‘Ik ga naar de brievenbus!’ Van onderaan de
trap wachtte ik het antwoord af.
‘Jaha!’, hoorde ik één van de kinderen vanuit
de slaapkamer terugroepen. Wie van de twee? Geen idee. Hun stemmen lijken zo
enorm op elkaar. Ik wist echter zeker dat het Celine was, want m’n meisje antwoord
eigenlijk altijd wel. Benjamin die druk was met lego, hoorde me vast wel, maar
reageerde niet. Da’s nou typisch Benjamin. Omdat tenminste één van de twee mijn
boodschap beantwoorde, had ik er vertrouwen in.
Ik pakte mijn smartphone, deed die in mijn
broekzak, trok mijn jas aan, checkte of mijn sleutelbos er in zat en stapte
naar buiten. Oh wacht, ik vergat mijn schoenen. Die nog even onderbinden en
wegwezen. Op naar de brievenbus.
Die staat tweehonderd
meter (misschien wel minder) hiervandaan. Maar wat een gedoe voordat ik
eindelijk weg kon. De kinderen informeren, smartphone mee grissen, een sleutel
check, jas aan, deur dicht. Oh ja, schoenen aan. Wat een gedoe voor één kaart.
En dan zegt TNT: een
kaartje, kleine moeite, groot plezier! Hoezo: een kleine moeite? Laten we
eerlijk zijn: de kaart moet gekocht, er moet wat op geschreven worden, liefst
iets origineels. Dan een postzegel erop plakken en al dat andere wat ik al twee
keer noemde. Helemaal geen kleine moeite. Het is een grote moeite, met groot
plezier.
Jammer dat er dan
toch mensen zijn die dat plezier niet echt nog kennen. Laatst op facebook schreef
iemand ergens: Postzegels? Waar heb je die voor nodig? Helaas weet ik zijn adres
niet, anders zou ik hem direct een kaart hebben gestuurd en groot plezier bezorgd.
Let maar op hoe verrast mensen kunnen zijn als ze onverwacht post krijgen! Test
het eens.
Onderweg met deze
gedachten was ik zo weer thuis en trof ik manlief aan. Hij keek in paniek om
zich heen.
‘Wat is er Marcel?’ Ook ik keek rondom of ik
iets zag wat niet goed pluis was.
‘Ik was je kwijt! Waar was je?’
‘Oh, gewoon naar de brievenbus.’
‘Maar waarom heb je dat niet even gezegd?’
‘Hoezo? Jij was niet thuis!’
‘Nee, tegen de kinderen.’
‘Maar dat heb ik gedaan!’
‘Maar zij wisten niet waar je was.’
‘Nou lekker dan. Ik heb het wel gezegd. Maar
hé, ik ben er nu. Zal ik een lekker kopje thee maken schatje?’
De rest van het
gesprek voegt verder niets toe.
Wel het feit dat ik
een dag later weer naar de brievenbus moest. Ik zou het nu even helemaal anders
doen. De kinderen waren beneden, wat maakte dat ik gemakkelijk hun onverdeelde
aandacht kon eisen.
‘Celine en Benjamin, kunnen jullie me even aankijken?’
Met een zucht en kreun, want loskomen van hun bezigheden was nou net teveel
gevraagd, gingen hun kinnen omhoog. Celine keek me ongedurig aan waar Benjamins
blik op zijn beeldscherm gericht bleef. Op mijn vraag of hij me nu eindelijk
ook eens aan wilde kijken, richtte ook hij zich op mij. Niet van harte, dat was
duidelijk.
‘Ik ga naar de brievenbus.’
‘Oké’, en hun kinnen zakten weer.
‘Ho, wacht even, niet zo snel’, zei ik
dwingend en hup, hun ogen gingen weer richting mij.
‘Hoorden jullie me goed?’
‘Ja hoor’, klonk in mijn oren nog wat wazig.
‘Ja hoor’, klonk in mijn oren nog wat wazig.
‘Celine en Benjamin? Waar ga ik heen?’
‘Naar de brie-ven-bu-hus,’ klonk in koor. Geïrriteerd
als ze leken, liep ik maar weg. Checkend of ik weer alles gedaan had. Telefoon,
sleutel, jas, schoenen... Check!
Natuurlijk was bij
thuiskomst ook mijn manneke thuis. Hij was heel wat relaxter dan een dag
eerder.
‘De kinderen hebben nu toch wel gezegd waar
ik was?’
‘Ja, je was naar de brievenbus.’ Ik glimlach
tevreden, zo moet ik dat dus doen! Hun aandacht eisen. Maar eh…
‘Waar zijn de kinderen eigenlijk?’
‘Uh… uhm….’