zaterdag 28 mei 2016

Gastvrij



Bij het schoonmaken van radijs denk ik sinds begin dit jaar altijd aan mijn zus Heidi. Er is een link tussen haar en radijs. Het zit ‘m in het blad.

Het begon met onverwacht bezoek. Een dingetje waar ik minder goed in ben. Dat zit niet in het bezoek op zich of in het onverwachte. Leuk juist! Het zit ‘m wel in mijn koelkast en voorraadkast. Als op-maat-shopper, heb ik eigenlijk altijd in huis wat nodig is voor de komende drie dagen en of maaltijden. Zo ben ik op voorhand niet berekend op onverwacht etend bezoek.
    Hoe durft onverwacht bezoek ook eigenlijk verwachten dat ik een maaltje voor zovelen in huis heb? Zij komen toch onverwacht! Echter als dat rond maagvultijd is, dan kan het nog zo knusjes zijn met kwebbels, knabbels vullen geen lege magen. Knabbels behoren tot mijn standaard assortiment, maar om nou bij gebrek aan een goed maaltje chips, Tokio Mix, M&M’s en geroosterde pinda’s te serveren?

Dat is geen gastvrouwheid en dat leerde ik extra toen Heidi en meerdere van mijn familieleden en vrienden mijn huis onverwacht onveilig maakten. Ze wisten geen culinaire hoogstandjes te verwachten, maar dat het met Heidi verrassend beter zou worden dan gedacht?

Zij was getuige van eetbaarheden uit de vriezer. Zo handig dat het ding een zak groente in voorraad had dat nog niet over datum was. Macaroni heb ik altijd wel. Een kruidenmix ook, dus het leek erop dat het wel goed zou komen. Zeker met een koelverse Kipshoarma pizza. Dat wordt vechten, was mijn idee.
    Zo bleek de hoofdmaaltijd geen probleem. Maar in huize Typisch Irene is een maaltijd pas dan compleet als er een bak rauwkost bij staat. Over een goed gevulde bak en de relatie tussen Celine mij en salades heb ik het hier al eerder gehad. Het bewijst alleen maar wat een onmisbaar koud-item het voor mij is. Ik moet het er gewoon weer over hebben.

Terwijl de macaroni pruttelde, de saus indikte en de pizzakaas lichtbruin kleurde zocht ik alles bij elkaar voor een salade. Komkommer, tomaat, paprika, sjalotje, olijven, kappertjes, radijs en sla. Of wat er over was van de sla; een paar in elkaar gepropte blaadjes, meer was het niet. De rest smaakte gisteren zo lekker. 
    Mijn zus stond naast me en merkte mijn diepe zucht op:
    ‘Wat is er?’
    ‘Ik heb niet genoeg sla. Kijk, wat een miezerig zielig propje sla.’ Ze keek eroverheen naar alles wat op het aanrecht lag. Zou ze een poging wagen aan een wonderbaarlijke vermenigvuldiging? Nee dus, ze pakte het bosje radijs.
    ‘Is radijsblad eetbaar?’ Amper de vraag gesteld, stopte ze een smikseltje radijsblad in haar mond. Ik wist het, ze is gek! Nu wachten tot ze dood neervalt, gaat ijlen of duizelig wordt.

Dat gebeurde gelukkig niet. Blijkbaar is het groen van de radijs niet giftig. Dat beaamde ook de grote wijsneus Google. Heidi vertelde ondertussen haar smaakbevindingen:
    ‘Best lekker fris, een beetje pittig en een stevige bite. Ik zeg gebruiken!’
    ‘Mooi, dat zegt Google ook en jij leeft nog.’ We wasten de blaadjes schoon en deden ze bij het pestbeetje sla.
    ‘Hé kijk, bij de pizza zat dit zakje sla.’ Ik hield een klein zakje sla voor haar ogen. ‘Dat doen we er ook bij.’ Alles bij elkaar ontstond er toch wel een aanvaardbare bak sla. Waarvan niemand na afloop ziek, zwak of misselijk is geworden. Het eten was heerlijk!

Maar blijkbaar voor mijn zus nog niet af.
    Toen ze wat spullen opruimde in de koelkast, ontmoette haar ogen een doos bonbons. Dat zij juist dat zag, verbaasde me niets. Het chocolade monster. Ze keek naar mij met een blik vol verlangen en kwijlde er nog net niet bij.
    ‘Mag ik er eentje of tweetje?’
    ‘Ja, joh, kom we gaan helemaal los.’ Zo ploften we zusterlijk op de bank, bonbondoos in ons midden. De rest van de aanwezigen zaten achter ons en hadden niets in de gaten. Delen was voor ons geen optie.

Heb jij weleens beseft hoe lekker sommige bonbons zijn? En sommige, nou ja… Kon je bonbons maar even voorproeven.
    Zo zag ik diezelfde doos net weer liggen. Tot op de dag van vandaag heeft niemand ernaar gevraagd en klinkt nooit: Mag ik een bonbon? Ik begrijp niet waarom, ze zijn heerlijk. Allemaal! Dat weet Heidi ook.
    Even in gedachten bij haar, pak ik de doos en open ‘m, ik lach en kijk…

 
Kom je gauw weer naar NL? Ik mis je en met jou de fun! Love you sis.

zondag 22 mei 2016

Oortjes



Houd jij ook wel een beetje, misschien zelfs een beetje veel, van wandelen en natuur? Ontmoet je dan ook weleens zo’n bordje STILTEGEBIED?

Als ik tegen zo’n bord op loop, word ik helemaal blij.
   De belofte van een wandeling in rust en ruimte zonder gesuis van een snelweg op de achtergrond vind ik heerlijk! Weg snelweggeluiden, hallo tjilpende vogels, kabbelend water, zoemende bijen. Als alle dieren en insecticiden nu ook eens hun bekkies hielden, zou zelfs het gefladder van vlinders te horen zijn.
   Tegenwoordig kunnen Marcel en ik zelfs nog intenser van deze gebieden genieten, want de kinderen willen niet meer mee. Als we dan onze gesprekken staken is de stilte oorverdovend.

Herinneringen aan vroeger kunnen de stilte in mijn hoofd echter onverwacht verstoren.
   Way back doorkruisten we zo’n stiltegebied luidruchtig met twee kinderen om ons heen. De één voerde gesprekken met d’r mam, de andere sloeg met een lange tak alle onkruid uit de berm. De hele weg klonk: kwebbel-kwebbel-zoef, kwebbel-zoef, kwebbel-kwebbel-kwebbel-krak (tijd voor een nieuwe tak) gedurende vijf kilometer. Geloof het of ik, ik genoot. Hoe stil het ook niet was.

Laatst besefte ik dat de STILTEGEBIEDEN eng dichterbij komen met het groter worden van onze kinderen.
   Bij het onderweg zijn in de auto deden we vroeger altijd spelletjes als IK ZIE IK ZIE WAT JIJ NIET ZIET of telden hoeveel rode FIAT 500jes we tegen kwamen op de weg. Dat wisselden we af met het voorlezen van moppen of bedachten een familieverhaal (iemand begon met één zin een verhaal en ieder van ons vulde het aan met één zin – het ging de ene keer over een dino en de ander keer over een paard, maar eindigde altijd met poep). Andere keren moesten we ingrijpen in discuzeurtjes op de achterbank of lieten we ze doorzagen. Even zo vaak hoorden we tweestemmig gezang of geneurie tijdens het tekenen. Er was altijd geluid.

Tijden veranderen – te snel.
   Nu rijden we vaak in stilte onze weg. Soms is het zo eng stil dat ik bezorgd achterom kijk om te zien of onze twee lieverdjes nog ademhalen. Ik check dan gelijk even hun pols en temperatuur, om tot de gelukkige conclusie te komen dat ze nog leven, maar om nou te zeggen dat ze vol leven zijn?

Wel zeg ik dat vier oren voorzien zijn van oortjes. Zo hoor ik vaak voor vertrek:
   ‘Heb je mijn oortjes gezien?’ Ik stap dan op het kind af en trek even aan de oorschelpen.  Alles heel liefdevol en zachtjes hoor. Ik doe niet aan oorvijgen (wat dat ook moge zijn), dus je hoeft geen kindertelefoon te bellen.
   ‘Ja, hier zijn ze!’ Een flauwe blik is mijn antwoord.
   ‘Je weet heus wel dat ik mijn oortjes van de telefoon bedoel.’
   ‘Natuurlijk weet ik dat, maar het blijft zo schattig klinken als je vraagt of ik je oortjes heb gezien.’

Eigenlijk verbaasd het me dat ze die oortjes altijd kwijt zijn. Ze hebben ze in hun oren bij het naar school gaan en nog in als ze weer thuis komen. Gaan die tussentijds nog uit?
   Ze zitten standaard in de oren als we met de auto onderweg zijn. Daardoor hebben de jongelui geen idee van de interessante gesprekken tussen Marcel en mij. Het gaat allemaal aan hen voorbij. Hoewel de wetenschap dat wat niet weet ook niet deert heel fijn is.

Tot vorige week.
   We waren onderweg en vanwege te lange achterbankstilte keek ik even achterom, toevallig tegelijk met Marcel. Alles leek in orde: de kinderen ademden, hadden een hartslag en de oortjes zaten in. Marcel en ik konden zonder problemen gezellig kletsen over mijn vriendin en haar nieuwe lover.
   ‘Wat? Heeft ze een nieuwe vriend?’, klinkt ineens Celine van achter ons?
   ‘Zit jij stiekem mee te luisteren?’
   ‘Ja, jullie keken tegelijk om, dus ik dacht dat jullie wat wilden vragen.’
   ‘Niet dus.’ Ik keek Celine aan en zag het linker oortje loshangen. ‘Ben je bang iets belangrijks te missen?’
   ‘Ja, misschien bood je me iets interessants aan.’
   ‘Bedoel je een paard of zo?’
   ‘Ja, dat wil ik natuurlijk niet missen hè.’
   ‘Tja, dat heb ik vorige week al gevraagd, maar ja, bij geen antwoord gaat het voorbij.’
   ‘Wat?’
   Met een grom, een boze blik en een oortje dat zijn weg terug vindt naar een leeg oor, rijden we maar zo weer een STILTEGEBIED in.




zondag 15 mei 2016

Mannenweekend



De koffers waren gepakt. De blaaspijp met pijltjes en de Air Strike, extra gereedschap, lege blikken en de barbecue werden als laatste in de auto gepropt.
    ‘Klaar om te vertrekken?’
    ‘Ja!’, klonk in koor. Daar gingen we, drie mannen (Marcel, de volwassene; zoonlief Benjamin en zijn vriend Merlijn) en ik. Een leuk weekend voor de boeg!

Dat bleek al bij de eerste maaltijd - een stilte ontbijt, met op brood een flink portie ochtendhumeurigheid. Gelukkig voor deze men-people dat Celine er niet was.  Zij kent geen enkele vorm van grumpyness en kletst het hele ontbijt bij elkaar.

Als er al gesproken werd, was het testosteron gerelateerd. Pixels en andere eigenschappen van foto- en videoapparatuur werden over de pannen heen en weer gesmeten. Videoprogramma’s werden uitgelegd en apps gepromoot. Gelukkig spraken ze ook over dode bomen omgooien en hout sprokkelen voor een kampvuur. Daar kreeg ik het zelfs warm bij.

Buiten de maaltijden om veranderde mijn vouwwagen al snel in een mannenwereld, waar gereedschap, touw, snoeren en lege camerahoezen achteloos werden achtergelaten.
    Ik smeet het de tent uit. Zo bleef het binnen de tent redelijk opgeruimd met daarbuiten voldoende ruimte voor mannentroepsels.
    ‘Mam, heb je de hamer gezien?’
    ‘Kijk maar buiten!’
    ‘Oh handig!’
    ‘Zal ik de inhoud van je koffer erbij smijten? Dan ligt alles bij elkaar.’

Nog amper uitgepraat zijn de drie jongens ‘m gepeerd met de Air Strike onder de arm en streken even verderop neer op een open ruimte en zetten de Air Strike tussen hen in. Het is een zelfontworpen ding waarmee Benjamin een buisje de lucht in schiet.
    Op een voet staat een verticale balk, waar bovenop weer een horizontale dwarsbalk ligt. Aan die  dwarsbalk is van de ene kant naar de andere kant een stuk van snelbinder gebonden. Als Benjamin een buisje met inkeping aan de onderkant daarop omlaag duwt en los laat, schiet dat buisje de lucht in. Vandaar de naam Air Strike? Het buisje strikes the air.
    Meneer maakte onder aan de verticale balk gaten waar een pin doorheen past. Die pin kan door zo’n gat en door een gat in het buisje geschoven worden. Zo schiet het buisje niet direct bij loslating de lucht in. Pas als de pin teruggetrokken wordt, zal het omhoog schieten. Best veilig eigenlijk.
    Omdat er verschillende gaten onder elkaar in de verticale balk zitten, kan de snelbinder steeds strakker worden gespannen. Je voelt ‘m natuurlijk al: het kan nooit strak genoeg. Het onderste (daarmee strakste) gat is al gauw favoriet.
    Daar gaat het buisje! Pfieuw zo snel en hoog de lucht in, dat ik ‘m pas weer opmerk als ie vlak naast me op de grond valt.
    ‘Yes! Die ging hoog!’, jubelt Benjamin en wordt vrolijk achterna gehold door Merlijn en Marcel. Dat mams net bijna een hartsverzwaring heeft gekregen, deert hen niet.
    ‘Maar het buisje is wel stuk!’ Tja, van zo’n hoogte komt de val hard aan. Maar Marcel lost het op: een plastic haring wordt voorzien van gat. Het buisje was niets bij wat nu de lucht in gaat.

Er is één dingetje: op het speeltoestel staat Ais Strike.
    ‘Benjamin, ik vind het maar een vreemde r?’
    ‘Ja, dat weet ik ook wel!’, klinkt hij geïrriteerd.
    ‘Nu leest het als Ass Strike.’
    ‘Ja, voel je het al? Mag jij op de dwarsbalk zitten, dan strike ik deze haring wel even in jouw ass.’
    ‘Dan hoop jij zeker dat ie er via mijn mond weer uit komt?’
    ‘Ja, cool!’

Tijd voor het andere speeltuig, de blaaspijp. Het klinkt als een onschuldige PVC-buis waar de lieve schattige jongens van mijn generatie mee schoten. Ik heb het echter over een dubbelloops blaaspijp, voorzien van handvat en magazijnen voor de pijltjes. Klinkt nog niet echt als een gevaarlijke speeltje.
    Tot je de pijltjes ziet! Ze zijn van papier, uiteraard. Maar voorzien van spijkers in de punt en gevuld met lijm. Ook bij dit maaksel was Marcel betrokken en staat vooraan om door de pijp te blazen.
    Noemde ik eerder het woord gevaarlijk? Zeg nu maar gerust angstaanjagend.

Al snel wordt de meegebrachte schietschijf aan een boom gehangen en vliegen de pijltjes in volle vaart in de roos en er omheen. Gelukkig kunnen de jongens goed mikken. Toch bleef Marcel erbij en zorgde ervoor dat elk pijltje tot in de punt gevolgd werd. Zelfs als er eentje in de struiken verdween, moest die opgesnord worden, anders was het einde spel.
    Vervolgens werden lege blikken opgestapeld en schoten de jongens ze één voor één naar de grond.
    ‘Hebben jullie een blik met knaks gezien?’, vraag ik en steek mijn hoofd door de tentdeur. Net op dat moment klonk een doffe plok in een blik en liep er een klein straaltje vocht uit.
    ‘Ik denk dat ik die net lek heb geschoten.’

Al snel bleken de Air Strike en blaaspijp niet voldoende voor een weekend mannen-fun. Wat de jongens het liefst deden? Chickies fixen. Dat was pas echt schrikaanjagend, want waar eindigde dit? Toch niet met meisjes in de tent?
    ‘Wat zit jij ineens sip te kijken?’, zegt Benjamin tegen Marcel.
    ‘Ik mag vast niet mee van mama.’
    ‘Hoezo niet?’
    ‘Ik mag geen Chickies fixen.’



zaterdag 7 mei 2016

Wekmethodes

Maandag is de meivakantie voorbij! Da’s dan jammer, Benjamin moet zijn wekker weer zetten op 06.30 uur. Mij dan nog even niet gezien!
    Hij zal moeten wennen, want de afgelopen twee weken stond ik als wekker naast zijn bed. Soms lachte, brulde, fluisterde of danste ik. Alles omdat ik gebombardeerd was tot zijn private-weksignaal.

Hij had nog eisen ook.
    Zo moest ik hem om 09.00 uur uit dromenland rammen. Hij vindt uitslapen zonde van zijn tijd, wat mij akelig bekend voorkomt. Toen ik zo oud was als hij lukte het me voor geen meter om op schooldagen mijn bed uit te rollen. Maar op zondag stond ik vrolijk fluitend naast mijn bed om 07.00 uur. Met het vooruitzicht een hele dag te kunnen keutelen, was tijd verslapen geen optie. Ik bracht mijn bureau weer op orde; schreef verzamelde gedichten over of plakte ze in mijn gedichtenboek; ordende papieren die overal en nergens vandaag kwamen, kieperde een la om en schoof hem later uitgezocht weer op zijn plek. Ja, rommelen vond ik leuk. Verschil met Benjamin? Ik werd uit mezelf wakker, hij wil gewekt worden.

Hem wekken was één ding; hoe dat te doen een andere. Hij eiste elke ochtend een origineel ritueel? Gewoon even roepen dat hij op moet staan zou ongeïnteresseerdheid met zich meebrengen en resulteren in gesnurk. Alsof dat mijn zorg was? Ik zou alleen maar langer genieten van mijn rust. Maar nee, meneer roept al:
    ‘Mam, ik wil echt wakker worden gemaakt!’
    ‘Bedoel je met harde muziek of zo?’
    ‘Ja, maar wel muziek waar ik van hou, niet jouw softpop.’

Dat laatste hoorde ik zogenaamd niet. Daarom klonk de volgende ochtend uit mijn rockbox de vijfde symfonie van Beethoven. Of was het de zevende of negende?  Het maakt niet uit, want boze ogen keken me toch wel aan.
    ‘Oh, houd je hier niet van?’
    ‘Nee! Mam, dat weet je heus wel!’
    Oeps, heb ik toch een ochtendhumeur ontketend in al mijn originaliteit.

De volgende ochtend klonk hardcore door zijn kamer. Het kan ook wel steelhouse of softcore heten, afschuwelijk was het sowieso. Waar Benjamin zijn ogen voldaan opende, ontdekte ik bij mezelf een ochtendhumeurtje. Bah, wat een baggermuziek en dat in mijn huis.

Ter afwisseling besloot ik een andere ochtend Brutus (een grote knuffelbeer) en Dino (een knuffeldolfijn, logisch hè?) in te zetten. Met hun donkere stemmen en al duwend in de rug van zoonlief, ontwaakte hij al snel in de wereld der wakkeren. De knuffelberen werden uit mijn handen gerukt en in de hoek gesmeten. Benjamin was er duidelijk bij!

Naast Brutus en Dino kent de kamer van mijn zoon een berg kleine knuffels die op een willekeurige vakantieochtend één voor één vanuit de lucht op hem vielen. Toen de eerste neerkwam zag je de grootste schrikreactie. Die viel dan ook precies in de nek van meneer slaap-aap. Veertien knuffeltjes volgden. De laatst was van mij.

Een zeer effectief wek-middel is de neus dicht knijpen. Het werkte in no time. Naast zijn mond plopten ook de ogen van meneertje onverwacht snel open. Hetzelfde effect was te verwachten met een emmer water, maar the after-effect in de vorm van een nat bed leek me minder leuk. Daarom koos ik voor een natte koude hand op zijn rug.
    Een luide ‘pèp’ wist Benjamin al net zo de stuipen in zijn slaap te geven. Om een andere ochtend met zacht gekriebel weer terug te zijn bij de zachte wek-methodes.

Met nog één ochtend te gaan, bleken mijn originaliteit en ideeën op. Gelukkig was daar Celine met iets leuks. Ze schminkt graag en is er vaak mee bezig. Kijk gerust eens hier.
    ‘Mam, we tekenen met schmink een hartje op zijn wang met een pijl erdoorheen. Aan de ene kant staat een B en aan de andere kant een M. Tot nu toe valt hij steeds voor meisjes van wie de namen beginnen met M…’
    ‘Inderdaad, zijn eerste en grootste liefde was Mama!’, vul ik gniffelend aan. ‘Pak jij even snel je zachtste kwast en schmink?’

Net voordat we de deur van Benjamins kamer wilden openen, ging hij voor ons open. Benjamin botste bijna tegen Celine’s kwast op.
    ‘Wat is dat?’
    ‘Niets,’ zei Celine schuldbewust en liep rechtsomkeert naar haar kamer terug. Eerlijk als ik ben vertelde ik wat ons plan was.
    ‘Wat een stom plan!’
    ‘Maar wel origineel en ondertussen wachten we gewoon op Monique, Michelle, Mariska of Maud.’
    ‘Dat wordt dan misschien lang wachten. Mag ik ondertussen vandaag naar Merlijn?’
    ‘Merlijn? Natuurlijk!’