zondag 22 mei 2016

Oortjes



Houd jij ook wel een beetje, misschien zelfs een beetje veel, van wandelen en natuur? Ontmoet je dan ook weleens zo’n bordje STILTEGEBIED?

Als ik tegen zo’n bord op loop, word ik helemaal blij.
   De belofte van een wandeling in rust en ruimte zonder gesuis van een snelweg op de achtergrond vind ik heerlijk! Weg snelweggeluiden, hallo tjilpende vogels, kabbelend water, zoemende bijen. Als alle dieren en insecticiden nu ook eens hun bekkies hielden, zou zelfs het gefladder van vlinders te horen zijn.
   Tegenwoordig kunnen Marcel en ik zelfs nog intenser van deze gebieden genieten, want de kinderen willen niet meer mee. Als we dan onze gesprekken staken is de stilte oorverdovend.

Herinneringen aan vroeger kunnen de stilte in mijn hoofd echter onverwacht verstoren.
   Way back doorkruisten we zo’n stiltegebied luidruchtig met twee kinderen om ons heen. De één voerde gesprekken met d’r mam, de andere sloeg met een lange tak alle onkruid uit de berm. De hele weg klonk: kwebbel-kwebbel-zoef, kwebbel-zoef, kwebbel-kwebbel-kwebbel-krak (tijd voor een nieuwe tak) gedurende vijf kilometer. Geloof het of ik, ik genoot. Hoe stil het ook niet was.

Laatst besefte ik dat de STILTEGEBIEDEN eng dichterbij komen met het groter worden van onze kinderen.
   Bij het onderweg zijn in de auto deden we vroeger altijd spelletjes als IK ZIE IK ZIE WAT JIJ NIET ZIET of telden hoeveel rode FIAT 500jes we tegen kwamen op de weg. Dat wisselden we af met het voorlezen van moppen of bedachten een familieverhaal (iemand begon met één zin een verhaal en ieder van ons vulde het aan met één zin – het ging de ene keer over een dino en de ander keer over een paard, maar eindigde altijd met poep). Andere keren moesten we ingrijpen in discuzeurtjes op de achterbank of lieten we ze doorzagen. Even zo vaak hoorden we tweestemmig gezang of geneurie tijdens het tekenen. Er was altijd geluid.

Tijden veranderen – te snel.
   Nu rijden we vaak in stilte onze weg. Soms is het zo eng stil dat ik bezorgd achterom kijk om te zien of onze twee lieverdjes nog ademhalen. Ik check dan gelijk even hun pols en temperatuur, om tot de gelukkige conclusie te komen dat ze nog leven, maar om nou te zeggen dat ze vol leven zijn?

Wel zeg ik dat vier oren voorzien zijn van oortjes. Zo hoor ik vaak voor vertrek:
   ‘Heb je mijn oortjes gezien?’ Ik stap dan op het kind af en trek even aan de oorschelpen.  Alles heel liefdevol en zachtjes hoor. Ik doe niet aan oorvijgen (wat dat ook moge zijn), dus je hoeft geen kindertelefoon te bellen.
   ‘Ja, hier zijn ze!’ Een flauwe blik is mijn antwoord.
   ‘Je weet heus wel dat ik mijn oortjes van de telefoon bedoel.’
   ‘Natuurlijk weet ik dat, maar het blijft zo schattig klinken als je vraagt of ik je oortjes heb gezien.’

Eigenlijk verbaasd het me dat ze die oortjes altijd kwijt zijn. Ze hebben ze in hun oren bij het naar school gaan en nog in als ze weer thuis komen. Gaan die tussentijds nog uit?
   Ze zitten standaard in de oren als we met de auto onderweg zijn. Daardoor hebben de jongelui geen idee van de interessante gesprekken tussen Marcel en mij. Het gaat allemaal aan hen voorbij. Hoewel de wetenschap dat wat niet weet ook niet deert heel fijn is.

Tot vorige week.
   We waren onderweg en vanwege te lange achterbankstilte keek ik even achterom, toevallig tegelijk met Marcel. Alles leek in orde: de kinderen ademden, hadden een hartslag en de oortjes zaten in. Marcel en ik konden zonder problemen gezellig kletsen over mijn vriendin en haar nieuwe lover.
   ‘Wat? Heeft ze een nieuwe vriend?’, klinkt ineens Celine van achter ons?
   ‘Zit jij stiekem mee te luisteren?’
   ‘Ja, jullie keken tegelijk om, dus ik dacht dat jullie wat wilden vragen.’
   ‘Niet dus.’ Ik keek Celine aan en zag het linker oortje loshangen. ‘Ben je bang iets belangrijks te missen?’
   ‘Ja, misschien bood je me iets interessants aan.’
   ‘Bedoel je een paard of zo?’
   ‘Ja, dat wil ik natuurlijk niet missen hè.’
   ‘Tja, dat heb ik vorige week al gevraagd, maar ja, bij geen antwoord gaat het voorbij.’
   ‘Wat?’
   Met een grom, een boze blik en een oortje dat zijn weg terug vindt naar een leeg oor, rijden we maar zo weer een STILTEGEBIED in.