zaterdag 16 december 2017

Militair



    ‘Ik wilde vanmiddag het park in, maar het is wel heel nat hè? Zo mis je vandaag heel wat stappen!’, zei mijn schonema, toen we er laatst op bezoek waren. Deze vrouw heeft geen enkele relatie met social media, leest geen enkele misbare update van mijn hand en weet toch dat ik compleet doorgewandeld ben. Nog mooier is dat ze me aan mijn dagelijkse doel wil helpen.
    Alleen nu even niet, want het water viel met tonnen uit de hemel.
    ‘Ach ma, no worries, mijn zaterdagse kleding is niet wandelproof, bovendien heb ik mijn regenjas niet mee. Die stappen zet ik vanavond wel. Dan trek ik jouw zoonlief van de bank en gaan we er samen nog even om heen.’
    ‘Hij moet wel mee, je gaat niet alleen in het donker!’
    ‘Ik? Alleen in het donker? Nooit! Duisternis en ik zijn vijanden.’

Zo werd ik herinnerd aan deze update op facebook:


Waarbij de reactie van mijn schoonzus (haar naam weg gekrast, iets met privacy) er uit sprong (gevolgd door mijn antwoord):



Boy! Do I need therapy! Ben ik nog wel te helpen met hondenangst, enge mannenvrees en donker bangte? Andere bibberaties nog niet eens genoemd, vertel ik met trots dat ik niet bang ben voor muizen. Dat is one down!

Terug naar mijn schoonzus. Dat ze mij aan een hondje koppelt is niet gek. Haar werk is met en voor hondjes. Kijk gerust eens hier: www.vivaelperro.com en www.vivaelperrodoghotel.com
    Wel opletten hè? Ik schreef hondjes, want ze werkt volgens mij niet met honden van het formaat Brutus. Je weet wel, Brutus is mijn grootse en zeer gevaarlijke (denkbeeldige) hond. Het enige bewijs van zijn bestaan is de hondenriem aan de kapstok.

Ik bedenk dat Brutus net zo denkbeeldig is als mijn angst voor donkerte en die enge man in het bos. Hoe kan die man zoveel macht hebben dat ik wegblijf?
    Daartegenover is daar mijn man, die met me meevoelt en -denkt. Hij wil de bosveiligheid voor zijn wijfie garanderen en ziet de oplossing zeker niet in het formaat hondje dat schoonzus voor zich ziet. Die enge man zou er mogelijk over struikelen en maar zo op mij vallen.
    De betere oplossing ziet manlief in de vorm van een militair en pakt zijn Phone er bij.
    ‘Ik bel gelijk maar even naar defensie.’
    ‘Defensie?’
    ‘Ik wil eens per week een militair inhuren zodat jij één keer per week het bos in kan. Hoe veilig is dat?’
    ‘Het idee van een persoonlijke beschermer staat me werkelijk aan, maar het idee van een mitrailleur in mijn rug, bezorgt me toch weer een vreesje. Ik weet het nog niet schatje.’ Hij legt de telefoon weer weg.

Ik raak gefrustreerd! Gewoon wandelen is toch niet teveel gevraagd?
    Tot ik een vriend sprak die zo’n twee jaar in Nederland woont en nog hard studeert op onze vreselijk moeilijke taal. Hij woont dichter bij het bos dan ik, maar komt er volgens mij nooit. Bij wijze van grap vraag ik:
    ‘Jij bent toch niet die enge man?’
    ‘Natuurlijk niet, zie ik er eng uit?’
    ‘Nou je het zegt, nee!’
    ‘Wandel jij maar waar jij wil. Niet alle mannen eten knappe vrouwen!’ Mijn mond valt open bij deze geweldige uitspraak. Wat mij betreft een prachtig nieuw spreekwoord.
    ‘Morgen ga ik gelijk het bos in.’

Zo gezegd zo gedaan. Ik strikte mijn wandelschoenen vast, trok mijn mooie rode jas aan, hing mijn tas over mijn schouder en trok de deur achter me dicht. Vol vertrouwen en de uitspraak van die vriend herhalend liep ik dapper het bos in. Ik voelde me sterk en moedig.

Voor even, want tijdens het wandelen wil ik nog wel eens gaan denken. Zo gingen mijn gedachten: ben ik eigenlijk een knappe vrouw? Wat doet zo’n man dan met lelijke vrouwen? Wat als die man mij lelijk vindt? Word ik dan met huid en haar… Erger nog, wat als die man blind is en niet ziet of ik knap of lelijk ben?

Ineens hoor ik in gedachten wat mijn vader vroeger (toen ik nog naar hem luisterde) zei:
    ‘Je moet gewoon doen alsof je een man bent.’ Die tip kan wel eens de beste zijn, want die militair, Brutus en die knappe vrouw zijn leuke bedenksels, maar helpen me hier en nu totaal niet. Lopen als een vent eens te meer!
    Daar ga ik: ik trek mijn borst in, prop mijn krullenkop onder de muts, mijn tasje onder mijn jas. Zo lijkt het of ik een bierbuik heb. Ik zet brede schouders op, vergroot mijn stappen en loop wijdbeens verder. Ik brom met mijn laagst mogelijke stem:
    ‘Ik ben een echte kerel! En als je niet oppast, eet ik je op!’