zondag 16 februari 2014

Eitje



De verleiding is groot. Ze voorbijlopen haast ondoenlijk. Maar ik laat me niet verleiden!
   Ik zie de blikken al op mijn gegroeide buik en billen. De weegschaal waarmee ik vervolgens op voet van oorlog sta en de spijkerbroek die te strak zit met de riem die een gaatje losser moet. Volumineus, dat wordt mijn toekomst als ik me nu laat verleiden.
   Beter is te bewijzen sterk en krachtig te zijn!

Zo spreek ik mezelf twee keer per week toe vóór ik de Albert Heijn betreed, want ik mag niet vallen voor de Praline crunch eitjes. Dat zijn de aller-aller-aller-lekkerste paaseitjes. Ze kijken me elke week smachtend
aan, of kijk ik hen smachtend aan? Verleiden zij mij nou, of ik hen?
   Ik weet de zacht bitter zoete smaak die zich in mijn mond verspreid en als ik zachtjes bijt, knispert het subtiel tussen de tanden, de sensatie is compleet. Even de ogen dicht en intens genieten, dromen.
   Want ik trotseer ze al een aantal weken en kijk steevast de andere kant op. Daar liggen ontbijtkoek,  beschuit en creamcrackers. Ook lekker, maar vooral minder aantrekkelijk. Wegkijken is een eitje!

Tot ik vanochtend aan tafel vertelde dat ze weer te koop zijn. Zwijmelend, kwijlend en piepend smeekten mijn gezinsleden me of ik ze niet toch morgen wil kopen? Mijn uitleg waarom niet, zelfbehoud dus, wordt door hen geaccepteerd. Ze zien mijn onvermurwbaarheid, maar kijken er wel intens zielig bij.
   ‘Oké,’zeg ik uit medelijden, ‘je mag ze lekker zelf gaan kopen. Maar neem ze mee naar school of werk, als ik ze maar niet zie.’
   Ze twinkelen als sterren.

Wat ik dan voor me zie is Marcel. Hij als boodschappenhater, stuurt zijn moeder er op af om de grootste zak te zoeken die er bestaat. Daar is zij nog enorm goed in ook. Hij komt die dan later in de week ophalen en neemt die mee naar het werk. Natuurlijk onderweg al snoepend. Hij is vast enorm gek op zijn moeder.
   Als ik dan zaterdags in de auto stap klinkt hij opgetogen: ‘Vind je de auto niet netjes gezogen?’
   ‘Ja, inderdaad, je hebt zeker een rustige week gehad.’
   ‘Nou, de auto lag vol met papiertjes van ei… ‘, hij houdt zich ineens in.
   ‘IJsjes? Heb je ijsjes gegeten dan? Vind je het daar niet te koud voor?’ Hij en ijs eten in de winter?!

Of de kinderen zelf eitjes zullen kopen? Daar gunnen zij zich vast geen tijd voor, want ze zouden eens minder tijd doorbrengen op MineCraft of minder lang kunnen chatten. Zo belangrijk zullen die eitjes vast niet zijn.
    Zo wel, dan zouden ze vast overwegen ze thuis te verstoppen. Want op school moeten ze natuurlijk delen en ze zijn al zo duur gekocht.
   Juist als ik dan de kast opentrekt om de net gevouwen kleren erin te leggen komen er honderden paaseitjes mij tegemoet. Ik rol de kamer uit en beland onderaan de trap tussen de schoenen. Valt nog even een schoen op mijn kop, waar weer drie eitjes uit rollen. Wil ik me ophijsen aan de jas, voel ik zes eitjes in de jaszak. Steun ik op de schooltas waar ik gelijk maar de broodtrommel uit opdiep, vind ik ook daar vier eitjes. Ik ben wat duizelig van de val en besluit op bed te gaan liggen,  voel ik vijf eitjes onder het kussen van Marcel.
   Ik kan niet anders dan gillen. Ik wilde géén eitjes, maar wordt erdoor bedolven.
   ‘Is er ook een plek in dit huis waar ik geen eitjes vind?’

Dat moet de huiskamer zijn.
   Juist als ik de deur open doe, zie ik Marcel de prullenbak met moeite dicht doen en wat verschrikt naar de bank terug lopen. Wil ik weten waarom hij zich zo onzeker gedraagt?
   Nee! Ik wil maar één ding: alle verzamelde eitjes in de prullenbak gooien. Met dat ik de vuilnisbakknop opendruk lijkt het of er een bom ontploft. Miljoenen papiertjes vliegen de lucht in. Met mij in het midden, dwarrelen ze sierlijk naar beneden. Een regen van kleur en schittering omgeeft me, ik word er bijna blij van.
   Ik vang een paar papiertjes. Het blijken aluminium papiertjes in rood, blauw en geel. Hier en daar zit een paars papiertje tussen, versierd met blauwe konijnen en oranje kippetjes.
   ‘Marcel!!!!! Waar heb je die AH Delicate praline eitjes melk/crunch verstopt?’
   ‘Die zijn op! Je zocht toch een plek waar géén eitjes te vinden zijn?!’