zaterdag 25 september 2021

Gezwam

Tijdens onze afgelopen vrijdagavondwandeling besefte ik ineens dat ik eerder in de week een maffe droom had:
    ,Hé Marcel, ik droomde van de week weer iets.’
    ,Was het weer zo’n rare droom?’
    ,Tja, je kent me: raar mens, absurde dromen.’
    ,Wil ik dan wel weten wat je droomde?’
    ,Geen idee, ik vertel het toch wel.’
    ,Dus, heb ik een keus?’
    ,Natuurlijk, je kunt de andere kant op lopen.’
    ,Maar ik blijf liever bij jou, dus vertel.’
    ,Nou, hou je vast.'
    ,Waaraan?' Ik keek snel om me heen en vroeg me af: waaraan kan hij zich vasthouden bij mijn schokkende droom? Ineens zag ik het:
    ,Aan een grasspriet.'
    ,Goed ik heb er een, vertel.'
    ,Ik stonk uit mijn bek.’
    ,Oh, troost je, dat was niet zo. In ieder geval had ik er geen last van.’
    ,Gelukkig maar.’
    ,Nou, zo gelukkig was ik niet hoor.’
    ,Hoezo dan? Wat heb ik nou weer uitgespookt in de nacht? Gepraat, gewandeld? Ik kan onmogelijk je dekbed hebben gestolen, ik heb een eigen dekbed. Wat deed ik nou weer verkeerd?’
    ,Je snurkte.’
    ,Oh, ik pak je gewoon terug. Jij snurkt elke nacht. Ik af en toe.’
    ,Ja, maar jij hard.’
    ,Ja ja, hele bossen zeker weer.’
    ,Het hele Zwarte Woud.’
    ,Alsof ik daarnaartoe gewandeld ben in mijn slaap.’
    ,Wandelde jij maar gewoon naar boven.’
    ,Bedoel je dat ik naar zolder had moeten wandelen?’
    ,Ja, ga daar maar slapen.’
    ,Dat is een foute gedachtenkronkel! Als jij last hebt van mij, kun jij naar boven. Ik slaap namelijk.’
    ,Nee, als jij mijn last bent ga jij naar boven.’
    ,Ho! Hier gaat iets goed mis. Als jij koorts hebt, moet ik naar boven. Als ik koorts heb, zou jij naar boven moeten, maar nee, ik moet naar boven.’
    ,Ja, precies. Als ik snurk ga jij naar boven; als jij snurkt ga jij naar boven. Als ik last heb van jouw gezweet ga jij naar boven; als jij last hebt van mijn gezweet ga jij naar boven. Als jij in je slaap praat ga jij naar boven; als ik in mijn slaap praat ga jij naar boven.’ Ik ben zo langzamerhand helemaal klaar met mijn man. ,Toch sneu,’ zegt ie nog even snel.
    ,Dat toch wel?'
    ,Ja, er staat boven niet eens een bed.’