zondag 30 juni 2019

Hitte


De hitte is me werkelijk naar de kop gestegen. In plaats van lekker relaxt op de bank rustdag houden, gingen Marcel en ik met 33°C wandelen. Tenslotte raadde RTV Utrecht aan het bos op te zoeken.

Gekken!
Wij zochten een bos uit, vulden flesjes en stapten ruim zes kilometer onder de bomen tegemoet. Wat je niet kan lezen, is dat het druipt van (zou bijna zweet zeggen) cynisme. Bos was er, inclusief volle zon. De naam het Leersumse Veld werd verklaard in de laatste twee kilometer.

Even hè, ik heb haat aan winter, maar heb nooit gezegd dat ik slingers ophang bij 33°C. Piepzeuren doe ik liever net zo min, daar krijg ik het alleen heter van. Feit is dat ik voor geen graadje tegen hoge temperaturen kan. Daar waar het aankomt op moeten kiezen, stem ik vóór zwetend in de tuin liggen boven de bibbers ondanks een dikke winterjas, wollen das en winddichte handschoenen. Ik verkies schaarse kledij boven het Michelinvrouwtje-gevoel en beperkte bewegingsvrijheid.

Wedstrijd
Hitte en ik is als ...
   De vandaagse hitte ontneemt mijn hoofd inspiratie voor een goede metafoor. Had ik vanmiddag maar gekozen voor voetjes op de bank, waterkan en glas binnen handbereik, een emmertje water op de grond om de voeten af en toe te koelen en de EVA (mijn favoriete tijdschrift) op schoot. Zoveel beter dan wandelen bij 33°C.

Serieus, wie mij na hitte en activiteit aantreft schrikt zich een opvlieger. Bij een wedstrijdje wie de roodste kop heeft, win ik het van een aardbei. Wat blijft na het wegtrekken van de kleur? Een knallende koppijn. Het is mijn huidige omstandigheid.
   Daarom vraag ik vooraf vergeving voor alle onzin die volgt. De hitte maakt me ontoerekeningsvatbaar. Waar ik anders volledig toerekeningsvatbaar ben, dat weet je toch?

Daten
Zo val ik met de warmte binnen en vertel gewoonweg dat Celine aan het daten is geslagen. Blijkbaar is ze het vrijgezellige leven zat en kiest het liefjespad.
   Terwijl zij die weg neemt, vorm ik mijn eigen gedachtespinsels. Denk aan doorslaande successen of complete rampenplannen.

Ik zie voor me hoe madam valt voor een jongen die nog erger ADHD’er is dan zijzelf en voorzie hoe dat samen ons huis in stuitert. Ik neem me alvast voor hen vaker in de zomer dan ’s winters te inviten. Door de drukte naar buiten te verhuizen, krijgen alle bewegingen, gekwebbel en stuiter ruimte en lucht, kijk maar omhoog - zoveel space. Binnenshuis komt alles op me af.

ADHD
Afijn, ik ken ADHD. Beter gezegd, Celine’s ADHD is mij niet vreemd. Ik dacht dat ik het zelfs gewend was. Nu blijkt anders. Waarschijnlijk omdat ik me vaker wil concentreren op het werk en dan ontsnap. Laptop onder de arm en hup naar de bieb, Joinn of een werkruimte bij Van Houten&Co.

Kijk, die dochter van me is geweldig. Vaak vol leven. Haar knopje staat altijd aan, meestal zingend. Ze zingt de nachtegalen de boom uit en waar de beste zangers uitgezongen zijn, gaat zij onvermoeibaar door.
   Als ze dan eens stil is, maakt ze geluid in een hoest, kuch, zucht, tikkende voet of een wind. Door dan te vluchten, kan Celine vrij zichzelf zijn en ik ongestoord werken. Two happy people.

Vluchtgedrag
Moet je nagaan dat ik daarmee mijn heilige der heilige ontvlucht. Alsof die spot ineens minder verheven is. Het is de enige plek in huis die 100% van mij is, daar waar mijn bureau en schildershoek zijn (in de serre). Niemand mag daar zonder mijn toestemming rondneuzen.

Woensdag weigerde ik weg te gaan. Ik was aan het werk en Celine wilde beneden hardop lezend leren.
   ‘Mooi niet! Ik werk nu en wil me volledig concentreren.’
   ‘Ik moet ook werken.’
   ‘Dat kan in jouw kamer.’
   ‘Jij kan ook naar jouw kamer.’
   ‘Dit is mijn kamer!’ Ik wijs met gestrekte arm naar de serre.
   ‘De huiskamer is ook mijn kamer.’
   ‘Niet voor hardop huiswerk, jij hebt je slaapkamer.’
   ‘Die heb jij ook.’
   ‘Staat daar mijn bureau? Trouwens, betaal jij huur?’
   ‘Nee!’
   ‘Mooi, nu betalen, anders heb jij niets te zeggen. Zolang jij niet betaalt, ben ik hier de baas en klinkt alleen het kraken van mijn hersenen en mijn geram op het toetsenbord.’ Bam! Einde discussie.

Kleinkindertjes
Stel ik me ineens Celine voor, met haar super ADHD vriend. Zij krijgen vast ooit mijn kleinkindertjes.
‘Mama, wil je oppassen?’
‘Hoe vaak?’
‘Drie dagen in de week en oh ja, we krijgen een drieling.’
‘Wauw, dat is ADHD in drievoud. I love erfelijkheid.’

Komt onze kindervriend Benjamin de kamer in.
   ‘Hij kan oppas worden.’
   ‘Ik? Oppassen? Op wie?’
   ‘Op mijn drieling.’
   ‘Op jouw drieling? Ben jij zwanger dan?’
   ‘Nee, maar stel dat.’
   ‘Prima, ik weet alleen niet of jij je kinderen dan levend terugkrijgt.’
   ‘Dat wordt het OPPASSEN OP EIGEN RISICO. Deal!’

Zeker deal, daar ben ik mooi onderuit gekomen. Rust!



ps. Het bekijken van deze video is geheel op eigen risico. Het geluid moet hard om het onzichtbare te horen. Ik schrok: wat ben ik streng! En dan die laatst seconde. Hahaha...

zondag 23 juni 2019

Herinneringen


Bad timing - bad planning
    Wat zou het leuk zijn als mijn blog zichzelf eens schreef, bijvoorbeeld vannacht.
    Ik schrijf: 23 juni 0.21 uur en zit met m’n laptoppie op schoot in de auto. We zijn op weg naar huis na een Midzomernachtwandeling.
    Gisteravond waagde ik een poging deze blog te schrijven. Het bleek niet de juiste avond. De goede schrijf-feeling maakte ik nou eenmaal eigen op zaterdagavond. Gek mens dat ik ben.

Tekens
Zo zit ik in de auto met een mega ruwe versie van gisteravond. Work to do, onderweg en straks thuis.
    Weet je wat het is? Door het schrijven voor de krant en vrijwilligerswerk vergeet ik soms te speuren naar de leuk in mijn eigen verhaal. Terwijl die favoriet blijft. Lekker los van voorgeschreven aantal tekens, soepele eisen of bedenken wat de ander wil weten, laat ik het liefst mijn eigen woorden stromen.
    Het werken met tekens is een leuk deel van mijn werk. Noem het de spannende fun ervan. Door weglating wordt een tekst kernachtiger, waar schrappen evengoed pijn doet. Het blijven mijn lieverdjes die de weg naar de prullenbak vinden. Au!

De Vlaswiek forever
Afgelopen week heb ik behoorlijk wat woorden geskipt. Wat bij één klus werkelijk zwaar was. Ik wilde zoveel meer vertellen dan de 3000 tekens die ik had.
    Het was na mijn bezoek aan de basisschool waar mijn kinderen acht en zes jaar geleden, dagelijks hun tijd vulden. Destijds heette die school de Vlaswiek, nu het Wereldwijs. Dat krijg je met fusies,  nieuwe namen. Voor mij blijft het de Vlaswiek, hoe vaak ze de naam veranderen of het gebouw aanpassen.
    Benjamin zat in de laatste groep acht van de Vlaswiek.

Oud?
Ik was er afgelopen donderdag te gast om een feestje mee te vieren. Een leerling won een verhalenwedstrijd en ik mocht dat vastleggen voor de (online) krant. Leuk!!! Nog leuker was de ontmoeting met de ene na de andere leerkracht van vervlogen tijden.
    We werden allemaal zes jaar ouder. Eén leerkracht was zelfs terug na een paar jaar elders werken. Geen spat verandert en ondertussen 38 geworden. Ze voelde zich zó oud.
    Kom ik aan. Hoe dacht ze dat ik me door haar voelde? Bejaard?

Herinneringen
Het gevoel van thuiskomen verraste me. Het voelde of men een donsjas (een neppe) over mijn schouder legde. Sweet memories popten op. Leerkrachten wisten de namen van mijn kinderen nog en vroegen naar hen inclusief een foto.
    De leerkracht van Benjamins groep acht had het zo bij het rechte eind, met het Grafisch Lyceum. Hoe gaaf om eigenmondig te vertellen dat hij school eindelijk vindt. De kleuterjuf van Celine hoorde dat ze haar groep-4-droom volgde en op de Christelijke Hogeschool Ede zit en juf wordt. Zij reageerde zo enthousiasme dat ze bijna door het plafond het groep acht lokaal in sprong.
    ‘Ze moet hier stage komen lopen, dan word ik haar mentor.’
    ‘Klein probleempje, ze kiest voor de bovenbouw. Jij bent toch onderbouw docent?’
    ‘Ik ben opgeleid voor alle groepen. Ik geef nu les aan groep 6.’
    ‘Als Celine dit hoort juicht ze met je mee!’

Pijnlijk
Het weerzien was gaaf. Ik ben levenslang trots op team Vlaswiek. Waar evengoed een pijnlijke herinnering boven komt dobberen. Zie me staan, de eerste week op het schoolplein. Ouders die elkaar aftasten.
    ‘Wat doe jij voor werk?’, vroeg een moeder.
    ‘Ik ben thuis-blijf-moeder.’ Ze draaide zich om en gunde me geen blik meer waardig. De duidelijke taal van non-verbale communicatie. Een moment later merkte een andere moeder op:
    ‘Wat leuk dat je daarvoor koos.’
    Verbazend hoe de één mijn lage zelfbeeld een trap omlaag gaf, waar de ander me zelfs weer deed fladderen. Fijn dat ik de laatste soms nog zie fietsen.

Luizenmoeder
Het schoolplein brengt me bij de serie de Luizenmoeder. Bagger vond ik het, want zo grof. De uitgespeelde situaties echter zo veelzeggend, zo naar de werkelijkheid en overdreven goed gespeeld. Ouders en hun herkenbare gedrag.
    Luizenmoeder ben ik nooit geweest. Die check-up moest in de week na elke vakantie, dat was mij te zwaar. Ik moest voorkomen dat draaiduizelingen opspeelden, als gevolg van de ziekte van Ménière. Hoe onbegrijpelijk (misschien) voor jou, ik moest de eerste week van vakanties en de eerste week na vakanties echt dimmen. Verandering van ritme bracht me compleet uit mijn evenwicht. Zo vroeg de kinderen van en naar school brengen en het thuis-werk weer oppakken vroeg veel en lokte aanvallen van duizelingen uit.
    Maar dit vergeten we even snel weer.

Betrokken
Alle andere weken was ik van de partij en ging mee bij het bezoeken van de kinderboerderij, hielp met paaslunches, was klassenouder, beschilderde ramen en zoveel meer. Meehelpen kon als thuis-blijf-mum vaak, wat ik als zegen ervaarde. Ik zou het zo weer doen!
    Maar zelfverzekerder! Meer zoals ik nu ben, daar moest ik dan weer een veertiger voor worden.
    Oh ja, bejaard!

zondag 16 juni 2019

IJspret


    ‘Irene, wil je een ijsje?’ Het klinkt als een vriendelijke vraag, maar Caroline dwingt me met flink hoofdknikken, noem het headbangen. Haar ge-ja-knik is zo overtuigend gevaarlijk dat ik bijna vrees voor een whiplash. Ze duldt duidelijk geen enkele vorm van tegenspraak.

Eigenlijk hoeft nooit iemand me twee keer te vragen of ik ijs wil, laat staan zo dwingend tegenover met te staan zwaaien met een ijslepel. Gelukkig is het geen mes.
    IJs en ik gaan samen als Marcel en drop. Ik heb echter geleerd niet meer direct antwoord te geven en eerst na te denken. Hiermee bewijs ik minder impulsief te zijn. Best wennen, zelfs voor mij.
    In mijn hoofd gaat het van: heb ik al gesnoept? Hoeveel dan? Wat voor dag is het? Kunnen mijn billen dit extraatje aan?
    ‘Irene, je wil toch wel?’ Klinkt Caroline ongeduldig. Zo ken ik haar niet. Zo dwingend, zo verleidelijk lekker. Dat ijs hè! Ik durf al bijna geen nee te zeggen. Een laatste afweging: ik heb geen tijd gehad iets te snoepen; het is zaterdag – snoepdag. En mijn bips? Die zie ik niet.

Ik kijk op. Caroline staat met een hoorntje in haar hand. In haar andere hand de ijsschep en opent de bak. Alsof ze wist wat ik je zou antwoorden. Ze kijkt nog één keer schattig smekend. Zo lieflijk, ze zou met die blik zelfs iemand die niet van ijs houdt, aan de ijs kunnen krijgen.
    ‘Jij wil echt van het ijs af hè?’
    ‘Valt het op?’

Het heeft alles te maken met het jeugdevenement waar ik te gast ben. Sommige mensen blijven altijd jong en welkom op zulke activiteiten. Dat klinkt beter dan uitleggen dat ik er puur was als meeliftende partner van de gitarist die gevraagd was een zanggroep te begeleiden. Waar manlief kan zeggen dat hij bij de organisatie hoort, voel ik me ineens crimineel illegaal.

Ik loop gewoon clandestien rond op het terrein. Dat is mijn mazzel als partner van de gitarist, moeder van een workshopleidster, tante van een crew-lid, vriendin van een andere crew-lid en word zowaar als blogger herkend.
    Echt, dat is wat zeg! Binnen korte tijd spreek ik verschillende mensen waarvan de meesten verwachten met één leuke uitspraak een plek in mijn blog te krijgen. Zo gemakkelijk gaat dat niet. Ik moet 800 woorden om die ene zin zien te bouwen. Dat is geen koud kunstje.

Om juist daar waar iemand het niet verwacht, zij die plek gewoon pakt.
    Ik loop over het terrein naar mijn dochter. Ze geeft een workshop handlettering. Ik glimlach naar een paar voorbijgangers en hoor ineens:
    ‘Heb je vandaag al inspiratie opgedaan voor een leuke blog?’ Ik draai me abrupt om.
    ‘Nog niet, maar wie ben jij?’ Net voor ze haar naam prijsgeeft, besef ik wie ze is. Haar naam noemen, zonder toestemming vind ik niet wijs, daarom noem ik haar Ingrid. Je verdient even deze plek meid! Dank voor je trouwe volgen.

Haalt Caroline me terug. Ze roept nog eens of ik een ijsje wil.
    ‘Ja, doe maar.’ Ik pak het gesprek met mijn vriend weer op. Niet beseffend dat Caroline drie keer vraagt welke smaken ik wil. Tja, slechthorend hè! Mijn vriend wijst me op Caroline en de drie te kiezen smaken.
    ‘Ik vind alles best, maar geen chocolade.’
    ‘Dus vind je niet alles best,’ antwoordt Caroline bijdehand.
    ‘Wil jij nou van het ijs af of niet?’
    ‘Ja, vooral van chocolade smaak.’
    ‘Die lust ik niet.’

Caroline kijkt schuin achter zich naar medeorganisator Aicha:
    ‘De zoveelste die niet van chocolade ijs houdt.’ Ze krijgt bijstand van Astrid.
    ‘Ik wist het wel, we blijven zitten met dat ijs.’
    ‘Check! Had mij dan ook gebeld, ik had het zo kunnen zeggen,’ roep ik er doorheen. ‘Het is toch algemeen bekend dat aardbei- en vanillesmaak het meest favoriet zijn? Volgens mij eet jij,’ ik kijk Aicha aan, ‘de rest van het jaar chocolade ijs. Het zijn de liefhebbers van chocolade ijs die denken dat iedereen daar het meest van houdt.'
    Ik neem mijn ijsje aan. Raak weer aan de klets met iemand anders en hoor na een kwartiertje:
    ‘Irene, wil je nog een ijsje?’
    ‘Ja hoor, doe maar.’ Ik heb geen zin om het hele bovenstaande verhaal te herhalen. Dat voegt niets toe.

Wat wel iets toevoegt? Ik heb heerlijk gesnoept van meer dan alleen deze ijsjes. Fruit spiesjes, een hamburgerbroodje, een stuk pizza, pesto macaroni en meer gezonds vulden mijn maag. Het beeld van een geweldige gitarist op het podium verwarmde mijn hart en Aicha?
    Zij likt van chocolade ijsjes, morgen, overmorgen, de dag daarna en daar voorbij. Zou ze er volgend jaar nog zo gek op zijn?

Ps. Het was een fantastische Experience - The Dream Edition!

zondag 9 juni 2019

Openingszin


   ‘Kotsmisselijk werd ik ervan! En dat op zondagochtend om 07.15 uur!’, zei hij twee weken geleden en keek me gelukkig minder groen aan als het klonk.
   ‘Ben je ziek? Beterschap!’
   ‘Als ik ziek was, zou ik hier nu niet zijn.’ Daar zei hij een waarheid als een kotsbakje. Bij ziekte zou zijn kop niet van achter een trolly vol kratten met fruit verschijnen. Wel zou het direct een stuk rustiger zijn op de groenteafdeling van de Albert Heijn. Maar hé, wie geen last van gekwetter of gedol wil hebben, kan beter ’s middags binnenwandelen.

Ochtenritueel
Nu stond hij bloody serious tegenover me:
   ‘Waarom was je zo misselijk dan?’
   ‘Van jouw blog!’
   ‘Wacht! Ho! Heb ik het nu ineens gedaan? Ik was er niet eens bij. Hoe is het mogelijk dat jij misselijk wordt van mijn blog.’
   ‘Jij hebt het misschien niet door, maar ik sta op zondag om 7:15 uur naast mijn bed, start de computer op, maak een bakkie en ga ervoor zitten.’
   ‘Wauw! Jij bent een echte fan!’ Ik applaudisseerde voor hem. Onderwijl bedacht ik dat ik er niet voldoende bij stil sta dat wanneer ik de blog geplaatst heb en opgelucht mijn bed in glij en me voorneem om asociaal lang uit te slapen, een ander ondertussen opstaat om mijn neergekwakte waarheden en bedenksels te lezen. Een betere reden om zo vroeg op te staan weet ik niet. Oh jawel, excuses voor hen die op zondag de kerk bezoeken. Goede zondag.

Openingszin
   ‘Blijft mijn vraag waarom je misselijk werd van mijn blog?’
   ‘Dat kwam door de openingszin. Mijn hoofd nog amper wakker, beker koffie in mijn hand, schrok ik de koffie over mijn hand en schone kleren.’
   ‘Hoe is het met je hand? Wat was de openingszin ook alweer?’ Wat ik niet liet zien was dat ik een blijdschapsdansje wilde maken. Via cursussen leerde ik dat de openingszin het belangrijkst is. Het maakt dat iemand blijft of verdwijnt. De druk rondom de openingszin is daarom hoog. Vaak is de starter het laatste dat ik bedenk, want pas wanneer het verhaal af is, kan ik bedenken waar het werkelijk om ging.
   Ineens wist ik de openingszin van die blog weer: Zeg, wat zit er een zand aan jouw ballen!

Veelzeggend
Het verduidelijkt best veel.
   Ten eerste: die beste man is overduidelijk een ochtendmens. Zie me elke maandag binnenwandelen als suffe niet-ochtendmens. Ik zie hem alweer druk in de weer en bedenk in een flits: waar ging mijn blog ook alweer over? Hij gaat er namelijk iets over zeggen. Het is zijn manier van feedback – de bovengenoemde misselijkheid wel de heftigste feedback vorm.
   ‘Vond je man het goed dat jij dat soort dingen met de héle wereld deelt?’
   ‘Ja! Toffe kerel hè? Hij wist natuurlijk direct waar het over ging. Geloof me: hij wist dat ik zijn Jeu de Boules ballen ging noemen. Waarom zou hij dat niet goed vinden? Het is mij meer dan duidelijk waar het mist gaat!’
   ‘Waar dan?’
   ‘In de kop van de lezer! Je kent me toch ondertussen goed genoeg om te weten dat geen krul op mijn kop zou durven schrijven over andere ballen dan die ballen? Zoals ik nooit zou schrijven over mijn maandelijkse partyweek en de vlag die dan niet buiten wordt gehangen. Echt, nu word ik misselijk! Heb je ergens een emmertje?’
   ‘Is een kratje ook goed?’

Vroege vogel
Een week later was ik zowaar om 08.30 uur in de winkel. Zelfs ik huiverde van mijn eigen frisse fruitigheid. Het kwam allemaal door een interview om 11.00 uur in Vierhouten. Ik vocht tegen de tijd.
   Bij mijn vroege betreden van de passage schrok de kipboer zich bijna voorover in de koeling en wreef de groenteman bij de AH zich in zijn ogen, terwijl ik zocht naar munt. Ik stond verdekt opgesteld achter een collega van hem. Voor het gemak noemen we haar Ingrid. Ineens riep hij iets.
   ‘Wat?’, riepen we in koor terug, waarop hij rolde met zijn ogen.
   ‘Jullie zijn zeker boven de veertig?’
   ‘Ja!’, klonk opnieuw getweeën. ‘Wat zei je nou?’, vroeg ik.
   ‘Ingrid, wil je aan die klant achter je vragen of ze soms in bed heeft geplast?’ Je had haar gezicht moeten zien. Haar ogen vielen van verbazing bijna tussen de zakken bamigroenten.
   ‘Hij zoekt wel heel vroeg ruzie, hè!’, probeerde ik haar verbazing te sussen. ‘Meng je vooral niet in deze onzin. Ik ken hem langer dan vandaag. Negeren lijkt me nu niet verkeerd. Hij is blijkbaar van slag omdat ik eens belachelijk vroeg in de winkel ben. Eigenlijk is dat alles.’
   ‘Bedplassen als smoes?’ Ingrid had het er moeilijk mee.
   ‘Ik vind het vooral lachwekkend bedacht. Ik beschouw de humor vooral als een warm welkom.’
    Wat blijft? Een goede openingszin aan deze onzin toe te voegen.

zaterdag 1 juni 2019

Declaraties


Het voelt nog elke maand nieuw. Zoals het nog elke maand genieten is, wanneer ik het declaratieformulier in vul en verstuur naar mijn baas. Wat ik vang voor de artikelen die ik schrijf deel ik lekker niet, zoals ik net zo min vraag naar jouw inkomen. Ga lekker zelf voor de krant schrijven en ontdek het.

Droog brood
Wat ik kan vertellen, is dat ik al vóór ik begon te werken voor het wekelijkse sufferdje, zoals mijn lief het noemt, wist dat het geen vetpot is. Ik werd er al op gewezen bij mijn sollicitatie.
   Ze logen niet. Van mijn loon kunnen we nog net ons dagelijks droog brood kopen. Ik ben er blij mee, maar gelukkig blijer met de eer van het schrijven. Het is zo leuk om mijn naam bij artikelen te zien en zelfs als het er niet bij staat te weten dat iets van mijn hand is.
   Het leukst is mensen te ontmoeten, geraakt te worden en zelf harten te raken. Ik hou zo van mensen en ontmoet sinds vorig jaar zoveel plaatsgenoten. Het vergroot mijn liefde voor Houten alleen maar. It’s my world!
   Ik mag er in groeien, professioneler worden en verdien er wat centen mee. Dat is werelds!

Beleg
Ben ik vooral heel gelukkig met manlief en zijn bedrijf. Dankzij hem eten we op het droge brood margarine met hagelslag of kaas met marmite en staat bij het zaterdagontbijt een vers glas sap naast mijn bord. Dat meneer de meeste monnies verdient, vind ik al járen geweldig. Dankzij hem maken wij ons geen zorgen.
   Tel daarbij op dat binnen afzienbare tijd geen kinderen het huis uit gaan. Lees de kranten maar, zij zeggen dat jongeren langer thuis blijven. Daarmee komt, zonder zelf meer te werken, meer geld binnen op mijn rekening. Noem het kostgeld.
   Herstel, onze gezamenlijke  rekening. Daarop valt niet zo op dat mijn muntjes een schijntje zijn op het hele eindbedrag.

Blut
Tot onze zoon tijdens een gezinsuitje geld van z’n pa vraagt en paps antwoord met:
   'Ik heb geen geld.' Wat helemaal zijn eigen schuld is. Hij maakte mij beheerder van de gezamenlijke rekening, ook wel huishoudpot en staart zichzelf blind op de zakelijke rekening. Ieder beheert wat ie aan kan, zeg maar. De verschillen zijn groot en daarom is het wijs om te scheiden. De één maakt elke maand de pot bijna leeg, de ander richt zich op de toekomstpot. Ieder is professioneel op eigen gebied. Goed geregeld, zou ik zeggen.

Status
   Daarom kan mijn man ineens roepen dat hij geen geld heeft en vervolgt met:
   'Irene, heb jij geld?'
   'Natuurlijk schatje.' Kijk me zwaaien met het phonehoesje waar mijn bankpasjes wonen. 'Ik heb altijd geld.' De monden van onze kinderen zakken tot hun borstkas.
   'Papa? Hoezo heb jij geen geld?', vraagt Benjamin die even huivert voor zijn niet op handen zijnde verjaardagscadeau.
   'Gaat het niet goed met de zaak?', klinkt Celine angstig.
   'Natuurlijk gaat het goed met de zaak, maar thuis is een heel andere zaak. Ik krijg geen geld van mama, dus heb ik niks.’ Dat oogt echt zielig nu ik het zo schrijf.
   ‘Heerlijk om ten minste over zoiets bijzonders baas te zijn, naast baas van het huishouden en de kinderen en hun bijbehorende opvoeding.’ Zo klinkt mijn verantwoording alles bij elkaar ineens best tof, niet? Krijg ik nu een beetje status, voor hen die status belangrijk vinden?
   Mij boeit status verder voor geen cent.

Declaratiefout
Wat mij wel boeit, is dat degene die mij aangenomen heeft me mailt en complimenteert voor het goed invullen van de declaraties. Tja, formulieren invullen is wel aan mij besteed. Het heeft iets te maken met mijn perfectionistische hebbelijkheden: geef me iets in te vullen en het zal perfect zijn. Niet omdat ik nooit fouten maak, wel omdat ik alles zes keer check. Net als blogs en elk artikel dat ik schrijf. Is heus niet maar zo geschreven en klaar. Het is een behoorlijk proces, een berg werk, alles bij elkaar.

Kilometervergoeding
Zegt de content manager:
   'Je mag ook kilometers declareren.'
   'Dat kan toch niet als ik de auto niet gebruik?’
   'Je declareert dan gewoon de gefietste kilometers.'
   'Maar ik wandel bijna altijd.'
   'Zelfs dat mag je declareren. Het scheelt vast iets op de declaratie.'
   Al goed. Nu houd ik netjes de wandelkilometers bij en verbaas me over de gelopen afstanden. Meestal is dat rond de drie kilometer (heen en terug). Natuurlijk ken ik uitschieters omhoog, maar stiekem stelt het niet zoveel voor.
   Toch ging afgelopen maand mijn declaratie inclusief kilometervergoeding richting baas en berekende ik wanneer ik naast ons droog brood nieuwe wandelschoenen kan kopen. Kom ik zomaar uit op drie en een half jaar. Dat scheelt inderdaad heel veel.
   Daarom blijf ik bij de krant werken, want het schrijven is zo leuk!