopie.
Niks genieten aan het water;
niks schilderen in mijn atelier uitkijkend over mijn tuin; niks schrijven bij
de open haard, niks koken in een keuken die twee keer zo groot is als mijn
huidige. Mijn troost? Mijn kleine keuken is toch lekker veel mooier is dan de
uwe. Lekker puh!
Ik had een droom… één week! U nam me mijn droom af. Daarom besluit ik
met:
Ik wens u geen plezier in dat huis.
Met onvriendelijke groet,
Irene
Zo dat lucht op zeg!
En herhaal: “Ik? Verhuizen? Echt niet!” Laat mij maar
dromen.