zondag 3 april 2016

Propjes


Vorige week zaterdag (één dag vóór Pasen) verzuchtte een vriendin luid en met paaseitje in de hand:
    ‘Ik zal blij zijn als Pasen voorbij is.’
    ‘Wauw, Pasen moet nog beginnen en jij bent er al klaar mee?’
    ‘Ik kan geen chocolade ei meer zien.’
    ‘Eet jij ze allemaal op dan? De andere optie is laten staan als decoladeratie.’
    ‘Dat kan ik niet. Ze moeten gegeten worden.’
    ‘Gewoon doen,’ zei ik en weet dat ik overal vanaf kan blijven, zolang ik er maar af blijf. Dat is zelfbeheersing! Bij paaseitjes kan ik mezelf krachtig beheersen na de vierde op een dag. Praten we echter over M&M’s, dan ben ik bij de eerste verloren en eindig ik onderin de bowl. Wie was zelfbeheerst?

Na Pasen ontdekte ik dat onze eitjes nóg steeds niet op waren en zette ík het op een zuchten.
    ‘Ik hoop dat die eitjes snel op zijn.’
    ‘Jij als hoofd inkopen heb dat in de hand. Jij lust ze toch ook?’
    ‘En of ik ze lekker vind, maar die papiertjes.’
    ‘Inderdaad, waarom zitten die er eigenlijk omheen?’
    ‘Hé ja, het zou veel gemakkelijker zijn als ze er niet waren hè. Dan kon je ze nog sneller opeten. Dat papiertje is alleen maar gedoe. Liever zou je zien dat ik ze er voor je afhaal.’
    ‘Goed plan, hier!’ Marcel houdt een eitje naar me op. Ik kijk er vies naar.
    ‘Die papiertjes zitten er vast omheen vanwege hygiëne. Om te voorkomen dat grijpgrage ongewassen handen niet alle eitjes bevruchten met bacillen. Hoe denk je trouwens het verschil tussen de melk en praliné-crunch eitje te herkennen zonder het o-zo-herkenbare papiertje?’
    ‘Daarom dus.’ Hij steekt er weer twee in zijn mond; bij hem gaat alles met twee.
    ‘Toch blijf ik me verheugen op de dag dat ze op zijn.’
    ‘Oh ja, dat zei je. Waarom?’
    ‘Dat vertel ik je zo, eerst dit opruimen.’ Ik wijs naar drie  propjes in en bij elkaar gedrukte papiertjes van bovengegeten chocolade-eitjes.

Die propjes zijn het werk van mijn man. Hij drukt de papiertjes zo hard in elkaar dat ik nooit meer  ontdek hoeveel hij er op heeft. Hij zou zich achter de bank moeten schamen. En ondertussen nog steeds geen grammetje aankomen. Terwijl ik bij elk eitje afzonderlijk voel waar het aankomt: floep, eentje op mijn linker bil. Ploef, eentje op mijn rechter bil. Flats, eentje op mijn onderbuik. Plets, de laatste op mijn bovenbuik. Echt flut dus.
    Als ze hun weg wat hoger zouden zoeken hoor je me niet: ploep, twee op mijn linkerborst en bèm, twee op mijn rechterborst.

Om te zien dat meneer weer een propje op tafel smijt.
    Heb ik al verteld van de bijval die hij sinds dit jaar geniet? Als ik zeg: zo-vader-zo-zoon, snap jij genoeg. Waar eerst rode propjes de tafel sierden, vind ik nu blauwe propjes op de bank, op tafel en zelfs op de grond.
    Zo-moeder-zo-dochter fratsen zijn in deze niet te ontdekken. Celine ruimt niet mee op, maar laat geen propjes achter. Dat helpt het meest. Waar ik dagenlang elke dag propjes ruim. Anders blijft het maar liggen. Heel stom, dat weet ik.

Dus stop ik met propjesruimen. De peoples in mijn gezin doen het vanaf nu maar zelf. Ik heb er zin in en begin met Benjamin. Nu!
    Hij zit relaxt achter de pc film te editen. Wat jammer nou dat hij bij zijn oren gegrepen wordt. Echt blij kijkt hij niet, zeker niet naar mij. Wat weer scheelt; we zijn samen niet blij.
    ‘Jij! Nu! Propjes opruimen! Als ik daarna nog iets tegenkom, gaan we in de herhaling; kom ik je weer halen.’ Nog amper los gelaten, kijkt meneer direct beter onder het kussen dan ooit. Hij tilt het zelfs op, tuurt onder de bank en voelt in de bankkieren.

Marcel stapt net binnen en schrikt van mijn blik op zoonlief.
    ‘Benjamin moet al zijn propjes opruimen. As we speak! Daar, die zijn van jou! Weg ermee Marcel!’
    Hij neemt me bloody-seriously (het zou tijd worden), pakt zijn propjes van tafel en loopt gehoorzaam achter Benjamin naar de prullenbak.
    ‘Kinderen zijn moeilijk! Dit waren dus de laatste propjes die ik ooit nog zie, mannekes! Duidelijk?’
    ‘Ja, mama,’ klinkt tegelijk met: ‘Ja, Irene.’

Zitten we ’s avonds film te kijken, grijpt Marcel in de schaal met paaseieren. Ik ben er ineens weer helemaal bij. Ik kijk hem aan van: wij begrijpen elkaar wel hè? Hij eet zijn eitjes, legt de verpakseltje op zijn been, pakt er een boek bij en strijkt elk papiertje super glad over de kaft van het boek. Onderwijl smikkelt hij van de chocolaatjes. Meneer buigt naar voren en legt de papiertjes liefdevol op tafel. Ik ben woest! Hoe durft hij.
    ‘Zie jij hier een propje?’