‘Kotsmisselijk werd ik ervan! En
dat op zondagochtend om 07.15 uur!’, zei hij twee weken geleden en keek me
gelukkig minder groen aan als het klonk.
‘Ben je ziek? Beterschap!’
‘Als ik ziek was, zou ik hier nu
niet zijn.’ Daar zei hij een waarheid als een kotsbakje. Bij ziekte zou zijn
kop niet van achter een trolly vol
kratten met fruit verschijnen. Wel zou het direct een stuk rustiger
zijn op de groenteafdeling van de Albert Heijn. Maar hé, wie geen last van gekwetter
of gedol wil hebben, kan beter ’s middags binnenwandelen.
Nu stond hij bloody serious
tegenover me:
‘Waarom was je zo misselijk dan?’
‘Van jouw blog!’
‘Wacht! Ho! Heb ik het nu ineens
gedaan? Ik was er niet eens bij. Hoe is het mogelijk dat jij misselijk wordt
van mijn blog.’
‘Jij hebt het misschien niet
door, maar ik sta op zondag om 7:15 uur naast mijn bed, start de computer op,
maak een bakkie en ga ervoor zitten.’
‘Wauw! Jij bent een echte fan!’
Ik applaudisseerde voor hem. Onderwijl bedacht ik dat ik er niet voldoende bij
stil sta dat wanneer ik de blog geplaatst heb en opgelucht mijn bed in glij en
me voorneem om asociaal lang uit te slapen, een ander ondertussen opstaat om
mijn neergekwakte waarheden en bedenksels te lezen. Een betere reden om zo
vroeg op te staan weet ik niet. Oh jawel, excuses voor hen die op zondag de
kerk bezoeken. Goede zondag.
Openingszin
‘Blijft mijn vraag waarom je misselijk
werd van mijn blog?’
‘Dat kwam door de openingszin. Mijn
hoofd nog amper wakker, beker koffie in mijn hand, schrok ik de koffie over
mijn hand en schone kleren.’
‘Hoe is het met je hand? Wat was
de openingszin ook alweer?’ Wat ik niet liet zien was dat ik een
blijdschapsdansje wilde maken. Via cursussen leerde ik dat de openingszin het
belangrijkst is. Het maakt dat iemand blijft of verdwijnt. De druk rondom de
openingszin is daarom hoog. Vaak is de starter het laatste dat ik bedenk, want pas wanneer het verhaal af is, kan ik bedenken waar
het werkelijk om ging.
Ineens wist ik de openingszin van
die blog weer: Zeg, wat zit er een zand aan
jouw ballen!
Het verduidelijkt best veel.
Ten eerste: die beste man is overduidelijk
een ochtendmens. Zie me elke maandag binnenwandelen als suffe niet-ochtendmens. Ik zie hem
alweer druk in de weer en bedenk in een flits: waar ging mijn blog ook alweer
over? Hij gaat er namelijk iets over zeggen. Het is zijn manier van feedback – de
bovengenoemde misselijkheid wel de heftigste feedback vorm.
‘Vond je man het goed dat jij
dat soort dingen met de héle wereld deelt?’
‘Ja! Toffe kerel hè? Hij wist
natuurlijk direct waar het over ging. Geloof me: hij wist dat ik zijn Jeu de
Boules ballen ging noemen. Waarom zou hij dat niet goed vinden? Het is mij meer
dan duidelijk waar het mist gaat!’
‘Waar dan?’
‘In de kop van de lezer! Je kent
me toch ondertussen goed genoeg om te weten dat geen krul op mijn kop zou durven
schrijven over andere ballen dan die ballen? Zoals ik nooit zou schrijven over
mijn maandelijkse partyweek en de
vlag die dan niet buiten wordt gehangen. Echt, nu word ik misselijk! Heb je ergens een
emmertje?’
‘Is een kratje ook goed?’
Vroege vogel
Een week later was ik zowaar om 08.30 uur in de winkel. Zelfs ik huiverde
van mijn eigen frisse fruitigheid. Het kwam allemaal door een interview om
11.00 uur in Vierhouten. Ik vocht tegen de tijd.
Bij mijn vroege betreden van de
passage schrok de kipboer zich bijna voorover in de koeling en wreef de groenteman
bij de AH zich in zijn ogen, terwijl ik zocht naar munt. Ik stond
verdekt opgesteld achter een collega van hem. Voor het gemak noemen we haar Ingrid. Ineens riep
hij iets.
‘Wat?’, riepen we in koor terug,
waarop hij rolde met zijn ogen.
‘Jullie zijn zeker boven de
veertig?’
‘Ja!’, klonk opnieuw getweeën. ‘Wat
zei je nou?’, vroeg ik.
‘Ingrid, wil je aan die klant achter
je vragen of ze soms in bed heeft geplast?’ Je had haar gezicht moeten zien. Haar
ogen vielen van verbazing bijna tussen de zakken bamigroenten.
‘Hij zoekt wel heel vroeg ruzie, hè!’,
probeerde ik haar verbazing te sussen. ‘Meng je vooral niet in deze onzin. Ik
ken hem langer dan vandaag. Negeren lijkt me nu niet verkeerd. Hij is blijkbaar
van slag omdat ik eens belachelijk vroeg in de winkel ben. Eigenlijk is dat
alles.’
‘Bedplassen als smoes?’ Ingrid had
het er moeilijk mee.
‘Ik vind het vooral lachwekkend
bedacht. Ik beschouw de humor vooral als een warm welkom.’
Wat blijft? Een
goede openingszin aan deze onzin toe te voegen.