zondag 9 juni 2019

Openingszin


   ‘Kotsmisselijk werd ik ervan! En dat op zondagochtend om 07.15 uur!’, zei hij twee weken geleden en keek me gelukkig minder groen aan als het klonk.
   ‘Ben je ziek? Beterschap!’
   ‘Als ik ziek was, zou ik hier nu niet zijn.’ Daar zei hij een waarheid als een kotsbakje. Bij ziekte zou zijn kop niet van achter een trolly vol kratten met fruit verschijnen. Wel zou het direct een stuk rustiger zijn op de groenteafdeling van de Albert Heijn. Maar hé, wie geen last van gekwetter of gedol wil hebben, kan beter ’s middags binnenwandelen.

Ochtenritueel
Nu stond hij bloody serious tegenover me:
   ‘Waarom was je zo misselijk dan?’
   ‘Van jouw blog!’
   ‘Wacht! Ho! Heb ik het nu ineens gedaan? Ik was er niet eens bij. Hoe is het mogelijk dat jij misselijk wordt van mijn blog.’
   ‘Jij hebt het misschien niet door, maar ik sta op zondag om 7:15 uur naast mijn bed, start de computer op, maak een bakkie en ga ervoor zitten.’
   ‘Wauw! Jij bent een echte fan!’ Ik applaudisseerde voor hem. Onderwijl bedacht ik dat ik er niet voldoende bij stil sta dat wanneer ik de blog geplaatst heb en opgelucht mijn bed in glij en me voorneem om asociaal lang uit te slapen, een ander ondertussen opstaat om mijn neergekwakte waarheden en bedenksels te lezen. Een betere reden om zo vroeg op te staan weet ik niet. Oh jawel, excuses voor hen die op zondag de kerk bezoeken. Goede zondag.

Openingszin
   ‘Blijft mijn vraag waarom je misselijk werd van mijn blog?’
   ‘Dat kwam door de openingszin. Mijn hoofd nog amper wakker, beker koffie in mijn hand, schrok ik de koffie over mijn hand en schone kleren.’
   ‘Hoe is het met je hand? Wat was de openingszin ook alweer?’ Wat ik niet liet zien was dat ik een blijdschapsdansje wilde maken. Via cursussen leerde ik dat de openingszin het belangrijkst is. Het maakt dat iemand blijft of verdwijnt. De druk rondom de openingszin is daarom hoog. Vaak is de starter het laatste dat ik bedenk, want pas wanneer het verhaal af is, kan ik bedenken waar het werkelijk om ging.
   Ineens wist ik de openingszin van die blog weer: Zeg, wat zit er een zand aan jouw ballen!

Veelzeggend
Het verduidelijkt best veel.
   Ten eerste: die beste man is overduidelijk een ochtendmens. Zie me elke maandag binnenwandelen als suffe niet-ochtendmens. Ik zie hem alweer druk in de weer en bedenk in een flits: waar ging mijn blog ook alweer over? Hij gaat er namelijk iets over zeggen. Het is zijn manier van feedback – de bovengenoemde misselijkheid wel de heftigste feedback vorm.
   ‘Vond je man het goed dat jij dat soort dingen met de héle wereld deelt?’
   ‘Ja! Toffe kerel hè? Hij wist natuurlijk direct waar het over ging. Geloof me: hij wist dat ik zijn Jeu de Boules ballen ging noemen. Waarom zou hij dat niet goed vinden? Het is mij meer dan duidelijk waar het mist gaat!’
   ‘Waar dan?’
   ‘In de kop van de lezer! Je kent me toch ondertussen goed genoeg om te weten dat geen krul op mijn kop zou durven schrijven over andere ballen dan die ballen? Zoals ik nooit zou schrijven over mijn maandelijkse partyweek en de vlag die dan niet buiten wordt gehangen. Echt, nu word ik misselijk! Heb je ergens een emmertje?’
   ‘Is een kratje ook goed?’

Vroege vogel
Een week later was ik zowaar om 08.30 uur in de winkel. Zelfs ik huiverde van mijn eigen frisse fruitigheid. Het kwam allemaal door een interview om 11.00 uur in Vierhouten. Ik vocht tegen de tijd.
   Bij mijn vroege betreden van de passage schrok de kipboer zich bijna voorover in de koeling en wreef de groenteman bij de AH zich in zijn ogen, terwijl ik zocht naar munt. Ik stond verdekt opgesteld achter een collega van hem. Voor het gemak noemen we haar Ingrid. Ineens riep hij iets.
   ‘Wat?’, riepen we in koor terug, waarop hij rolde met zijn ogen.
   ‘Jullie zijn zeker boven de veertig?’
   ‘Ja!’, klonk opnieuw getweeën. ‘Wat zei je nou?’, vroeg ik.
   ‘Ingrid, wil je aan die klant achter je vragen of ze soms in bed heeft geplast?’ Je had haar gezicht moeten zien. Haar ogen vielen van verbazing bijna tussen de zakken bamigroenten.
   ‘Hij zoekt wel heel vroeg ruzie, hè!’, probeerde ik haar verbazing te sussen. ‘Meng je vooral niet in deze onzin. Ik ken hem langer dan vandaag. Negeren lijkt me nu niet verkeerd. Hij is blijkbaar van slag omdat ik eens belachelijk vroeg in de winkel ben. Eigenlijk is dat alles.’
   ‘Bedplassen als smoes?’ Ingrid had het er moeilijk mee.
   ‘Ik vind het vooral lachwekkend bedacht. Ik beschouw de humor vooral als een warm welkom.’
    Wat blijft? Een goede openingszin aan deze onzin toe te voegen.