zondag 24 juni 2012

Modderzooi


Tijdens het eten vraag ik me ernstig af hoe het toch komt dat ik iets zó vaak heb verboden en toch gebeurd het gewoon? Opvoeden is zwaar, het blijven baby’s, die kinderen!

Zo heb ik 70 keer, zo niet 70 maal 7 maal gezegd dat er géén speelgoed aan tafel mag tijdens het eten. Zit me daar toch wéér een popje, nog wel een of ander legerpopje, mee te kijken vanuit de hand van één van mijn tafelgenoten.
Ik pak het popje af en zeg dat dit écht de laatste keer is en smijt het op de grond. “Vanaf nu doe ik dat met alles wat ongeoorloofd op tafel komt”, is mijn boodschap. Iemand kijkt me beteuterd aan.
Ik ben NIET onder de indruk.

Ik zucht vermoeid. Waarom gaat de boodschap altijd het ene oor in en het andere oor uit?
Waarom werkte een afspraak rondom de elektrische tandenborstel wel na één keer uitleggen en dit niet? Waarom kwam het toen zijn oor in en de andere niet uit? Waarom bleef het toen ergens tussen zijn oren hangen. Kon het de andere niet uit doordat zijn oor verstopt zat? Hield hij zijn hand er voor?
Zo vraag ik het manneke of hij vanaf nu één van zijn oren dicht wil houden, als iemand wat tegen hem zegt. Hopelijk blijft dan vaker iets in zijn bovenkamer hangen.

We eten verder.

Als ik naar buiten kijk besef ik: dit is dé avond bij uitstek.
Het plenst! De hele dag wisselen doge en natte perioden elkaar af. De deur is zelden op één dag zo vaak open gegaan omdat het droog en lekker warmpjes is om snel weer dicht te gaan, want het plenst. Vermoeiend eigenlijk voor zo’n deur.

Laat ik nou al héél lang willen springen in de plassen, banjeren in de modder en lekker drijfnat worden. Je voelt ‘m al: het komt het ene oortje in en vooral niet het andere uit. In no time zijn twee borden leeggegeten en voor ik “eerst nog afruimen” kan zeggen, staan er twee kids getweeën in regenkleding buiten. Nu willen ze wel wandelen hè?!

Na een check op de buienradar weet ik: ik hoef me niet in te pakken. De zon schijnt inmiddels alweer en zo blijft het ‘t komende uur. Elk teken van een regenbui is verdwenen. De jongskes-in-regenpak zijn daarentegen niet te houden en vertrouwen volledig in een komende bui.

De regendansers vinden genoeg plassen om in te stampen, soms zitten er werkelijk diepere gaten bij, wat natuurlijk enig is! Ik stond er meestal niet bij en keek er dus niet naar tot ik bij thuiskomst bots op onze kinderen die erbij staan als dreumesen, die eenmaal uit het oog verloren een metamorfose zijn ondergaan. Niet ten goede, maar tot moddermensjes.
Ze straalden!

Ik eigenlijk ook. Het zag er heerlijk uit.
Doch ook met een beetje spijt, want ik mistte de cats en dogs die uit de hemel vallen – het regenen van pijpenstelen, het hondenweer, want nog steeds wil ik ook dansen, springen, zingen en lachen in de regen. Doen alsof niets er toe doet, even kind zijn.

Ik wacht nog een ronde. Dat zal ook wel moeten want mij wacht de taak, deze twee moddermonsters af te spuiten met de tuinslang en hen uit de vieze natte kleren te hijsen, want voordat deze regenpakken (het liefst incl. kids) hun weg naar de wasmachine vinden, moet de ergste derrie er af.

Al met al een avond met een paar mooie modder- ehm geluksmomenten. Maar wacht, het zit ‘m toch niet in die klaver vier die ik eerder op de avond vond? Ik geloof niet in zulke dingen.  

Snel naar binnen nu;  deur dicht, want het gaat weer regenen.


zondag 17 juni 2012

Als ik kon toveren…



Naast me ligt Marcel, hij ligt al een tijdje te lezen (lees: slapen) waar ik met mijn kop in een blog zit. Ieder zijn ding! Ieder op de eigen helft van de bank. Hij ligt languit, met zijn voeten bij me. Ineens tilt hij zijn been op en trek ik aan zijn broekspijp. Hij laat zijn been weer zakken, tilt zijn andere been op en weer trek ik aan zijn broekspijp. Dit alles gebeurt zonder woorden.

Ondertussen valt me op dat Benjamin daar maar staat. Hij heeft ons blijkbaar gadegeslagen en kijkt onbegrijpelijk uit zijn ogen. Hij kan niet bevatten dat wij zonder woorden zo op elkaar ingespeeld zijn en vraagt wat dat nou was. Ik trek gewoon, zoals wel vaker Marcels broekspijpen omlaag. Als je een halve middag op de bank ligt, kruipt de broekspijp wat omhoog, zo trek ik ze dan even omlaag, voor de tigste keer in ons huwelijksleven.
Benjamin staat er nog stilletjes bij. Kijkt naar mij, dan naar zijn vader en zal wel denken: ik woon samen met een stelletje debielen, kan ik van ze scheiden?!
Gelukkig zet hij die gedachte niet om in daden en gaat spelen.

Dan hijst Marcel zich uit de bank: “Ik moet nodig even iets doen.”
Werkelijk, als hij na een poosje bankhangen opstaat, dan lijkt het alsof mijn grootvader uit de bank komt. Zucht, steun, kreun, krak. Hij lijkt dan vergroeid met die bank.

Hoewel ik nog altijd met mijn kop in die blog zit en er niet helemaal bij ben als het om Marcel gaat, sterker nog: ik wil gewoon niet gestoord worden, vraagt hij al staand in de keuken: “Heb je een stokje?” Nu kijk ik onbegrijpelijk uit mijn ogen.
“Een stokje?  Nee, ik heb geen stokje!” Wat moet hij nu met een stokje?

Bij gebrek aan een stokje, pakt hij een pollepel. Houdt die in zijn hand, zet een stap achteruit (inderdaad een debiel, zoals ie daar staat) en gaat staan zwaaien met de pollepel. Wie denkt hij dat hij is? David Copperfield?
“Hokus Pokus Pilates Pas” zegt hij en rol ik van de bank. Tovernarij?!

Goed, even terugspoelen.
Wat was het eerste wat Marcel zei? “Ik moet nodig even iets doen.” Dat klopt als een bus. Hij moest van zijn slome bui af want er was werk aan de winkel. Hij is echter eentje van: het mag vooral niet teveel moeite kosten. Waarom denk je dat hij een inwonende privéhulp heeft? Precies, zodat hij dus vooral NIETS, maar dan ook NIETS in het huishouden hoeft te doen. Waarom heb ik dat nou niet bedacht?

Echter… wat jij niet weet, is dat wij een uurtje of wat eerder lekker hebben geluncht en daarna zijn gaan wandelen. Met onzekerheid over de houdbaarheid van het mooie weer, hebben we snel de tafel afgeruimd en de boel op het aanrecht laten staan.

Ik ben er bij thuiskomst en het maken van thee, fruit en lekkers weer weggevlucht. Kon de moed niet opbrengen om daar de boel op te ruimen. De keuken is maar even langer een rommeltje. Het is rustdag! Zo vermijd ik al een paar uur de keuken of ook maar een blik in die richting, want wat je niet ziet is er niet, toch?

Door de Hokus Pokus krachten van Marcel wordt ik weer herinnerd aan de staat van de keuken. Zijn krachten werken echter niet bepaald. Dan vraag ik hem om die eerder genoemde pollepel. Ik krijg die toegeworpen en roep vanaf de bank: “Sim Salla Bim, Sim Salla Bam” en plots gaat Marcel aan de gang!

Geloof het of niet… 
Even later: is mijn keuken opgeruimd.

Wie kan hier nou toveren?

woensdag 13 juni 2012

Oranje


Het kan niet uitblijven, een blog over het EK.
Verbaast het je? Mij ook!

Ik kan niet anders, ik word ermee doodgegooid. Ik stik!
Het krijgt zelfs mij in zijn ban. Al is het maar omdat ik een heerlijk vrolijk nieuw spijkerjasje heb. Hij hing daar en riep: “Ik ben in de aanbieding! Kijk me vrolijk zijn en oranje!” Even later stond ik in het kleedhokje met een hele frisse, heerlijk zittende outfit! Verkocht!
Ik hou van oranje, weet je? Maar dan wel als kleur!

Voor de niet-Irene-kenner: ik hou TOTAAL & HELEMAAL NIET van voetbal en ik ken er nog één. Gelukkig!!! Voordat ik met hem ging daten, was er een vragen uurtje:
1. Rook je?
2. Drink je?
3. Rij je een dikke dure auto?
4. Hou je van voetbal?
Oh, de vijfde ben ik even vergeten of was die er gewoon niet?!

Anyway: het antwoord was unaniem: “Nee”.
Ik kon het nauwelijks geloven, doch de rest van ons leven samen, bleef hij ver van enig sigarettenpeuk, van glazen gevuld met alcoholische drank en heeft hij nooit in dikke dure auto’s gereden…

Ho, stop!
Wat staat daar op de parkeerplaats? Een dikke dure auto. Hij is in ieder geval duurder dan mijn KIA. Nou ja, het is voor de goede zaak, zeg ik dan maar.

Even een reclameblok inlassen:
De goede zaak = natuurlijk RitsRatsReklame.nl. Geen betere ploeteraar, eh beletteraar dan Marcel!

Ineens weet ik vraag vijf:
5. Verdien je veel geld?
Zijn antwoord was wederom: ‘Nee”. Oh! Natuurlijk zag ik met mijn vooruitziende blik aan zijn kop dat het daar wel goed mee zou komen. Had ik geen bril voor nodig.

Terug naar vraag vier over voetballiefde. Die “nee”, klonk vet gaaf:  “Neuh!” als kotste hij het uit. Ik vloog hem om de hals. Hij beloofde: geen sigarettenrook, dronken buien, heilige koe en voetbaltranen. En toch geld! Wat wil ik nou nog meer???

Een zoon!
Wat wil die zoon? Voetbal kijken. “NEEEEEE!” Kan ik hem terug stoppen? Inruilen? Verkopen?

Geen denken aan! Hij blijft van mij, maar laat me diepbedroefd bij de gedachte dat er uit twee voetbalhaters een minivoetballiefhebbertje kan komen. Hoe is ’t mogelijk. Gelukkig keek hij tot nog  toe nooit naar voetbal, want Star Wars lego wint de strijd.

Desalniettemin keek hij vrijdag de eerste wedstrijd mee en was hij afgelopen zaterdag blij dat onze nieuwe buren de wedstrijd aan hadden staan, waar wij kennis met elkaar maakten. Nu wil hij vanavond ook kijken. HELP!!! Zitten we met z’n allen voor de buis. Ik vooral om te zien wat het doet met ons manneke en voor de gezellie.

Evengoed ben ik ook angstig, want om precies te zijn heb ik in mijn leven welgeteld één voetbalwedstrijd in zijn geheel gezien. Of het een EK, WK of andere K was wil ik niet eens meer weten. Het moet zijn geweest tussen 1986-1991, toen ik nog jong, strak, 100% blond (dat zegt al genoeg) en rimpelloos was. Ik werd verrast door mijn eigen enthousiasme. Ik draaide compleet door in mijn enige uppie. Ik moet knettergek zijn geweest!

After all these years, ga ik weer kijken naar voetbal. Alle oranje spul komt naar beneden. Schrikbarend hoeveel dat is:
* Mijn spijkerjasje
* Een oranje t-shirt
* Een voorspelsjaal (kreeg ik gisteren gratis van mijn vriend Albert Heijn)
* Een paar oranje mutsen
* Een oranje bloemenkrans
* Een paar oranje knuffels, wordt het toch nog gezellig druk ook
* Een oranje stressbal
* En nog zoveel meer (zie foto).
Ben ik er klaar voor of niet???
Nee, want ik moet nog naar AH voor GEEN bitterballen en GEEN bier. Dat wordt nuchtere gezelligheid.

Ik weet wèl wie morgen super chagrijnig op school zullen zijn: Alle klasgenoten van Celine en Benjamin, want ze sliepen te laat en NL heeft verloren. Dat is mijn voorspelling. Die voorspelsjaal dwingt tot een voorspelling en ik zeg: we verliezen! Zegt een even realistische Irene. Verder ben ik niet zo’n realist.

Zo gaat er morgen eentje fluitend naar het werk. Ik zou het willen zijn, maar loop tegen een dilemma aan, steeds weer: Ik woon, slaap, eet, werk en schrijf op mijn werk. Hoe houd ik privé en werk nou eindelijk eens gescheiden. Dat is mijn wedstrijd om de eerste plaats!

En nu kijken!!! Blèh!

 

zondag 10 juni 2012

Later word ik…


 
Ik heb haar ontmoet.
Wie?
Mijn schoondochter! Wie zou ik anders kunnen ontmoeten en er zó opgewonden over zijn?
Mijn ogen gingen open toen Benjamin openheid gaf in zijn financiële situatie. Hij gooide maar zo zijn portemonnee leeg op tafel. Vertelde 100uit van zijn 100+ euro en wat hij ermee wil kopen. 
Zij luisterde. Zo is ze - denkt er het hare van.Ze weet alvast dat hij van geld houdt. Wie dat geld mag verdienen, zoeken ze zelf maar uit. Later…

Ineens besefte ik (met schrik) dat ik dan een schoonmoeder ben.
Wacht! Hoe kon ik voorbij gaan aan het schoonmoeder-zijn, als ik ook oma wil zijn? Eerst het één dan het ander. Ik vergat er één.
Oma wil ik zeker worden, daarom heb ik ook kinderen, maar ik heb nooit gedacht aan schoonouderschap. Die halte ben ik totaal voorbij gegaan. Ik moet in slaap gevallen zijn.
Bij de vraag wat ik later wil worden zei ik nooit: schoonmoeder. Wel thuisblijfmoeder of oma.

Zo vraag ik me nu af: wil ik later schoonmoeder worden?
Ja dus! Zeker van dit meisje. Ik was zelfs even schoonmoeder, alleen in het ongewisse. Dat kan dus ook. Vorig jaar kwam Benjamin thuis en zei heel nuchter: “Mama, het is uit.”
“Wat is uit? Het licht? Je boek?”
“Nee joh, mama, de verkering is uit!”
BOEM, ik viel van mijn stoel! “Hoezo is het uit? Had je verkering? Met wie?”
Zo bleek dat mijn manneke een jaar verkering heeft gehad en wij wisten van niks. Gaat dat zo met jongens?
Lekker dan!

Om toch duidelijkheid te krijgen vroeg ik het manneke dingen als: “Hield je haar hand vast?” Hij keek me niet begrijpend aan, zo van: Hoezo, moet dat dan?
“Heb je haar gezoend???”
“Heh, bah, mama, nee! Ik ben niet zoals papa en jij?!” Gevolgd door een smerige blik. Hoe kom ik ook op dat walgelijke idee? Mijn volgende vragen over veilige seks hoeven dan ook niet. NOG niet.

Het meisje, die ‘schoondochter’, is een LEUKE MEID!!! Als ik had geweten van de verkering was ik er rond achter gaan staan. Ja, ‘vierkant’ kan ik niet zeggen, want ik ben niet recht en hoekig. Ik had het aangemoedigd. Zie mezelf wel met haar de stad in gaan of zo. Later als het haar ook werkelijk interesseert. Het klikt in ieder geval. Tot op de dag van vandaag. Want de vroegere geliefden, houden contact.

Wel als in een knipperlichtrelatie. Ze zijn dan-wel-dan-niet heel close. Soms zie ik haar drie keer in de week; komt ze lunchen, eet ze ’s avonds een keer spaghetti mee (haar lievelingsgerecht bij ons) of zijn de jungskes samen buiten in de tuin. Dan weer gaan er weken voorbij dat ik haar amper tref. Bij een vluchtige ontmoeten is een wederzijdse glimlach wat telt.

Zo zie je, grote kans dat ik mijn schoondochter al heb ontmoet. De tijd zal het leren.
Wat ik verder van het schoonmoederschap ga maken? Dat zie ik later wel…

Nou ja, het zet met toch aan het denken: sommige dingen ga ik net zo doen als mijn schoonmoeder: de klein- en grotekids verwennen, op die kleine bloedverwantjes oppassen, maar let op! Ze moeten ook écht oppassen voor oma! Ik ga pannen vol spaghetti maken, jammie!
Natuurlijk zal ik ze nóóit in de weg zitten, me nergens mee bemoeien. Niet zeuren als ze zo weinig langskomen. Ik weet het allemaal niet beter. Dus wel!!!

Al goed, ik streef er naar een ‘mama’ te zullen zijn waar ze op terug kunnen vallen en hopelijk kan ik loslaten wat zij anders doen.

Gelukkig heb ik nog wel een paar jaar, toch? Benjamin is nog maar 10. Heb ik mooi nog even de tijd om te gaan Googlen… op zoek naar een schoonouderschapstraining.

zondag 3 juni 2012

Muisje-gestuiter


Nee, ik val niet in herhaling. Het gaat nu NIET over de keuken die de muizen onveilig maakt. Sorry ik bedoel: de muizen die mijn keuken onveilig maken.  
Alhoewel, goed bekeken is mijn keuken zeer zeker onveilig voor muizen: er liggen lokdoosjes en muizenvallen met pindakaas. Als er ook maar één mormel zich in mijn keuken waagt is het oorlog! 
Eén muizekoppie...

Tot ineens één muisje mijn aandacht vroeg. Om precies te zijn een wit muisje met een ieniemienie staartje. Ongelooflijk, het lef, de brutaliteit! Hoe durft ie zijn koppie hier te vertonen! 
Hoewel ik zijn kraaloogjes niet zie, weet ik: hij schattig! Zwijmel.Oké, dáág oorlog, ik ga zelfs voor ‘m op mijn knieën.

Het gebeurde allemaal  tijdens de lunch met Benjamin. Het duurde even voor meneertje Besluiteloos wist wat hij wilde eten. Hij had eigenlijk niet zo’n zin in brood en wierp een blik in de kast. Hij zag ontbijtkoek, rijstwafels en beschuit. Hij wilde het laatste en wat doen we met z’n allen op beschuit?

Toch moest hij op zijn minst één boterham opeten. Ik had juist twee speciaal voor hem uit de vrieskou gehaald. Daar moest dan gebakken ei op. Of hier iemand wat te klagen heeft zeg!
Oh, wacht, het eitje liet ik toch haast aan branden.

Terwijl we zo smikkelen, vraagt Benjamin tijdens het strooien van de muisjes: “Mama, mag ik een muisje laten stuiteren?”
Way back, hebben de kids ontdekt hoe leuk het klinkt als een muisje op het laminaat stuitert. Sindsdien willen ze dit altijd bij het eten van muisjes.
Mijn antwoord nu: “Nee.”
“Waarom niet?”
“Omdat ik zojuist gezogen heb.”
“Als ik ‘m nou gelijk opruim?”
“Oké, maar als jij het vergeet, krijg ik 50 cent van je.” Ja, hé, hij slaat altijd zijn centje er uit, mag ik dan ook eens?
“Oké!”, zegt meneertje aan de overkant en zoekt met veel liefde een muisje uit! Daar gaat ie: tik-tik-tik-tikkerdetik-tikkerdetik en zo ligt het muisje op de vloer. Benjamin wil van tafel om ‘m op te rapen, maar wordt “Pfieuw” teruggefloten.
“Oh nee schatje, tijdens het eten mag je niet van tafel.”
“Maar dan vergeet ik’ m misschien.”
“Tja, dan is 50 cent voor mij. Kassa!” Gna, gna.

We eten lustig verder en vergeten daarbij het muisje. Tot ik bij het van tafel gaan ineens hoor: tik-tik-tik-tikkerdetik-tikkerdetik. Oeps, ik had tegen het muisje geschopt. Ik kijk Benjamin aan: “Jij had het muisje dus nog niet opgeruimd.” Hij kijkt geschrokken terug - vreest voor zijn 50 cent.

Terstond grijpt het manneke de eetkamerstoel in zijn lurven, schuift die naar achter en kijkt onder de tafel. Ik besluit hem mee te helpen en duik op mijn knieën. Ik zei toch al dat ik zelfs voor dit muisje op de knieën ging. Zo spiek ik onder kast en bank en roep:  “Muisje, waar ben je? Joehoe, ik zoek je!”  Ik voel me net de vrouw van het verloren penninkje. Zij vond ‘m , maar wij niet, waardoor Benjamin beteuterder dan hij al was opkijkt en sip vraagt:  “Moet ik jou nu 50 cent betalen?”
Wat kan mij dat centje nou schelen? Het gaat me om het opruim-principe…
 “Nee, want ik hem ‘m kwijt gemaakt!”
Weg beteutering. "Krijg ik dan 50 cent van jou?” Zucht, ik had het kunnen weten.
“Nee, want je hebt ‘m niet opgeruimd. ” 
Hij neemt er genoegen mee.

Het muisje? Die kwam ik een paar dagen later tegen. Hij lag in de keuken! Had ik niet gezegd: als er één muisje zijn koppie laat zien in mijn keuken is het oorlog? Hoe voer ik oorlog met dit muisje?
Ik denk dat ik ‘m maar lekker moet ga muizen! Op een beschuitje.