Je kent ze wel: twee-onder-één-kaps-huizen. Best luxe is dat, aan één
kant geen buur te hebben. Wacht dat hebben wij ook als hoekwoning van een vier-onder-één-kaps-huis.
Ik blijf nu echter hangen in de straat met twee-onder-één-kaps-huizen. Daar waar
een vriendin van Celine woont.
Als we het huis naderen is het afwachten of er parkeerplek is vóór het huis. Daar
sta ik het liefst, op het terrein van het gastteam. Daar wordt ik tenslotte
verwacht en niet daarnaast.
Zeker is dat ik mijn auto niet zonder meer op de parkeerplek naast het huis zet. Wie ben ik om mijn karretje te
deponeren op de plek van de heer des huizes? Ik ben in ieder geval niet de
vrouw des huizes.
Het is al snel duidelijk: de enige vrije plek ligt vóór het huis van de
buren. Ik zie een tuin omheind door een heg.
Houd even in je achterklep dat
ik met respect omga met andermans property. Daarom zet ik de auto expres niet te dicht bij de heg. En mijn bijrijder, Celine
zonder rijbewijs, moet er wel uit kunnen.
‘Je zit tegen mijn heg!’
Geschrokken trekt Celine haar
deur direct dicht en kijkt me met grote ogen aan. Ik weet ook niet waar ik het
heb.
‘Ik zit helemaal niet in zijn
heg.’
‘En ik zit in mijn autostoel,
maar wie zei dat?’, zeg ik onthutst. Ik kijk door de voorruit, schuif even
extra voorop de stoel. Ik zie niemand voor mijn auto, ook niet laag bij de
grond. Dat zou ik trouwens gezien hebben bij het naderen van deze plek. Ik kijk
in de zijspiegels, achteruitkijkspiegel en over mijn schouders. Het klinkt als
de eerste rijles, vind je niet? Er is niemand te bekennen.
‘Celine, doe je deur eens een
klein stukje open. Even luisteren of die stem weer klinkt.’ Ze pakt het handvat
beet en kijkt me onzeker aan. Ik knik goedkeurend en voorzichtig trekt ze de
hendel omhoog. De deur klikt uit zijn vergrendeling en dochterlief duwt
voorzichtig en langzaam de deur open. Er
klinkt geen stem. Wel kan ik bekijken hoe ver we bij de heg vandaan staan.
Daarom buig ik een beetje over Celine heen en kijk door de kier naar buiten.
Hoezo zit ik tegen zijn heg!
Zo hangend bij Celine zie ik
ineens een man op de bovenverdieping bij het geopende raam staan en deins terug.
Niet in de eerste plaats omdat hij enorm onvriendelijk kijkt. Het zou me niets
verbazen als ie zo een geweer op me richt. Meer nog schrik ik van zijn
verschijning.
‘Celine, staat daar nou een man
in zijn blootje?’
‘In ieder geval in zijn blote
bast. Vind je het goed als ik de rest niet wil weten?’
‘Bah! Kom, niet kijken en uitstappen,
maar doe voorzichtig met de heg.’
‘Maar die man kijkt nog steeds,
ik durf niet.’
‘Je kan heus zonder de heg aan
te raken naar buiten of je komt aan mijn kant de auto uit.’
Ze verkiest de bestuurders kant als uitgang. Ik snap het wel. Dat ‘je zit
in mijn heg’ klonk echt heel bedreigend.
Deze man haalt ineens iets baldadigs in mij los. Ik heb zin om
werkelijk mijn auto een millimeter van de heg af te parkeren of laat hem maar in
zijn naakte bedoelinkje naar buiten komen als ik met mijn derrière werkelijk in
zijn heg zit. De politie mag er bij komen. Kan ik bewijzen dat ik niet in
zijn heg zit, maar hij wel in zijn blote nakie buiten staat.
Ik sta op het punt in te stappen in mijn auto, maar wordt gelukkig in
mijn smeedsels gestoord.
‘Hé Irene en Celine, daar zijn
jullie,’ klinkt ineens achter ons.
‘Jij bent gelukkig
enthousiaster dan je buurman!’
‘Oh, wat deed je fout dan?’
‘Niets, maar dankzij een
zuchtje wind op het moment dat Celine de deur opende denkt hij dat wij een
blaadje van zijn heg hebben geruïneerd en staat daar boven te zwaaien met zijn
borsthaar en geweer.’
Een dag later rij ik diezelfde straat in om Celine en een paar
vriendinnen af te zetten, nadat ik ze elders opgehaald heb. Eén keer raden wie in
de raamopening staat? Jawel, meneer buurmans! Ik rij trefzeker de straat in.
Scheur redelijk pittig de parkeerplek van buurman op en rem met piepende
banden op de plek. Dat kan allemaal zo lekker met de auto van mijn man, die is
een beetje groter, breder en langer dan de mijne. Zeg maar imposanter. Ik heb ‘m
twintig centimeter van de heg af staan en open het raam.
‘Meiden, gooi de deuren maar
open, we zijn er!’, roep ik zo hard dat meneer het mee moet krijgen.
‘Nee!,’ roept de vriendin van
Celine in paniek uit. ‘Je staat te dicht op de heg.’
Ze is te laat, want Celine heeft de deur al opengeduwd.
Dat gaat vlot met een schuifdeur.